De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw
(1901)–E.H.G. Wrangel– Auteursrecht onbekend
[pagina III]
| |
[Voorbericht van de Commissie voor Taal - en Letterkunde]Spoedig na het verschijnen van Dr E. Wrangel's Sveriges litterära förbindelser med Holland särdeles under 1600-taletGa naar voetnoot1) werd in de Commissie voor Taal- en Letterkunde bij de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden het voornemen opgevat eene vertaling van dat werk in het Nederlandsch zoo mogelijk te bezorgen. Toen zij vernam dat met eene. Nederlandsche bewerking alreeds een begin was gemaakt door den Heer A. Modderman te Haarlem wendde zij zich tot dezen en vond hem bereid het aangevangen werk voort te zetten en het te voltooien ten behoeve der door haar gewenschte uitgave vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Kort daarna echter overleed de Heer Modderman, die door zijne ziekte de vertaling niet verder had kunnen brengen dan tot bijna aan het einde van het vierde hoofstuk, doch de familie van den overledene had de welwillendheid het voorloopig bewerkte gedeelte aan de Commissie ter uitgave af te staan. De Commissie betuigt daarvoor hier openlijk haren dank, en grijpt de gelegenheid aan om de nagedachtenis te eeren van den kundigen, en in weerwil van zijn lijden zoo ijverigen jongen man, wien zij zich gelukkig acht althans nog eenige voldoening te hebben geschonken door hem de zekerheid te geven dat zijn werken in den dienst van wetenschap en letteren niet vergeefsch was geweest. De verdere bewerking der vertaling kon door de Commissie | |
[pagina IV]
| |
voor Taal- en Letterkunde worden toevertrouwd aan Mevrouw Beets - Damsté te Leiden, en het toezicht op vertaling en druk worden opgedragen aan het medelid dier Commissie, Dr A. Beets. Het Bestuur toonde zich vervolgens tot steun van hetgeen door de Commissie beraamd en voorbereid was volkomen genegen, en de vereischte voorstellen tot uitgave verwierven de goedkeuring der Maandelijksche Vergadering van Mei en van de Jaarlijksche Vergadering in Juni van het jaar 1900. De Heer Wrangel zelf heeft zich welwillend de moeite getroost de drukproeven van deze bewerking te lezen en daarin zijne verbeteringen aan te brengen. Van de verbeteringen en wijzigingen in den tekst en de toegevoegde Aanteekeningen, die aan deze vertaalde uitgave de waarde van een herzienen en vermeerderden druk geven, maakt de schrijver zelf kortelijk melding in het voorbericht van zijne hand, dat aan het werk voorafgaat. Dat de vertaling enkele eigenaardige moeilijkheden met zich bracht, zal niemand verwonderen. Eene soort daarvan mag hier worden vermeld; die, welke bestond in het overbrengen van de Zweedsche ambtstitels uit vroeger eeuwen in titels, die eenigszins vermochten weer te geven wat door deze werd aangeduid. Het ging niet altijd aan ze te omschrijven; er moest voor de vaak terugkeerende iets op gevonden worden. En zoo is dan het bijna op iedere bladzijde voorkomende landshöfding, een ambt dat overeenkomt met dat van den gouverneur eener provincie, met landdrost vertaald geworden, en desgelijks voor häradshöfding, titel van den rechterlijken en burgerlijken ambtenaar over een härad, of combinatie van een aantal kerspelen, het Nederlandsche woord drost gekozen. Die keuze is zeker willekeurig, en ook niet in allen deele juist; maar elke andere zou aan dezelfde gebreken moeten lijden. Voorts is bij de spelling der plaats- | |
[pagina V]
| |
namen de Zweedsche vorm behouden, zelfs bij Göteborg en Skåne, al schrijft men in het Nederlandsch gewoonlijk Gothenburg en Schonen. Om niet in moeilijkheden te komen, scheen deze consequentie gewenscht.
Het werk van den Heer Wrangel is ook in zijne Nederlandsche gedaante gebleven het boek dat in de eerste plaats voor Zweden geschreven en in bijzonderheden op de behoeften van Zweedsche lezers werd berekend. Maar de rijke inhoud er van is voor Nederlanders vooral van geen minder gewicht en mocht hier te lande niet langer slechts voor enkelen toegankelijk blijven. Deze vertaling kan thans de vruchten van Dr Wrangel's nasporingen brengen tot den zoo zeer gewenschten ruimen kring van lezers en ze ten nutte van de vaderlandsche wetenschap doen komen. En voorzeker zal zij allen die door haar met zijn werk kennis maken, met warme erkentelijkheid vervullen jegens den Zweedschen geleerde, van wiens liefde voor ons land en zijne geschiedenis het een doorloopend getuigenis is.
De Commissie voor Taal- en Letterkunde bij de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Juni 1901. |
|