| |
| |
| |
Vijfde hoofdstuk
Sinterklaas was voorbijgegaan, het heerlijkste feest dat Heleentje kende. Nooit, ook niet toen ze nog een klein meisje was, had ze geloofd dat de Goede Sint heusch leefde, maar ze wist, ze voelde, dat soms in de menschen de lust boven kwam, vriendelijk en goed te zijn voor anderen, - ze deed daar zelf aan mee, en genoot meer, dan ze zou kunnen uitspreken.
Het Kerstfeest werd bij de familie Hiking niet gevierd met geschenkjes en een verlichten boom, en was daardoor voor de kinderen niet te vergelijken met het Sinterklaasfeest, - maar iets bijzonders was het wel, want vader las het Kerstverhaal voor uit den Bijbel. En hij zei: Ik begin bij het tweede hoofdstuk van het Evangelie volgens Lukas.
Heleentje herinnerde zich die woorden nog van verleden jaar, en weer voelde ze, hoe vreemd het was, dat vader dit zei tegen de kinderen, en niet vroeg of ze het begrepen, en niets nader uitlegde. Haar oogen werden groot van aandacht, en ze keek vader aan, om te zien hoe zijn gezicht was, als hij al die wonderlijke dingen zei. ‘En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met groote vreeze’. - Maar toen vader zoo ver gekomen was, zag Heleentje toch eigenlijk zijn gezichtniet meer. Ze dacht aan een uitgestrekte heide met schapen, alles was donker, maar de engel alleen was licht, zoodat de herders hem duidelijk konden zien.
Vader las voort: ‘En de engel zeide tot hen: Vreest
| |
| |
niet! want ziet, ik verkondig u groote blijdschap’. De woorden ‘groote blijdschap’ deden Heleentje's hart sneller kloppen, en ze zag de vreugde in de oogen van de herders, maar ook nog iets van de vrees om het ongelooflijke. En zooals de herders, zoo keken ook Adri, en Frank en Bert. Moeder niet, die glimlachte een beetje, - en doordat Truusje op haar schoot zat, leek ze op Maria met het kindje Jezus. En vader - Heleentje dorst naar vader niet goed te kijken, omdat zijn stem anders werd, nu hij de woorden van den engel nasprak. Maar heel even keek ze toch, en zag dat vaders oogen als sterren waren. Misschien had de engel ook zulke oogen gehad.
Na het lezen van het Kerstverhaal, gingen de verdere vacantie-dagen heel rustig voorbij. Het was vroeg donker, en het miste veel. Vader zat weer op zijn studeerkamer, en zei, als hij beneden kwam, dat hij prettig gewerkt had.
- Leiden de kinderen je niet af? vroeg moeder eens - want Adri en Frank slopen graag met een boek naar boven.
- Nee, antwoordde vader - ik laat me niet afleiden.
- En? vroeg hij met een hoofdknik in de richting van Heleentje - zal dit kind later ook haar plaatsje bij me innemen? of blijft ze bij moeder, om te leeren naaien en koken?
Op dat oogenblik voelde Heleentje zich heel klein.
Ze wachtte of moeder misschien voor haar antwoorden zou, maar moeder zweeg. Toen zei ze:
- Ik wil wel leeren, - maar niet al die dingen van school.
| |
| |
- Heel goed, zei vader, er zijn nog zooveel andere dingen - muziek, bijvoorbeeld.
Haastig zei het kind: - We hebben geen piano.
- Neen. - Hoe zou je het vinden, Heleentje, als we deze zomer eens niet naar buiten gingen, maar we kochten een piano?
Heleentje bloosde. - Ik zou het erg goed vinden, maar de anderen....
- Als je eens niet aan de anderen denkt?
- Ja, dan.... Naar buiten gaan is ook erg heerlijk, en Frank heeft gezegd, dat hij niets om muziek geeft. Vader glimlachte eens even. - Het zou natuurlijk prettiger zijn, zei hij, als we het één konden doen, en het ander ook. Nou, ik zal er hard voor werken.
Ze sprong op hem toe, en sloeg haar armen om zijn hals. - Vadertje! - Kindje! Dus jij wordt later piano-juffrouw. En vader zong: Jan, daar ligt een kip in 't water - en toen moest Heleentje lachen, want vader kon niet zingen. Ze keek moeder eens aan, die gaf haar een knipoogje. - Lieve vader, dacht het kind.
