De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Geldersch. In bezit of toebedeeling Vleit een gunstig epitheet, Als een krachtige aanbeveling Voor hetgeen men Geldersch heet. Ligt er thuis een haas te zuren; Heeft men een gezonde min Of een keukenmeid te huren, Geldersch houdt iets deeglijks in. Lokt de zomer tot genieten, Geeft daarbij de beurs vrij spel, [pagina 248] [p. 248] Als men 't buitenland laat schieten, Smaakt ook 't Geldersch reisje wel. Spreekt men van natuurtooneelen, Van rivier en berg en dal, Stof voor schilders kunsttafreelen: 't Geldersch landschap geeft het al. Doet het ooft ons watertanden, Lokt de kers door smaak en schoon, Wat men teelt in lager landen - 't Geldersch houdt den boventoon. Tal van nijverheidsproducten, Steenen, worst, tabak, papier Vinden in de handelsdrukten Voor hun Geldersch merk kwartier. Schoon de poespas soms voor spijs geldt Of voor gastronoom genot, Wie gezondheid op haar prijs stelt, Roemt de Geldersche etenspot. Iets Germaansch in Neerlands tonen, Dat het oor bevallig trekt, Spreekt u toe van Gelders zonen Uit hun Geldersch dialect. Doch waar hoogere waardij vleit, 't Is in 't Geldersch gul naïef, In de Geldersche gastvrijheid, In het Geldersch positief. Noch uitsluitend, noch bekrompen, Door gewestlijk zuur bezwaard, Blijf vast onder pels of lompen Geldersche openheid bewaard. Werd het voor ons welzijn anders, Zien we op 't punt van 't exclusief In elkaar slechts Nederlanders - Immer blijft mij 't Geldersch lief. 1851. Vorige Volgende