Voorwoordje bij den Vlaamschen A-en U-strijd in België.
De vergaderingen van het 7e Taalcongres te Brugge kenmerkten zich bijzonder door den strijd der Vlamingen, over de verlenging der a en u met haar zelven, in plaats van de van ouds gebruikelijke e. Tegenover de hervormers stonden de behoudsmannen, die den ouden schrijfstijl om hare oudheid en om het meer bevallige taaleigen voorstonden. De mannen van den vooruitgang wenschten meerdere gelijkvormigheid in de schrijfwijze met de Noorderbroeders, om daardoor de eenheid van de taal te bevorderen. Zij beschuldigden hunne tegenstanders van bekrompenheid, in de vrees dat door die meerdere gelijkvormigheid meer hollandsche boeken en daardoor ook ongewenschte verlichting in België zouden worden binnengeloosd. Wij Hollanders hadden bij dien strijd een zeer lijdzame rol. De anders zoo goedhartige van Lennep had zelfs een oogenblik van ongeduld en wrevel, toen hij de strijders bedreigde met het verlaten der zaal door de Hollanders, indien men deze redetwisten niet staakte. Hierin werd hij echter door zijne landgenooten niet ondersteund. De beleefdheid vorderde, zoo niet belangstelling dan toch geduld. Wij bleven nog lang getuige van den gevoerden strijd, die, zoo als wel te denken was, onbeslist bleef. Nog na de zittingen bleven velen over de schrijfkwestie voortsoezen, en ook ik was een van de lijdelijkste onder de lijdelijken. Ik had echter een onrustigen nacht. Ik componeerde al droomende een Liedje van den a- en u-strijd, zoo wat op het metrum van het Duitsche Rijnlied. Ik heb het mij later zoo wat herinnerd en als volgt opgeschreven.