De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Zomer-Zondagavond. Aan het Scheveninger strand. De zomerzon daalt in het West En dooft in zee haar stralen: Wie gaat er mee naar 'tNoorderstrand Een avondkoeltje halen? Daar woelt een breede menschenkring Door 't vriendelijke Schevening; Men hoopt voor 't Badhuis zich bijeen En plaatst zich om 't muziekkorps heen. Men ziet er 't zorgeloos gelaat Van dames en van heeren; Parijs voert hier zijn stalen aan In de uitgezochtste kleeren. Men zoekt een tochtvrij hoekjen uit, [pagina 258] [p. 258] Men lacht er vrij en praat er luid, En drinkt zijn lang verbeide thee En pinkt eens jolig naar de zee. Een rapsodie in rang of stand, Elk onderscheid verbannen, Een table d' hôte, een groote stoet Van afgerichte Jannen; Een Duitsch gezin met kamenier, Modiste, staatsraad, officier, Coiffeur, apteker, advokaat, Geen die zijn buurman mijdt of schaadt. De meeuw krast door een wals van strauss, De zon gaat aarzlend onder, De dienstmeid dartelt langs het strand Met jager of dragonder; Men lacht en zingt en stoeit en plus, De conducteur van de omnibus Steekt zijn klaroen en geeft het sein Tot d' aftocht van den laatsten trein. De troep trekt af bij luid rumoer Van roepers en trompetten, Eén chaos is 't van tilbury's Van drosky's en charretten; En huygens' straatweg is belaân Met honderden, die stadwaarts gaan, En wie het Scheveninger strand Weer moed en lust heeft ingeplant. Wie 't zomerzondag avondfeest Aan 't zeedorp mag aanschouwen, Zegt licht: daar is geen krimp in 't land; Wij kunnen 't zoo wel houën. Voorzeker ja, dat kunnen wij, Maar och, de vrede hoort er bij. Heerscht elders oorlog, ziekte en dood - Wij zitten hier in abram's schoot. 1855. Vorige Volgende