Triumphus Cupidinis. Encomium matrimonii. Nederlantsche poëmata(1628)–Joan Ysermans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 325] [p. 325] Een ander met het cort begrijp vanden Heylighen Norbertvs bekeeringhe. O VVonderlijcken gheest, door den gheest Godts ghedreuen, VViens cloeck gheleerde pen heeft vvt ghebelt naer t'leuen Den heylighen Norbert, een minnaer vanden vre, Die gansch Miraculeus bekeert is by naer euen Als t'licht der heydenen, als Sinte Paulus de: VVant t'is gheschiet als hy naert steken vreden re, Om als een vverelts mensch iet vverels te betrachten, Dat een slincx-blicxsem-vier viel onversins, vvaer me Hy is ghevvorpen neer, d'vvelck hem verlicht ded' achten Op de ghenade Godts, de vverelt met haer prachten, Met al haer pompery, met al haer ydel vreucht: [pagina 326] [p. 326] Versmade hy, soo dat Godt van soo onbedachten, En vvulpschen edel-man ghemaeckt heeft in sijn jeucht Sulck vveerdich toon-belt schoon, en spiegel vande deucht. O sondaers dits voor u een troostelijcke leeringh, VVeest niet vvanhopich dan die door Godts grati meucht Eens als Norbertus oock, noch comen tot bekeeringh. FINIS. Vorige Volgende