Uit Saulspoort zond Kruger al spoedig twee boodschappers, met een brief voor April.
‘Geef deze brief aan April,’ zei hij, ‘dan zal die jullie geven, wat ik nodig heb.’
‘Moet baassie ons dan niet zeggen....,’ wilde de ene Kaffer vragen, maar Paul Kruger zei: ‘Je geeft de brief maar aan April en dan komt alles terecht.’
De Kaffers gingen op pad, maar ze vertrouwden het zaakje niet. Met een gewichtig gezicht opende April de brief, deed alles, waarom Paul Kruger had gevraagd, in een mand, schreef toen een brief terug en zond de Kaffers weer naar Saulspoort.
‘Geef mij de brief van April,’ zei Kruger, toen ze terugkwamen, dan kan ik zien, of jullie mij bedrogen hebt of niet!’
Daar begrepen ze niets van. Ze waren stomverbaasd over de geleerdheid van April en het gerucht over Aprils kennis verspreidde zich wijd en zijd onder de Kaffers. Iedereen was er verbluft over, dat April zo plotseling kon lezen en schrijven.
April zelf was niet weinig verwaand over de graad van geleerdheid, die hij plotseling en zo gemakkelijk had verworven.
Maar och, wat duurde zijn roem kort!
Op zekere dag kwam er op de plaats van Paul Kruger een christen-Kaffer, die hem verlof vroeg om de Kaffers uit de Bijbel te leren lezen.
Kruger gaf daartoe gretig zijn toestemming.
Er waren toen in die streek nog geen zendelingen en Paul verheugde zich er over, dat de mensen op deze manier althans iets omtrent Gods Woord zouden leren.
Maar al spoedig kwam David bij Paul Kruger zijn nood klagen.
‘De Kaffers willen niet,’ zei hij, ‘ze zeggen, dat ze niet begrijpen, waarom zij uit dat moeilijke Boek moeten leren lezen, terwijl Paul Kruger aan April zonder het Boek schrijven en lezen heeft geleerd.’
Ja, dat was een lelijk geval.
Wat moest Kruger daarop antwoorden?
Als hij geen verklaring gaf van de kunst van April, zouden de Kaffers blijven weigeren en dat zou heel jammer zijn, neen, dan moest de glorie van April er maar aan geloven.