| |
| |
| |
8
Haar bruidsjapon van zware, koningsblauwe zijde hing over een stoel in de kamer, die tot in de hoeken helder was verlicht. De vloer was met zeskantige, Provençaalse tegels belegd, en ook de meubelen waren nieuw, alleen de muren, door Rite zelf gekalkt, waren onveranderd gebleven. Het onderhuis had nu een glazen deur en een groot, uitgebouwd raam in de zijwand, waarachter Michel zijn produkten zou tonen, - de kinderen van het dorp stonden er al te kijken. Een schuur, tevens stal voor Babette, was in aanbouw.
Michel Cordès toonde veel energie zowel in het ontwerpen, als in het verkrijgen van het goede materiaal en Arnolfi gaf al zijn tijd aan de uitvoering van de plannen. Ook Antoine bemoeide er zich mee en Argot, de burgemeester, had grote belangstelling. ‘Weet u, beste Cordès,’ had Rite hem horen zeggen, ‘later saneren we het dorp als de gemeentekas flink is gespekt door het bouwvallige; naast uw huis, tegen de heuvel op, kan dan een plantsoen komen.’
‘Naast huize Puyvot,’ zei Michel, - maar toch had Rite zich vreemd gevoeld aan dit alles. Ze was met haar aanstaande man naar Nice gereisd om inkopen te doen, hij was het die de stof en de kleur voor haar bruidsjapon aanwees, haar schoenen koos, meubelen uitzocht en niet ophield met inkopen en bestellen, zodat het haar voorkwam, alsof ze een gestolen buit in één dag moesten omzetten in goederen, haastig, zonder tijd voor overleg. Telkens trachtte ze hem te remmen door een gefluisterd woord, een hand op zijn arm, - maar hij was onverstoorbaar, hinkte rond en liet zich nog meer tonen. Hij had jaren, jaren overlegd, zei hij haar, eindelijk het huis gevonden dat hij had gezocht, de vrouw die hij niet had durven zoeken, - nu was het tijd van handelen. Het verbaasde haar hem zo zeker te zien, hij, die wankelend ging, weifelde niet in zijn keuze. - Wat betekende daarnaast haar vaste loop,
| |
| |
heel haar lichaamskracht?
Nu keek ze rond in de helder verlichte kamer, er brandde een lamp boven de nieuwe aanrecht, boven het kleine buffet van bijna wit berkehout, boven de stalen tafel met het onbrandbare, niet te krassen of te vlekken bovenblad. De japon was blauw als de hemel bij sterrenlicht; ze moest hem opnemen en boven in de kast hangen. Deze nacht sliep ze nog alleen, - morgen werd ze getrouwd. In haar werkkleren zou ze de geit buiten brengen - de druivenoogst kon wachten - dan hier terugkomen, het grote bed spreiden, zich kleden voor de plechtigheid. ‘Voor het feest,’ zei Michel, - maar zij was bang voor dat woord en vertrouwde zijn luchthartigheid niet. ‘Gaat dat zien, gaat dat zien,’ had hij vrolijk geroepen, ‘een bruidspaar dat niet gearmd loopt, want de bruidegom gaat teveel overstag, en zij schrijdt als een woudloper.’ Ze dorst niet te vragen of hij het meende, maar de gedachte was haar lief dat ze naast hem zou gaan op haar eigen wijze en ze besloot het stilzwijgend zo te doen - morgen.
Ze liet de muurlamp halverwege de trap branden en doofde de andere lichten. Een schreeuw dicht in de buurt deed haar stilstaan en luisteren - de hoge kreet van een vrouw, die als een vlam naar buiten sloeg, overgaand in een verward stemmenrumoer, waar opnieuw een gekrijs uit opschoot. Rite liep naar de deur en snelde de stoep af. Tussen de fontein en het pensionaat stond een kluwen vrouwen, vechtend en joelend, met Trude Carol in het midden, die probeerde haar gezicht met de handen te beschermen. Rite drong op hen in, rukte een paar jonge meisjes met wilde haren los van hun prooi, verbaasd over de eigen kracht, omvatte beschermend de forse romp van Trude en deinsde bijna terug voor dat weke vlees. Ze keek de verlichte gang in, de buitendeur stond wijd open en zei plotseling gebiedend: ‘Naar binnen, het dorp hoeft dit niet te weten, allemaal naar binnen.’ Trude was in een paar stappen bij de fontein en bette haar gezicht met een natte zakdoek.
