Triumphus Cupidinis. Encomium matrimonii. Nederlantsche poëmata(1628)–Joan Ysermans– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 298] [p. 298] Sonet. O Wijse, wonder-baer, en eeuwighe ghepresen Godtheyt ghebenedijt, onsienelijcke cracht Die alle crachten baert, want niet is bouen macht V onbegrijpelijck, dry-vuldich, heylich wesen. Loecht, hemel, zee, en aerd', gheschapen is voor desen Door u almoghentheyt, en hebt het mensch gheslacht Ghestelt als Heer van al, die ghy soo groot'lijckx acht, Dat ghy u eenich-Soon daer voor gaeft soo wy lesen. Om u Soons wille dan, wilt van ons keeren af Door cracht des Heylichs Geest ons wel verdinde straf Pest, oorlogh, dieren tijt, en seynt ons Heer in stede? Rust, vred', liefd'en een-dracht, op dat wy al, te saem In een gheloof ver-eent: groot maken uwen naem, Als elck Siet de ghenaed', t'Teecken vanden vrede. FINIS. Vorige Volgende