De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Lina. Zeg lina, waarom toch zoo somber en stil? Of broeit er in 't hoofdjen een grap of een gril? Maar 't oog is bedauwd en de boezem niet rustig: Gij, anders zoo lustig! Nooit kendet gij zorgen - gij kent slechts uw wil..., Zeg lina, waarom nu zoo somber en stil? Wat nevel zweeft u voor het jeugdig gemoed? Wat kluister weerhoudt u den hupplenden voet? Ge ontweekt nooit de jeugd in heur dartele spelen, En mocht ge ze deelen, Ze waren u zuiver en zalig en zoet.... Zeg lina, wat nevel omzweeft uw gemoed? Is 't niet of de roos aan den ruiker ontbreekt, Wanneer gij u schuchter en eenzaam versteekt? Waartoe dan den kring van uw speelnoots verlaten? Wat kan het u baten Dat de ernst van het hart op uw schoonheid zich wreekt?.. Is 't niet of de roos aan den ruiker ontbreekt? O! is 't mij gegund in uwe oogen te zien? Uw trekken verklaren mij 't raadsel misschien; Maar 'k zie het gelaat door een blosje bedekken: Gij wilt u onttrekken? Foei! dat ge der vriendschap zoo bloô wilt ontvlien!... Ach, 't zij mij gegund in uw oogen te zien! Doch hoor ik daar ginds niet wat ruischen door 't groen? 'k Zie herwaarts den wakkeren hugo zich spoên; Maar 'k zie in uw trekken ook de onrust bedaren: Thans kan ik verklaren Wat werking somtijds een verschijning kan doen.... Zeg, lina, vertroost u dat ruischen door 't groen? Mooi meisje, waarom niet meer somber en stil! 'k Geloof, het was meer dan een grap of een gril; Maar 't oog staat vol vuur, is het hart nog niet rustig? Ja, 'k zie u weer lustig! Verban nu de zorgen; thans hebt gij uw wil; Maar, lina, wees nooit meer zoo somber en stil. 1842. Vorige Volgende