| |
| |
‘Het dorp,’ werd er gemompeld, ‘het dorp weet alles, van mijnheer den pastoor, van dit en dat’ en weer steeg er gejoel op. Rite volgde, dreef de laatsten voor zich uit, drong allen de grote keuken in. Ze dansen nu niet op de tafels, dacht ze, maar dit is erger - en wat moet ik doen? Twee pensionaires van middelbare leeftijd, die niet mee naar buiten waren gekomen, keken weifelend op. Met luide stem vroeg Rite: - en het was haar of ze die stem voor het eerst hoorde ‘Kunt u mij zeggen wat er is gebeurd?’ Meteen wendde ze zich tot de vechtlustigen: ‘U moest zich schamen dit huis in opspraak te brengen, van waar ik woon heb ik u horen schreeuwen.’
‘Voor opspraak zorgt Carol zelf wel,’ zei een donker meisje en knipte met de vingers. Een zware, jonge vrouw, met roodachtig geverfd haar zei minachtend: ‘Bah, haar particuliere leven gaat ons niet aan, maar dat ze ons voor een schijntje laat werken en zelf de meeste winst opstrijkt, dat nemen we niet.’
‘Ze heeft een kiosk, madame, daarboven,’ viel een ander in, ‘we zijn hier voor onze rust, maar staan er om beurten, winkelpersoneel voor bijna niets, en zelf moeten we voor haar prullen het volle pond geven.’
‘We eisen een basis van fifty-fifty,’ zei een heel flets meisje. Rite vroeg: ‘Maar u hòeft er niet te staan, wel?’
De deur ging open en de eigenaresse kwam binnen, - haar gezicht was rood en paars gezwollen. Ze had de laatste woorden gehoord en zei rap: ‘Natuurlijk, ze hoeven niet, ik stel hun in de gelegenheid een zakcentje te verdienen, wat afleiding te hebben, mensen te zien, - maar het is tuig, tuig! Wie neemt de risico - wat heeft dat winkeltje me niet gekost? Ze moesten dankbaar zijn voor een beetje arbeidstherapie, - maar ze zijn liever ziek en lui.’ Ze beurde het gekneusde hoofd op. ‘Zeg nou zelf, Rite, jij werkt ook hard - en met een wijd armgebaar: ‘Mademoiselle Puyvot is de bruid, morgen wordt het huwelijk ingezegend, u kunt allemaal gaan kijken - behalve ik, met mijn geschonden gezicht.’ De vrou- | |
| |
wen wendden zich naar Rite, sommigen lachten.
‘Ze heeft haar bruidsjapon nog niet aan,’ zei Trude luid, ‘ze zal morgen haar geit nog wel buiten brengen in haar werkplunje - u kunt haar altijd tegenkomen met Babette. Maar wacht eens, haar man is een artiest, - dat wordt een bijzonder huwelijk.’
Rite beet zich op de lippen, bijna had ze gezegd: ‘Hij is kreupel,’ maar ze dacht aan de japon over de stoelleuning, aan haar lichte kamer met de vele lampen, aan Michels manier van geld uitgeven, - en het duizelde haar bijna. Ze hoorde een der rustige oude vrouwen zeggen: ‘Ik heb een dichte voile voor u te leen, madame Carol, en een beetje perubalsem doet wonderen.’
Twee meisjes grepen elkaar en begonnen te dansen. ‘Fiftyfifty,’ zei het fletse kind weer en keek Trude met starre ogen aan. Die klapte in de handen.
‘Morgen valt er over nieuwe voorwaarden te praten; nieuw? - we zullen het nauwkeurig berekenen, u krijgt inzage in de boeken,’ maar ze zag dat de belangstelling was verflauwd, er werd bij radiomuziek gedanst, de paar oudjes gingen genoeglijk zitten kijken, er hing geen dreiging meer in de lucht.