Den drie en twintig sten Januari was vader jarig.
Een week daarvoor had Bert zijn zusje meegetroond naar de gang, zijn oogen glinsterden, en hij praatte geheimzinnig fluisterend. Ze gingen naast elkaar op de trap zitten.
- Hoor eens, begon hij daar - andere kinderen hebben een grootvader en een grootmoeder.
- Wij hebben ook een grootmoeder, zei Heleentje, maar ze had dadelijk spijt van die woorden, want ze zag dat Bert's gezicht betrok.
- Nou ja, die komt haast nooit bij ons - moeder
| |
| |
zegt dat ze ziek is, en zonder grootvader is het toch ook niet zoo leuk.
- Dat is waar, zei Heleentje, en ze dacht aan mijnheer du Ferry, die den laatsten tijd nogal eens bij hen kwam, alleen of met zijn vrouw.
- En daarom, ging Bert voort, en praatte nog heescher, daarom wou ik aan mijnheer en mevrouw du Ferry vragen, of ze onze grootvader en grootmoeder willen zijn.
Heleentje kon het niet helpen, maar ze barstte in lachen uit. Meteen begon Bert haar om haar ooren te slaan.
- Ben je mal! houd op! Ze weerde zijn handen af, zag toen zijn oogen, groot en ernstig.
- Je mag niet lachen, - het is toch heelemaal niet zoo gek, ik weet waar ze wonen, dan gaan wij er eens naar toe, en ze hebben een tuin, daar kunnen we in spelen.
Heleentje werd nadenkend. - Ja, maar zouden ze dat prettig vinden?
- We kunnen het toch vragen? En als ze zeggen dat het goed is, dan krijgen ze van mij een albumpje met onze portretten. Eerst vader en moeder, en eronder geschreven hoe ze heeten, en waar ze geboren zijn - weet jij dat precies?
Heleentje luisterde nu aandachtig.
- En dan wij, van de oudste af, natuurlijk, - maar je moet me helpen om kiekjes op te zoeken. Die van vader en moeder, die boven mijn bed hangen, plak ik er de laatste dag in, anders ziet moeder dat ze weg zijn. Het albumpje heb ik op school gemaakt onder handen-arbeid.
| |
| |
- Maar wat is de laaste dag? vroeg Heleentje.
- Als vader jarig is, want dan komen ze 's avonds, dat heb ik moeder hooren zeggen.
Heleentje moest plotseling weer lachen, maar ze hield haar handen voor haar ooren. - Wou je ze dan opa en oma noemen? - niet slaan hoor!
- Zooveel kinderen, zei Bert, noemen iemand tante, die heelemaal geen tante is, en dat vindt niemand gek - dus dit is ook niet gek.
- En als ze nee, zeggen - krijgen ze dan het albumpje niet?
- De kleine jongen dacht even na. - Groote menschen zeggen niet: nee.
In haar hart geloofde Heleentje dat ook, en dus zweeg ze een oogenblik.
- Wil je dat albumpje vast eens zien? vroeg Bert, - het is erg netjes geworden. En heb jij een portretje van jezelf, en van Adri?
Het zusje aarzelde. - Ik heb wel oude kiekjes van ons tram-abonnement, maar het is aardiger, als jij het alleen doet, dan is het een echte verrassing, en dan hoefje niet te zeggen dat ik je geholpen heb. - Ze voelde zich niet heelemaal op haar gemak, ze geloofde dat het een beetje ‘gek’ was wat Bert wilde doen, maar hij was drie jaar jonger dan zij. Zij wilde het niet tegen hem zeggen, maar zij was er te oud voor.
Ze hoorde hem zuchten. - Als je dan maar voor me wilt uitrekenen, wanneer we allemaal geboren zijn, vooral van vader en moeder, dat is een beetje moeilijk voor me. Adri in 1920 - is dat goed? ik tel het op mijn vingers af, als ik 's avonds in bed lig.
| |
| |
- Ja, dat is goed; - ik zal het voor je opschrijven. Nu sloeg ze een arm om haar broertje heen. - Ik denk dat mijnheer du Ferry het erg aardig vindt.
