De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Vrijheid. Een leus, die alles aangrijpt en bezielt, Een levensboom, waarvoor het menschdom knielt, Een ster, die voorlicht naar een heilig Oosten, Een wekstem om gebreidelden te troosten. Een wapenschild voor leugen en bedrog, Een krijgsbanier beklad met adderspog, Een droom, die spreekt door valsche visioenen, Een struik, die wel verbruint, maar niet kan groenen. Een loflied op een serafijnen wijs, Een leidsvrouw naar een geurig paradijs, Een tooverwoord, dat geestkracht doet ontwellen, Een morgenstraal, om 't volle licht te spellen. [pagina 274] [p. 274] Een lokaas, dat het zwak gemoed verleidt, Een woestaardskreet, die angst en wee verspreidt, Een schaterlach van listige sirenen, Een zwijmeldrank tot dooven of versteenen. O vrijheid, manna, - dat ons laaft en voedt, Wat klinkt gij schoon, wat is uw voorsmaak zoet! Helaas, is ooit een woord misbruikt in 'tleven, Wie heeft als gij den teug van lief en leed gegeven! 1877. Vorige Volgende