Trude wenkte haar vriendin met de ogen en wees op de oude sofa; zodra ze zaten begon ze zacht: ‘Je weet niet hoe gek die kinderen zijn; onder het avondeten was alles nog koek en ei, weliswaar minderde het vreemdelingenbezoek. Wie hier het volle seizoen trof, had het best, - enfin, je gunde een ander ook wat, enzovoort. We hebben nog plezierig met elkaar afgewassen; natuurlijk begonnen er een paar over mannen te praten, en Adrienne, dat verwelkte kind, vroeg wat we vanavond zouden gaan doen. Ik heb pingpong voorgesteld, maar dat vond geen instemming en die grote meid met het geverfde haar was beledigd omdat ik heb gezegd dat ze te veel zeep gebruikte bij de afwas - nou bid ik je. Zij zijn gaan hartenjagen, maar Adrienne kan de kaarten niet vasthouden. Later werd het een polonaise in de gang, met veel lawaai, -
| |
| |
gelukkig is de buurman doof, maar jij hebt een scherp gehoor - of misschien deed je juist de deur open om je bruidegom uit te laten. Die woont zolang in de pastorie, hè?’ Ze trok even met de schouders. ‘Antoine is ook net gek, het nieuwste zal zijn dat hij heiligenbeeldjes gaat verkopen in de kerk, door jouw man gemaakt. - Als je een nieuwe kleur zoudt weten te vinden voor Maria, heb ik hem horen zeggen, - en dan in een pocket-editie... De jacht naar geld is als een besmettelijke ziekte. Mijn gezicht doet pijn,’ zei ze plotseling en legde een hand op haar jukbeen. - ‘ik zal het die krengen niet laten merken.’
Voorzichtig zei Rite: ‘Ze dansten een polonaise in de gang en toen?’
‘Toen zijn ze naar buiten gegaan en begonnen elkaar met water uit de fontein te gooien, zoals kinderen doen, en te gillen. Ik heb gezegd: laat dat, we zijn allemaal al gedoopt, - en wie me toen het eerst heeft beetgepakt, weet ik niet, maar dat fletse kind heeft geroepen: voel eens hoe mals ze is! en toen zijn ze me gaan knijpen. - Het is bespottelijk - heb ik te veel toegegeven, vind je? In het dorp wordt natuurlijk gekletst, ieder mens heeft zijn zwakke steeën - en dan nog zijn gezicht.’ Ze schamplachte even en ging voort: ‘Soms ben ik populair en zelfs geliefd, dan vechten ze wie er naast me mag lopen en dan ineens... Nou ja, liefde ligt vlak bij haat.’
Achter hen werd nog gedanst, maar zonder opwinding, bijna plichtmatig.
‘Morgen trouw je, - ik hoop dat je daar verstandig aan doet, die stroom van vreemdelingen kan zich verplaatsen, maar je man schijnt geld te hebben.’
Rite stond op. ‘Ik heb mijn huis, zei ze, en mijn akkers.’ Ze groette de oude vrouwen met een hoofdknik, nam bij de deur afscheid van Gertrude, haar het beste wensend. Buiten was het stil, de sterren flikkerden achter een nevel. Ze boog om de fontein heen; - altijd het lispelen van dat water, dacht ze. Ze sliep langer dan gewoonlijk, die morgen, het was om | |
| |
zeven uur nog nauwelijks licht en Babette kon zo vroeg niet meer naar buiten. Ze wilde het bonzen van haar hart zo lang mogelijk bedwingen. Alles is gewoon, zei ze zichzelf, alleen zal ik niet werken vandaag. Je kunt het vergelijken met een begrafenisdag, waarvan je er twee hebt gekend, - maar toen viel er te koken en te redderen in huis. Nu zou ze alleen het bed moeten opmaken, gisteren nog had ze de vloer gedweild en ook beneden was alles schoon. Eén dag, moest ze maar denken, één dag zou het leven stilstaan, dan stond ze weer op en liep mee in de gewone tred. Nee, ze gaf zelf de pas aan, ze schiep het leven naar haar wil, het had haar grootte, haar hartslag, - ook toen haar vader nog leefde, die meende dat ze hem ondergeschikt was.
