Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
(1998)–Ambrosius Zeebout– Auteursrechtelijk beschermd(III, 11)[O]oc zo seide hemlieden de voorseyde Nassardijn vanden grooten costen diemen daghelicx doet ter despensen vanden souldaen. Eerst datmer alle daghe behouft ende levert zes hondert schapen, dertich ossen oft coeyen, zonder de calveren, gheetkins, cappoenen, hinnen, kiekenen, gansen, duven ende alderande wiltbraet, ghedierte ende ghevoghelte, dat zonder extimacie es. Ende omme tvoorseyde te leverne zo zijn gheordonneert twee groote heeren ammiralen, die anders gheene wedden en hebben dan de vellen, tonghen ende roet vanden zelven beesten die zij te hove leveren, dat al te onsprekelic een goet weert es. Item seit ooc dat de souldaen heeft alle jare, Egipten duere, tvijfste deel van dat de landlieden saeyen en maeyen, dat noch onderhoudende vander tijt dat Joseph de patriarke gheordonneert was vanden coninc pharao omme groote menichte van coorne (172r) te vergaderne jeghens den dieren tijt, die, alzo den zelven Joseph van Gode gheopenbaert was, zoude zeven jaren ghedueren, dwelke Joseph den voorseyden coninc te kennen gaf int exponeren tselfs conincx droom, ghelijc daer of staet int bouc van Genesis in diverssche capitelen. Item de voornoemde Nassardijn zeide ooc dat de souldanessen hebben toot haren dienste twee ammiralen, elc onder hem hebben- | |
[pagina 182]
| |
de twee hondert mannen mammelucken, de welke alle, alzo wel de ammiralen als de andere, ghevuert zijn, want anders gheene mannen en moghen commen int conclave vanden vrauwen dan de zelve ghevuerde, diemen daer seit tavassinen.Ga naar eind47 Tzelve conclave daer de vrauwen inne zijn, es eene zeer groote, schoone plaetse, up hem zelven sluutende, ligghende binnen den casteele vanden souldaen, zo datmen wel bedectelic commen mach vanden slote des souldaens toot int conclave der vrauwen. Hij vertrac den voorseyden ooc, als de souldaen in eeneghe oorlooghen gheweest heeft, of in pilgremaigen of in eeneghe langhe reysen, ende hij weder keert, hoe dan de souldanessen met al haren vrauwen, diere wel zijn toot vijf oft zes hondert, den souldaen ontfanghen, commende up eene langhe gallerie, sommeghe spelende up diverssche instrumenten, elc naer dat hij can, andere singhende diverssche sanghen, ende ooc eeneghe danssende naer de costume van dien lande, dat zeere ghenouchlic ende vremde te siene ende hoorne es. Ende als de voorseyde souldaen up de voornoemde gallerie es, versamende metten zelven vrauwen ende tavassinnen, zo neemt elc oorlof ende gaet int (172v) zijne, ende niet meer en verneemt men vanden vrouwen. Item alle de vrauwen bijden souldanessen wesende, zijn ghecochte slaven, verloochende kerstenen, ende zijn alle boulen vanden souldaen, ende als hij eenegehe van dien vrauwen hebben wilt, zo sendt hij der zelvere zijnen rijnc met eenich vanden voorseyden tavassinen; dan ter stont zo maect haer die vrauwe ghereet zo alst behoort ende zo zij alder chierlicxt can omme den souldaen te believene ende behaghene, ende blijft dan zo langhe bij hem alst zijn gheliefte zij; dus mach hij doen met alle den vrauwen die daer zijn. |
|