De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Van Streek. Van streek had d' Oostergrond beploegd, 't Pensioenheil had zijn reis vervroegd Naar 't lieve moederland. Al tobden Zwartjes om van streek - Hij liet relaties in den steek, En zei ‘bonjour’ aan Java's strand. Hij huurde een huis in de Amstelstad, En las er druk het Handelsblad, En rookte er zijn Javaan. Hij zocht verstrooiing en vertier, En nam voor 't noodig huisbestier Een reeds bedaagde juffer aan. 't Ging best: hij was nu frank en vrij, En liep te neuriën langs 't IJ, En toog naar elk concert, Werd routinee van 't kofflehuis: Ter beurs, in 't Nut - hij bleef niet thuis, Waar ouds of nieuws verhandeld werd. Maar thuis - ja, thuis vond hij 't wat stil, [pagina 166] [p. 166] Hij kon niet altijd op den tril, Vooral bij winterkou: Hij dacht er ernstig over na, Al lukte hem de keus niet dra, Wie hem gezelschap houden zou. Maar hoe van streek zoo baaz'len kon! Want waar hij uit de verte op zon, Het was den man nabij. Gezelschap? Hemel, als hij 't vroeg! Eén woord van hem...en 't was genoeg - Een stoel stond aanstonds aan zijn zij! Die stoel stond in zijn huisvertrek, En zoo ik hier de vraag licht wek, Wie op dien zetel zat? - Wel, 't spreekt van zelf, en 't was ook recht, Zij, wie de zorg was opgelegd Van huis en hof en kelderschat. En toch..., het was geen zinsbedrog, Wat hij niet vroeg, gewerd hem toch: Die stoel - zijn vis à vis, Kwam naderbij van pas tot pas, Stond, eer een maand verloopen was, Vlak naast den zijne in sympathie. Neen, dacht van streek, dát meen ik niet, 'k Was dwaas, als ik mij vangen liet In zulk een ijz'ren kooi; 'k Ben wel geen jonge springer meer, Maar als ik een gespan begeer, Dan jong en liefst zoo ietwat mooi. Bespiegeling werd eindlijk wensch, Begeerlijkheid bekroop den mensch, Maar - hoe aan 't doel geland?.... De krant?!... een lumineus idee! Het Handelsblad: hij 's klaar, hoezee! Een huwlijksaanzoek in de krant! Daar kwamen tal van brieven aan; Wat liet van streek zijne oogen gaan! Wat lettren van gewicht! Teer was de tekst en kiesch de leus, [pagina 167] [p. 167] Geslingerd door zijn rijke keus, Viel hem die keuze gansch niet licht! Maar één - een supra teere brief - De schrijfster was vast jong en lief! Één brief lokt bovenal! Hij doet zijn keus en vraagt honnêt' En zeer décent, een tête à têt', Wanneer en waar 't haar vleien zal. 't Uur wordt bestemd, de plek bepaald, De leus wordt voor den dag gehaald, Trouw aan de ontvangen les. Maar raad nu al wat raden kan: Wat lief gelaat aanschouwt de man? Dat van zijn eigen huisvoogdes! Van streek is wijsgeer, hij beraamt Wat wijs gedrag hem thans betaamt; Hij beeft voor smaad en spot. Hij neemt een kloek, manhaft besluit, Neemt zijn surprise tot zijn bruid En denkt grootmoedig: 't is mijn lot! Gij vraagt: is hij nog frank en vrij? Hij neuriet niet meer langs het IJ, Maar zit bij moeder thuis, En discht haar anekdotes op Van 't land daar achter 't ruime sop - Een enkle maal wel bij abuis. En wie hem van nabij bespiedt, Zegt: hij vergeet de Zwartjes niet, Hoe warm hij 't bij hen had; En kon 't - hij liep er nogmaals heen, En liet zijn blanke schat alleen Voortsnufflen in het Handelsblad. 1851. Vorige Volgende