Ze stond op en waste zich van top tot teen; toen trok ze de grijze jurk aan die ze van madame Dutour had gekregen en daarbij de zachte schoenen, gekocht voor de bruiloft van Justin en Berthe. Het huis omlopend naar de nieuwe stal, nam ze de deur op, die nog niet in haar scharnieren hing, en molk de geit. Het licht was aarzelend begonnen, laag aan een grote, grauwe hemel. Hoe fijn en krinkelend was het straaltje melk, dat met een hoog zingend geluid in haar kom spoot! Babette stond rustig als altijd, met heel licht bewegende flanken, waarvan de warmte afstraalde. Ach ja, ze merkte weer alles op alsof het nieuw was en om de glans van het nieuwe bewaard moest blijven, - maar je wist nooit wat er oud zou worden en toch zou je alleen die dingen moeten bewaren, die een heel lang leven zouden hebben. Of haar huwelijk oud zou worden? Het was nu de vierde oktober en ze liep het huis binnen met de melk, waarvan ze een scheutje in de koffie zou doen om het bijzondere van de dag. At ze het ochtendbrood voor het laatst alleen? Misschien was Michel een langslaper, - misschien wilde hij pas eten nadat hij had gewerkt, zoals haar vader. Ze moest hem het brood voorzetten, maar of hij dat zo letterlijk had bedoeld? Ze geloofde van wel, - ze was ervoor gezwicht.
| |
| |
Toen ze had ontbeten, liep ze naar de oude jongenskamer en haalde nog een deken voor het bed. Ik wil vooraan liggen, dacht ze, Michel mag me het uitzicht niet ontnemen en bovendien moet ik het eerst kunnen opstaan. De kamer had maar een klein venster en Rite wist vanuit het bed niet meer te kunnen zien dan een smalle strook groen. In haar jeugd had ze achter gesloten luiken moeten slapen - wat deed het ertoe? Nu voelde ze toch het bonzen van haar hart, terwijl ze met gestrekte armen het bed opmaakte. Wees edelmoedig, dacht ze, - woorden die van een ander leken te komen, maar door de herhaling al meer eigen werden: Wees edelmoedig. Toen ze klaar was, keek ze rond in haar huis. Het was nu half negen en om elf uur werd ze op het gemeentehuis verwacht. Hoe laat Michel kwam, wist ze niet, hij was telkens op reis, ze had hem de laatste dagen niet gezien, er viel zoveel te overleggen en te beslissen in verband met het werk. - Nu moet ik gaan, zei ze zichzelf, gaan zonder mijn schoenen stuk te lopen, leven zonder vermoeid te raken. Voorzichtig liep ze de stoep af, luisterend naar de kreupele stap van Michel. Nee, hij mocht nog niet komen, ze wist niet wat te doen met dit bonzende hart...
Ze boog naar links en beklom de heuvel; de kleurige cocacola-stoeltjes leken wonderlijk verstijfd, de kiosk van Trude was nog gesloten. Ze liep het oude poortje door, zag de klok zonder slinger in zijn open vierkant hangen, liep door het ruwe gras naar een vijgeboom aan de gebroken muur en plukte een rijpe vrucht, die zo zoet was als in haar jeugd. Nu voelde ze het dralende in zich komen van het kind dat wil spelen en nog alleen is, liep slenterend door de wilde tuin en stond een poos bij de lage borstwering uit te kijken over de vele daken van he dorp. Toen ging ze erug naar de vijgeboom en plukte opnieuw. Langzaam spleet ze de donkerpaarse vrucht, zag het rode vlees met de heel kleine pitjes en zette haar tanden erin. Toen ik een kind was, dacht ze, vond ik iedere rijpe vrucht die ik at de lekkerste, een abrikoos, een | |
| |
perzik, een zure appel - en nòg. Nu zou ik een goede muskaatdruif willen proeven, ik ben niet gauw verzadigd en een vijg lust ik altijd. Ze zocht er een uit die bijna rot was en liep al etend weer over het ruige veld. - Opeens kwam haar het gevoel buiten de tijd te zijn geraakt en ze schrok even, maar bedwong die schrik meteen weer, het kon nog niet laat zijn, ze had geen klok gehoord. Toen daalde ze van de helling af aan de steile kant, dichtbij de garage van Drieux, die ze buiten zag staan. - Ik mag hier niet lopen, dacht ze, mijn schoenen worden nat, maar ik zoek een plekje voor mijn geit.
Drieux liep zijn huis in zonder op haar te letten, zij stak de weg over naar haar terrassen. ‘Nu is alles betoverd,’ mompelde ze en keek naar Tolliac aan de overkant, dat in het jonge tegenlicht één grijze burcht geleek, een bouwwerk sinds lang aan de natuur teruggegeven. Ze zag de wijnstok van nabij, de olijven, de gesnoeide rozen, onbewust van het mensenwerk aan hen gedaan. Haar blik schampte langs de torens van hotel Rinolli, ze riepen geen herinnering in haar op en haar hart sloeg weer normaal. Ze nam de terugweg door het ‘rijke straatje’ en sloeg de steeg in naar de Barjoffs.
