Paul Kruger, de leeuw van Zuid-Afrika
(ca. 1950)–P. de Zeeuw– Auteursrecht onbekend
[pagina 110]
| |
Hoofdstuk XVII.
| |
[pagina 111]
| |
wat je zo al hebt beleefd op je verre reis. Ik begon al bang te worden, dat je nooit meer thuis zou komen!’ Al babbelend gingen ze samen naar de kamer, waar ze weldra elk in een gemakkelijke stoel tegenover elkaar zaten en Kruger met zijn reisverhalen kon beginnen. Boekenhoutfontein was nu voor goed verlaten, want Paul Kruger was president van de Zuid-Afrikaanse republiek geworden. Nà de Vrijheidsoorlog hadden drie mannen, waarvan Paul Kruger er één was, een paar jaar over Transvaal geregeerd. Daarop was er in 1883 weer presidentsverkiezing gehouden en Paul Kruger was met drie vierde deel van het aantal stemmen gekozen. Natuurlijk moest de hoeve Boekenhoutfontein toen verlaten worden en ging Paul Kruger in Pretoria wonen. Het was een eenvoudig huis zonder verdieping, met een dak van gegolfd plaatijzer en met deuren, waarin glas was gezet. Het huis was gebouwd door een Oostenrijker en had daardoor een Europees voorkomen gekregen. Nadat de President er een paar jaar gewoond had, werd er electrisch licht in aangelegd en met die nieuwigheid heeft Paul Krüger toen menig grapje uitgehaald. Hij kreeg eens een paar vrienden van het platteland bij zich op bezoek en terwijl Kruger voorwendde, als zouden ze in een andere kamer gaan zitten, verzocht hij de mannen het licht even voor hem uit te blazen. De brave mensen bliezen hun wangen paars, doch zonder resultaat. ‘Och, wat,’ zei Kruger, ‘is dat nu blazen, dat jullie doen. Ik kan de lamp wel uitblazen, terwijl ik hier bij de deur sta.’ Hij ging met z'n rug tegen de schakelaar staan en terwijl hij zijn handen achter zich hield begon hij te blazen. Onmiddellijk ging het licht uit, tot grote verbazing van de beide Boeren, die thuis vertelden, dat de President zulke geweldig sterke longen had.
Reeds een jaar nadat Paul Kruger president was geworden, moest hij in gezelschap van Nicolaas Smit - de overwinnaar van Majoeba - en dominee Du Toit naar Engeland, omdat er nog verschillende zaken te regelen waren. Van deze reis kwam de president thuis, toen hij zijn vrouw met een mondvol Engels begroette. | |
[pagina 112]
| |
Maar toen moest hij aan het vertellen. En dat deed hij graag. Paul vertelde aan Tante Sannie, dat hij in Londen tamelijk goede zaken had gemaakt. Ze hadden daar de Conventie van Londen gesloten, waardoor Kruger op bijna alle punten z'n zin kreeg. ‘En toen zijn we de Noordzee overgestoken, om een bezoek te brengen aan het vasteland van Europa. We gingen eerst naar Nederland, vervolgens naar Duitsland, Frankrijk en Spanje.’ ‘Zo, zo,’ schertste Tante Sannie, ‘toen ging de President zeker een plezierreisje maken, terwijl hij vergat, dat zijn vrouw hier in Transvaal zo naar hem verlangde!’ ‘Ho, ho, vrouwtje, dat is maar schijn. We hebben in die verschillende landen wel degelijk zaken gedaan, dat moet je niet vergeten.’ ‘Zeker, dat zal wel waar zijn, maar ondertussen hadden jullie toch een mooi uitstapje.’ ‘En fijne diners!’ plaagde Paul Kruger. ‘We hebben aangezeten bij de Duitse keizer. Toen de keizer binnen kwam, stonden alle aanwezigen op en zodra hij plaats had genomen, gingen allen weer zitten. Maar toen bleef ik staan, want ik kreeg het vermoeden, dat de maaltijd zou beginnen, zonder dat er gebeden was. Daarom vroeg ik of iemand het gebed wilde doen, voordat het eten begon en toen verzocht de keizer mij, om het gebed uit te spreken.’ ‘Maar Paul, durfde je dat wel?’ ‘Zeker, Sannie, ik dacht, dit zijn hier wel allemaal hoge en voorname mensen, maar voor de Here God zijn ze allemaal gelijk, nietige schepselen. En dus deed ik met een gerust hart het gebed, alleen was het jammer, dat ik geen Duits kon spreken.’ ‘En hoe was de ontvangst in Nederland?’ informeerde tante Sannie. ‘Allerhartelijkst! Ja, de Nederlanders hebben goed laten merken, dat wij stamverwanten zijn. Het Hollandse bloed verloochende zich niet. Amsterdam en Rotterdam waren in vlaggentooi gestoken, er werden feestmaaltijden aangericht en Nicolaas Smit moest een staaltje leveren van zijn schietkunst. Men eerde hem als de scherpschutter van Majoeba.’ ‘En het geld voor de spoorweg, Paul?’ | |
[pagina 113]
| |
