Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden
(1708)–Elisabeth van Wouwe– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
Stemme: Suyver Lelie-blom Coningin der Maeghden.ICk geloove in Godt den Vader almachtigh
Schepper van hemel ende van aerderijck
Eeuwigh en oneyndelijck en is waerachtig
Dat' er oock noyt imant en was sijns gelijck,
En in Jesum Christum sijn eenigen Sone
Die ontfangen is van den Heyligen Geest,
Geboren uyt die suyver Maget schoone
Maria die ons bereyt heeft dêes bly feest.
2. Ick geloof dat Godt den Soon veel heeft verdragen
Voor ons onder Pontius Pilatus fel
Dat hy is gekruyst, gestorven en begraven
En naer sijne doodt neder-gedaelt ter hel,
Om d'Heylige Vaders te verblijden
Die daer saten in de schaduwe der doodt
| |
[pagina 183]
| |
En dat hy ons door sijn doodt en lijden
D'helsche poorten brack en den hemel ontsloot.
3. K'geloof dat Jesus Christus van der doodt verresen
Is ten derden dage in den morgenstont
Met ziel en lichaem schoon en gelorieuse
Maecktten tusschen Godt en mensch een vred's verbont,
En dat hy ten Hemel is op-geklommen
Met d'Heylige Vaders uyt dit aertsche dal
En ten jonghsten dage sal weder komen
Levende en dooden hy oordeelen sal.
4. K'Geloof in Godt den Heyligen Geest t'allen stonden
Een gemeyn heylige Catholycke Kerck
Daer gemeynschap der Heyligen wort gevonden,
Vergiffenis der sonden maer nemt hier gemerck,
Datmen die moet met berouw belijden
Aen den Priester, in de plaets van Godt gestelt
En door penitentie t'vleesch castijden
Soo wort dan u ziel verlost van't hels gewelt.
| |
[pagina 184]
| |
5. Ick geloof dat s'menschen lichaem sal verrijsen
Met de ziel vereenight worden altesaem
In dat Godt sal ieder naer sijn wercken prijsen,
T'sy met loon oft straf naer zijn wercken bequaem,
En dat'er oock is een eeuwigh leven
Om in Godt te rusten eeuwigh sonder endt
Oft van d'aenschijn Godts eeuwigh gedreven,
En te lijden voor de sonden t'hels torment.
6. Heer in dit waerachtigh geloof wil ick leven
Al moest ick dus lijden veel tormenten swaer
Hier voor wil ick sterven door u liefde gedreven,
Meer als hondert duysent keeren Martelaer,
Heer ick wensch dat alle hert en ziele
Om u te belijden, altijdt stont bereedt
Dat ick niet en kan de helle vernielen
En al die u lasteren dat is my leedt.
|
|