Line zoogde haar kind en slaakte een kreet van verrassing. ‘Ah, Marguerite, is het niet vandaag de grote dag?’
‘Ja, maar het is nog vroeg.’ Ze boog zich over de baby, een nietig, bleek kindje, dat een handje met gespreide, haast blauwe vingertjes op de volle moederborst had gelegd en rustig dronk. - Ging het goed met de baby, was ze al aangekomen?
- Ze had nu het gewicht van bij de geboorte terug, zei de moeder, - de dokter was tevreden. Nu kriebelde ze het kindje in de hals. - ‘Niet in slaap vallen, klein meisje’, en tegen Rite: ‘ze is bijna te lui om te drinken. - Waarom willen wij dat ze leeft? vraagt Nicolai; - dan is hij weer helemaal de ongeluklige uitgewekene - maar dat mogen wij niet vragen, ze is ons geschonken.’ Had Rite iets gemerkt van een oproer bij Trude Carol? Twee pensionaires waren in alle vroegte om een beeld- | |
| |
je gekomen, gunden madame Carol geen deel van de winst. Nicolai kon opeens zo'n tegenzin hebben in dat kleine gescharrel om een beetje winst, - dan zag hij uitgestrekte korenvelden voor zich en eindeloze bossen, waarover zijn vader hem had verteld. Ze had gehoopt dat hij zou genezen door een kind, een gewone stakker worden zonder dat romantische tintje van een graaf te zijn.
Rite keek de steeg uit. - Ze moest voort, zei ze - een oproer? - Och, al die vrouwen, ze dansten en stoeiden 's avonds wat. Haar broer en schoonzuster kwamen van de overkant. Tot ziens!
- Nu liep ze de kortste weg naar huis om Babette te halen, die ze onder de olijven zou laten weiden. De blauwe japon zou ze op het laatste ogenblik aantrekken, als Argot al in het gemeentehuis was. Voor haar stoep vond ze Michel in druk gesprek met Arnolfi. Hij had een kort, zwart jasje aan en een zwart met grijs gestreepte broek. Zodra hij haar zag, gingen zijn ogen wijd open en hij nam haar hand.
‘Marguerite, ook in deze jurk ben je mooi; - ik heb gedroomd vannacht dat je de kerk inliep op blote voeten en in een gescheurde rok, en Antoine noemde je de bruid van de Wijngaard des Heren.’ Hij en Arnolfi lachten.
‘Ik kom Babette halen,’ zei ze, ‘ik zie dat jij ook nog werkt.’ Hij antwoordde: ‘Ik heb zoveel gekocht, het zou je duizelen. Arnolfi bouwt een oven in de schuur voor het gewone aardewerk en in de werkplaats komt een elektrische porseleinoven, ik heb het eindelijk beslist. En dertig stenen heb ik besteld voor de draaischijf - dat is nog maar een begin. Ronde stenen van verschillende grootte, je zult het alles zien. Ik denk ook over een naam voor het bedrijf, voor het produkt. Wat vind je van Ma Croix? dat heeft mijn initialen, en een kruisje is gauw gemaakt.’
‘Ma Proie,’ zei de aannemer met een handgebaar naar Rite, maar zij wendde zich naar de stal en hij nam de deur voor haar weg. Ze hoorde Michel zeggen: ‘Dat is omdat ik mijn | |
| |
naam zou willen afzweren en Puyvot heten, maar jij kent dit ambacht niet. Het kruis is beter.’
Ze palmde de ketting in die over de grond sleepte.
‘Blijf jij hier?’ vroeg ze, ‘ik verwacht Justin en Berthe.’ Meteen ging ze Babette voor, sloeg de hoek om langs de kerk. De zon was nu boven de heuvel uit en scheen haar recht in het gezicht, de hemel was teer blauw geworden. Ze dacht aan de zuigeling van Line Barjoff, een erbarmelijk kindje met die dunne, blauwe vingertjes, en het was toch al vier weken oud, geboren de dag van haar verdwaald zijn aan de overkant, toen ze Michel op haar stoep vond zitten in de avond. Dat leek lang geleden, bijna als in een ander leven.
Met haar beide handen dreef ze de ijzeren pin in de grond, aaide Babette over de kop en klom omhoog.
