De dichtwerken
(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend
[pagina 212]
| |
't Schitterend licht naast het krachtige bruin,
Door u bezield met natuur en met leven,
Zien wij vol eerbied met lauwers omgeven,
Die ook de naneef U vlecht om de kruin.
Straks rijst Uw beeld voor het oog, dat ge boeit,
't Oog, dat U nablikt in 't diepst der gedachten,
Maar zich verblindt in zijn vruchteloos trachten,
Als de verrukking in de onmacht vervloeit.
Want Uw betoovrend en eenig penseel
Deed U het hoofd met den eerekrans pralen;
Immers, 't bereiken der kunst-idealen
Valt slechts aan enklen, bevoorrecht, ten deel.
Daarom, al rijst straks Uw beeltnis omhoog,
Roem wordt door brons noch door marmer geschonken:
Gij, die ons 't leven der kunst deedt ontvonken,
Staat reeds in beeld in het hart en voor 't oog.
Maar als de kunst, door Uw glorie omstraald,
Wijl ze U bewondring en hulde wil toonen,
't Werk van 't genie in Uw standbeeld doet tronen,
Heil dan die schatting, dier glorie betaald.
Stel dus 't metaal ons U waardig ten toon;
Maar laat Uw geest ook de kunsten bezielen;
Moge eens het kroost, dat Uw grootheid doet knielen,
Rembrandt, U volgen in 't waar en in 't schoon!
1844.
|
|