‘Dat kon ik aanvankelijk niet loskrijgen, Sannie.’ ‘Och, wat jammer. Ik had gedacht, dat die zaak in het rijke Holland gauw genoeg haar beslag zou krijgen.’ Tante Sannie, die geheel met de bestuurszaken van haar man meeleefde, en die door de President van alles op de hoogte werd gehouden, bedoelde hier de aanleg van een spoorlijn van Pretoria naar Lorenzo Marques, aan de Delagoa Baai. De stad Lorenzo Marques is een havenstad in het Portugese gebied Mozambique. Een spoorweg naar die stad betekende voor Transvaal de verbinding met de Indische Oceaan en dus met de buitenwereld. Daarom deed Paul Kruger zeer veel moeite, om die spoorweg tot stand te brengen. ‘Dat had ik ook gedacht,’ zo zette Kruger het gesprek voort, ‘maar ik vergat, dat de Hollanders echte zakenlui zijn. Die spoorweg zal voor een deel over Portugees gebied lopen en daarom achtten zij het beter, dat Portugal die zaak maar opknapte.’ ‘Dat kan ik best begrijpen.’ ‘Welnu, daarom trokken we toen naar Lissabon, om de zaak met de Portugese regering te bespreken. Tien dagen hebben we daar onderhandeld en toen waren we zover, dat de Portugezen het deel van de lijn, dat over hun gebied zou lopen, voor hun rekening namen. Maar meer konden we niet gedaan krijgen. Daarom gingen we maar weer terug naar Nederland!’ ‘En kwam het daar toen in orde?’ ‘Ja, daar kwam het helemaal voor elkaar. Enige particulieren, aan wie wij vergunning gaven, hebben toen de Nederlands-Zuidafrikaanse Spoorweg Maatschappij opgericht. Zo spoedig mogelijk zal met de bouw begonnen worden.’ ‘Dus je bent goed tevreden over je langdurige reis, Paul?’ ‘Ik ben meer dan tevreden en ik dank God, dat Hij mij weer veilig heeft doen thuiskomen en dat ik zo veel voor ons dierbaar land heb mogen bereiken.’ Ze stapten nu van dit onderwerp af. Paul Kruger informeerde naar de kinderen en de kleinkinderen en Tante Sannie gaf hem daarover een getrouw verslag. Spoedig na de thuiskomst van de President werd er een zitting van de Volksraad gehouden, waarin Paul Kruger ver- | |
[pagina 114]
| |
slag uitbracht over zijn reis. Er waren heel wat bezwaren ingekomen tegen de spoorweg. Velen waren bang, dat dit grapje zóveel geld zou kosten, dat de belastingen er door zouden stijgen. Toen hield Paul Kruger een krachtige rede, om deze spoorweg te verdedigen. Hij wees er op, dat het volk niet bevreesd behoefde te zijn voor nieuwe belastingen tengevolge van deze plannen, maar dat deze spoorweg juist de hulpbronnen van het land zou openen en dat hij onontbeerlijk was, omdat de Kaapkolonie de producten van Transvaal zo zwaar had belast, dat er onmogelijk meer goede prijzen waren te maken. Zijn rede had succes; de Volksraad keurde de aanleg van de spoorweg goed. Tegen het einde van Kruger's presidentschap - hij was in 1883 voor vijf jaar gekozen - deed zich nog een geval voor, dat tot ernstige moeilijkheden aanleiding had kunnen geven. Ten noorden van Transvaal regeerde Lobengoela, de zoon van de vroegere Matabelen-koning Mozilikatze. Deze kon het heel goed met de Boeren vinden. Zij kwamen in zijn gebied jagen en deden er zaken. Toen er goud gevonden werd in Lobengoela's land, bij de Tati-rivier, stroomden er heel veel vreemdelingen het land binnen. Reeds tijdens het leven van zijn vader waren er vriendschapsbetrekkingen aangeknoopt en Lobengoela wilde deze vriendschap voortzetten. Een van de voornaamste Induna's zond hij daarom naar Pretoria met het verzoek in zijn land een consul te willen aanstellen. Paul Kruger zag het belang hiervan in en de regering benoemde Piet Grobler. Deze was goed bekend met de Matabelen en zou zeker in Boelawango, de hoofdstad van dat Kafferland, de zaken der Boeren goed behartigen. Kruger maakte een ontwerp op, dat Grobler aan koning Lobengoela voorlas. Deze keurde het goed en zo kwam Matabelenland onder protectoraat van de Zuid-Afrikaanse republiek. Vóór Lobengoela tekende, wilde hij er eerst nog met zijn Induna's over spreken en daarom verzocht hij enkele dagen uitstel. Grobler maakte van deze gelegenheid gebruik om zijn vrouw tegemoet te reizen, die aan de Krokodillenrivier was, op weg naar haar man. Onderweg overviel hem een gewapende macht | |
[pagina 115]
| |
van de Kafferhoofdman Khama. Piet Grobler werd gewond en stierf enige dagen later bij de Krokodillenrivier. Men heeft gemeend, dat deze moord geschiedde op last van 'n zekere Cecil Rhodes. Bewezen is dit nooit, maar zeker is het, dat Cecil Rhodes toen reeds de vijand van Transvaal was. Eigenaardig is ook, dat hetzelfde tractaat, dat Kruger met Lobengoela had willen sluiten, later door Rhodes met de Kafferkoning werd gesloten en niet door Kruger. Ten noorden van Transvaal was Rhodes nu baas en van daaruit zou hij beproeven ook Transvaal met zijn rijke goudaders machtig te worden. |
|