Op de rand van de fontein zat Trude Carol weer te midden van aanhankelijke jonge vrouwen. ‘Ha, die Rite!’ riep ze, en toen de ander voor haar stond: ‘Goed zo, meisje, ik zou haast zeggen: dat heb je van mij geleerd, van je oude vriendin: je nooit onder de indruk tonen. Daar zit ik met mijn gekneusde wangen en weet het niet.’ Ze schudde even met het hoofd en ging voort: ‘de kinderen hebben excuses gemaakt, het is meer dan ik had verwacht en straks komen we allemaal naar het bruidspaar kijken. Ben je al gekleed? Deze japon is netjes, maar ik heb hem meer gezien. Weet je waarover we praatten? Welke bloem bij je past. Er zijn wilde roosjes genoemd en zelfs braambloesems, maar ook monnikskap en distels. Je draagt de bruidsboeket in de linkerhand en verbergt je schoot erachter, symbool van kuisheid, - daarom moet je ook de bloem hebben die bij je hoort, maar misschien trouw je in het verkeerde seizoen - heb je wel een astroloog geraadpleegd?’ ‘Ik moet nu gaan,’ zei Rite. Het was haar ingevallen dat ze Michel nooit over een bruidsboeket had horen praten. ‘Voor zover ik weet, woont er geen bloemist in Brousse.’
Trude reikte haar de hand. ‘Zeg aan je bruidegom: ik heb twintig pages om me heen, die ik kan uitsturen om te pluk- | |
| |
ken. De tijd dringt, maar wij leven graag onder hoogspanning. Marguerite Puyvot - tot madame Cordès!’
De mannen waren nog in druk overleg. ‘Vooral veel schappen in de schuur,’ hoorde ze Michel zeggen, ‘maar ook rondom in de werkplaats, en dikke planken, stenen zijn zwaar, porseleinen mengvaten, vuurvaste cassettes, alles zwaar, man, mijn werk eist de kracht van een Hercules.’
Hij heeft te veel woorden, dacht Rite, maar het volgend ogen blik begreep ze dat hij nerveus was. Nu kwam hij op haar toe. ‘Ik wil het boven zien, ga met me mee.’ Zijn stem klonk gebiedend.
Geduldig ging ze achter hem de stoep op, de kamer door, omhoog naar de slaapkamer. Hij hinkte zwaar. Bij het bed stond hij stil. - Aan welke kant wilde zij liggen?
Ze wees de voorkant aan. - Daar, want ze sliep op haar rechterzij en wilde uit het raam kunnen kijken.
- Maar hij kon niet uit bed komen den met het goade been, wilde ze daaraan denken?
- Natuurlijk - dan moest het van de muur worden geschoven.
- En hij wilde het voeteneind tegen de korte kant aan hebben, anders ontstond er te veel schadelijke ruimte.
- Haar broer kon helpen, zei Rite, zodra hij kwam, want die grote kast zou moeten worden verplaatst.
- Nee, ze zouden het samen doen. Ze begonnen het bed, dat zwaar was, te verschuiven en Rite had het gevoel door een kind zonder spierkracht te worden geholpen. ‘Zo goed?’ vroeg ze.
- Ja - hij zou dat raam laten verboten.
- Ze konden het hier voorlopig mee doen, meende ze.
- En waarop wilde ze wachten?
- Misschien op de volgende oogst, rekening houdend met de behoeften van de tijd. - Dat laatste was een uitdrukking van haar vader, die ze als kind niet had begrepen en als jong meisje niet had willen verstaan. Nu zag ze de scherpe, kleurloze | |
| |
trekken van Michel.
- Hm - hoelang gaf ze hem nog te leven?
Haar hart bonsde. - Heel lang, dertig, veertig jaar!
- Daar dankte hij voor. Ze wist niet wat hij al had doorgemaakt, veel dat bijna ondraaglijk was; het moest nu gauw uit zijn, vandaag de klucht van een huwelijk en dan...
Rite was bleek geworden. ‘De klucht?’ herhaalde ze verwonderd.
