De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Kruis en Kracht. Veel verwekt en veel vervlogen, Droomen door het lot gewraakt, Jeugd in jammer heengetogen, Waar een koude ervaring naakt; 't Leven - ach, een vaag bewustzijn Van een strijd, die woelt en blaakt, Driften, die niet eer tot rust zijn Voor de knop heur boeien slaakt. Wat we nogtans veel vermogen, Waar een hoogre kracht ontwaakt! Bont zijn 's werelds idealen, Vlinders zijn ze ons in 't verschiet, Kleuren, die door neevlen dwalen, Rook, die bij de naadring vliedt! Och, dat wij de stemme loven, Die ons roept naar gindsch gebied, Hoop in 't harte, 't oog naar boven: Hier beneden is het niet - Moog de beê der jonkheid falen, Veel is 't dat ons overschiet. Dwazen, als we zijn in 't leven: Klein, baatzuchtig, ijdel, laf; Wat toch zou de wereld geven, Als de hemel 't haar niet gaf! Klagen over vlijm en alsem, 't Waarom vragen bij het graf - Vindt niet iedre wond heur balsem, Iedre zwakheid niet háár staf? [pagina 178] [p. 178] Voor gebrek moog' de armoê beven, Liefde wischt heur tranen af. Grijsheid moog' de slapen bleeken, De aardsche toekomst wordt haar nacht, Luide moog' herinring spreken Uit haar diepe weemoedsklacht; De oude moog' zich vreemdling voelen Onder 't nieuw ontwaakt geslacht - Ach, naast duizend, duizend koelen Houdt er licht één engel wacht, Die, waar kracht en kloekheid weken, Willig lot en leed verzacht. Bad de Meester Hém te schragen, - Is dan hier de leerling meer? 't Leven eischt en geeft zijn slagen, Maar het heelt de wonden weer; Voor den deemoed en 't vertrouwen Daalt er zachte scheemring neer: Wie op dát verbond durft bouwen, Vindt de ruste in liefde en leer; Valt het kruis soms zwaar te dragen, Ook de kracht komt van den Heer. 1845. Vorige Volgende