Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden
(1708)–Elisabeth van Wouwe– AuteursrechtvrijStemme: Als de Ziele Christi snelle, siet fol, 73.ICk vind in de Schriftuere
Een wonder schoon figure,
Van eenen Vader klaer,
Die had een Soon voorwaer;
Desen was hem rebelle,
Daer by seer hoogh van moet,
En hy quam hem dickwils quellen
Om sijn Patrimonie goet.
2. Den Vader seer beladen,
Heeft hem hier op beraden,
En hy gaf hem gans en heel
In d'handt sijns Moeders deel;
En hy stelden hem in eeren
Met goudt, silver, zadel en Peert.
Ketens, ringen, geldt en cleeren,
T'welck den Soon seer blyd aenveert;
3. Doen is hy te peert geseten,
Den Vader droevigh krete,
| |
[pagina 224]
| |
Sprack adieu mijn lieven Soon,
En gaf hem een goet vermaen:
Maer den Soon sonder bewegen
Heeft met vreught adieu geseyt,
Tot lichtveerdigheyt genegen,
Vrolijck hy ten landt uyt rijdt.
4. Doen heeft hy gaen domineren
En sijn geldeken gaen verteren
In wulpschen overdaet,
Met lichte Vrouwkens quaet;
Tuysschen, spelen, danschen, springen,
Men dronck daer de volle fluyt,
Maer sijn cleeren, ketens ringen
Trocken die vuyl Danten uyt.
5. Corts daer na heeft men vernomen
Eenen dieren tijdt aencomen,
Doen was hy sonder gelt,
En van honger seer gequelt:
Hy heeft dan vol berouwen
By een Huysman hem verhuert
Om de verckenen te stouwen,
6. Daer hy sijn misdaet besuert,
Door den honger gonck hy eten
Met de Verckens die hem beten,
Den Huysman hierom gestoort,
Joegh hem met veel slagen voort:
Doen begonst dien Soon te clagen,
Ach! Mijn Vader goet en weert
Heeft veel boyen ende staven,
Die hy vriendelijck traceert.
7. 'K sal gaen bidden met verlangen
Oft hy my toch wilt ontfangen,
Niet als Soon oft eygen Kint,
Want ick 's niet en heb verdint,
Maer als slaef oft huerlinck mede,
Al dient dit tot mijn confuys,
Ick sal wesen wel te vrede
Magh ick zijn maer in sijn huys.
8. Als den Vader vol medoogen
Sijnen Soon sagh voor sijn oogen,
Heeft hem blijdelijck ontfaen,
Daer toe een vet Kalf doen slaen
Om de vrienden te tracteeren,
En den Soons eer triumphant
Gaf hy vvederom nieuvv cleeren,
Ketens, ringen aen de handt.
9. Den oudsten Soon hem stoorden
Als hy dêes vreught aenhoorden,
| |
[pagina 225]
| |
Sprack dus sijnen Vader aen;
Gy en hebt noyt Bock doen slaen,
Om aen my die op te dragen
Die u hebt getrouvv gedient:
Maer het vet Kalf moet men slagen
Voor hem die vvas vvulps gesint.
9. Den Vader sprack met reden,
Gy bleeft altijdt by my
Dus vvas ick met u vry:
Desen die vvas verloren,
En in mijn byvvesen doot;
Nu is hy vveder vercoren,
Dus maeckt met my blyschap groot.
10. O Sondaers vvilt hier bemercken
Die door u quade vvercken
Van Godt zijt afgegaen,
En gehangen den satan aen:
Tracht dêes vveerde les te leeren
Van desen Soon met spoet,
Wilt u vveder tot Godt bekeeren,
En hem dienen met groot ootmoet.
Gy jonge teere jeught,
Wilt gy Godt seer behagen,
Begeeft u vroegh tot deught,
Wilt Godt u hert op-dragen,
Want in den ouderdom
Is 't Godt niet wel te minnen,
'T zijn zemels dan voor blom;
Dus wilt van jonghs beginnen,
Verlaet de Wereldt eerst
Soo en sal sy u niet seggen
Tot schandt van uwen geest,
Dat sy u moest verleggen.
|
|