- Ja, zei Bert, als hij maar grootvader wil zijn, zie je. Heleentje knikte; ze voelde ook, dat dàt het voornaamste was.
En het werd 23 Januari. De zon scheen dien dag helder, en de ontbijttafel zag er heel anders uit dan gewoonlijk, want moeder had er bloemen op gezet.
Heleentje voelde haar hart een beetje raar kloppen, als ze aan het plan van Bert dacht. 's Middags zaten ze weer even samen op de trap.
- Alles is klaar, fluisterde de jongen. Hij zat pas in de eerste klas, maar voor hij naar school ging, kon hij alle letters al schrijven.
Moeder riep hen binnen, en liet een groote taart zien, die mijnheer en mevrouw du Ferry hadden laten sturen.
- Ai, zeiden ze, en Bert's gezichtje straalde. Hij keek Heleentje eens aan, - ze vonden die taart een goed voorteeken.
Toen de gasten gekomen waren, dien avond, dacht het meisje: Ik zou het niet durven, en ze wilde dat Bert nu maar gauw met zijn brief voor den dag kwam, - en het volgend oogenblik wilde ze maar liever, dat hij het heelemaal niet zou doen.
Mevrouw du Ferry vroeg naar grootmoeder. - Ze komt zelden haar huis uit, antwoordde moeder, en ze weet van geen datums, dus zeggen we ook maar niets. Maar mijn man gaat morgen wel even naar haar toe, met wat lekkers, een groot stuk van uw heerlijke taart bijvoorbeeld.
| |
| |
Kort daarop zei moeder: De kleintjes moeten bijna naar bed. - Had Bert het gehoord? dacht Heleentje. Ze keek de kamer rond, en zag hem niet.
Maar toen ging juist de deur open en hij kwam binnen. Hij liep naar mijnheer du Ferry toe, en overhandigde zijn briefje. - Alstublieft, zei hij alleen - en toen heel even stotterend: Ik moet op antwoord wachten.
Heleentje zag, dat iedereen plotseling keek en luisterde. Bert bleef kaarsrecht naast mijnheer du Ferry staan. Die opende de enveloppe en las. - Heleentje zag heel even zijn neusvleugels trillen. Toen gaf hij den brief aan zijn vrouw; die las ook, en zei iets in een vreemde taal.
- Zal ik je het antwoord zeggen, - of moet ik het opschrijven? vroeg mijnheer.
- Opschrijven, alstublieft. Bert was ineens zoo verlegen, dat hij bijna niet dorst te praten.
Mijnheer haalde een vulpen uit zijn vestzakje en schroefde er langzaam den dop af. Bert loosde een diepe zucht, maar niemand lachte of zei iets. Een oogenblik later liep het kind de kamer uit met zijn brief, en kwam bijna onmiddellijk weer terug met een klein pakje in zijn hand. Zijn gezicht stond nog altijd ernstig. Weer zei hij niet anders dan: Alstublieft. Maar toen mijnheer du Ferry het pakje had open gemaakt, vouwde hij zijn handen over het albumpje heen en zei: Nu moet ik eerst eens vertellen wat er gebeurd is. Bert heeft mijn vrouw en mij uitgekozen tot grootmoeder en grootvader, en we willen heel graag gekozen zijn.
Vader riep: Hoezee! en alle anderen stemden daar- | |
| |
mee in. En nu, eindelijk, begonnen Bert's oogen te glinsteren, en voelde Heleentje zich weer heelemaal blij worden.
- En we hebben iets gekregen, ging mijnheer voort. Hij bladerde in het albumpje. - Ha, de portretten van onze kinderen en kleinkinderen, en de datum van hun geboorte. Dat is uitstekend van je bedacht, Bert, ik dank je wel. - Die jongen, Albert, heeft fantasie, maar ook gevoel voor de werkelijkheid - dat wordt een knappe man.
- Vader glimlachte. - Ik denk het ook, omdat hij nu al zoo goed kiezen kan.
- Bij deze vreugde moeten we een stuk taart eten, zei moeder. - Nu was Heleentje de eerste die juichte: Ja, ja, hoeral
Het werd een onvergetelijke verjaardag. -
|
|