Plotseling knielde hij voor haar (het was of hij ineenstortte) en omvatte haar knieën. ‘Marguerite,’ zei hij, ‘vergeef me, ik word gek van ongeloof, want ik kan het niet geloven dat je naast me zult gaan in je bruidsjapon, je hebt hem nog niet aangetrokken, je loopt nog alleen rond, vanmorgen was je niet thuis. Toen heb ik je zien komen in je mooie grijze jurk, op de schoenen van een danseres. Geen vrouw loopt zoals jij; ik heb je zien komen en weer weggaan, zogenaamd om Babette buiten te brengen; je hebt gelachen met die vrouwen om de fontein, het is afschuwelijk dat je moet lachen om je bruidegom. Vanmorgen heb ik een brief van mijn ouders ontvangen, ze doen me bittere verwijten, alles hebben ze voor me opgeofferd, en nu ik geld heb - o, niet zelf verdiend, maar van tante Suzanne gekregen, vaders zuster - nu neem ik een vrouw en vergeet mijn weldoeners. Alles hebben ze zich om mij moeten ontzeggen, al hun verwachtingen heb ik beschaamd, en nu ik iets, althans iets had kunnen goedmaken, toon ik nog brutaler mijn slechte inborst. En hoe in godsnaam durf ik te trouwen, met een boerenvrouw die ik mooi noem - maar dat zouden ze nog moeten zien - een vrouw van veertig jaar, hoogstwaarschijnlijk met een verleden, wat een belediging is van mijn kuise moeder. Ik zou haar kunnen vermorzelen, die moeder, maar eerst mijn vader, die het verschil niet weet tussen kuisheid en een gebrek aan levensgloed.’ Hij drukte zijn hoofd tussen haar knieën, zodat zijn hese stem nu gesmoord klonk. ‘O Rite, als het waar is dat je een verhouding hebt gehad met Rinolli, ben je me daar des te liever om. Ik | |
| |
stel hem mij voor: een jonge Italiaan met een soepel lichaam, wat een prachtig paar moeten jullie zijn geweest! En zijn wettige vrouw is doodgevallen in dit dorp - dat is de vergelding, en ik ben gekomen - misschien is dat ook vergelding, aan jou, - en vergoeding aan mij. Alles hangt samen, geloof je niet, Marguerite?’
‘Ja,’ zei ze om hem te sussen, ‘ja, alles hangt samen. Laten we ons nu klaarmaken, het zal tijd worden.’ Ze trachtte hem op te beuren, maar hij was zwaar. Toen zei ze: ‘Sta op,’ en zich voorover buigend, kuste ze hem.
Van beneden klonk stemgeluid. ‘Hallo! waar zijn jullie?’ en de stem van Arnolfi, lachend: ‘Ze zijn boven, verzoeke niet te storen!
Rite ging haar broer en schoonzuster tegemoet.
Ze waren al bang te laat te komen, zei Berthe, wist Rite dat het op slag van elven was?
- Nee, nee, nog vijf minuten en ze hoefde maar haar japon aan te trekken. Meteen nam ze die over de arm en liep terug naar de slaapkamer.
Wat dorpelingen verzamelden zich voor het huis, de nauwe doorgang versperrend, de pensionaires van Trude Carol besloten een kring te vormen om de fontein, Michel liet alle lampen in de kamer en op de trap branden, de overbuurvrouw kwam binnen en reikte hem de bruidsboeket aan, die sinds die morgen onder haar hoede was geweest. Ze keek verbaasd het lichte vertrek rond, voor ze zich terugtrok. Antoine voegde zich bij de drie wachtenden en een ogenblik later de Barjoffs. Rite daalde de trap naar de keukenkamer af, de lange rok wat opbeurend en zag onmiddellijk de boeket met vele witte linten eraan. ‘Wat mooi,’ zei ze en hem van Michel aannemend: ‘Nu ben ik pas de bruid.’
Beneden aan de stoep stond de fotograaf. Het was niet mogelijk de treden naast elkaar af te lopen, dus ging de bruid voorop en moest tweemaal stil staan om te worden gekiekt, maar nog op de hobbelige stenen nam ze Michels arm.
| |
| |
‘We zouden los lopen,’ zei hij zacht, en ze fluisterde terug: ‘Maar we doen het niet, we horen bijeen.’ Ze liep links van hem en moest bij iedere rechterstap haar arm vieren, doordat zijn bovenlichaam van haar wegkantelde, maar ze leerde dat snel en voelde telkens zijn arm terugschieten langs de hare. Schoolkinderen, juist in het speelkwartier, vormden een haag voor het gemeentehuis, een paar grote meisjes slaakten kreten van bewondering voor de bruid. De wind woei de witte linten op, waarvan er één Rite's wang raakte. Een kleine stoet volgde het bruidspaar naar binnen.
|
|