Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden
(1708)–Elisabeth van Wouwe– AuteursrechtvrijStemme: Heere ick wensch u te ontfangen.HEer ick wensch u te beminnen
Met een liefde en ootmoet
Als d'Engels en Seraphinen,
U minnen in liefde soet,
En als alle creaturen
In u liefde wel bereyt
U beminnen t'aller uren,
Nu en inder eeuwigheyt.
2. K'wensch te hebben duysent monden
Om met dese al gelijck
Vwe liefde te verconden,
Over heel het aerderijck,
K'wensch dat alle herten branden
In u liefde meer en meer
Om u die tot offerande
Op te dragen soeten Heer.
3. Heer ick wensch wel hondert werven
Duysent keeren en noch meer
| |
[pagina 133]
| |
D'alder-vreetste doodt te sterven,
Om u liefde soeten Heer
Jae al moest ick voor u lyden
Al de Martelaersche pijn
K'sou my in dêes pijn verblijden,
Om dat gy bemint sout zijn.
4. K'wensch u Heere te beminnen
Met sulck een oprechtigheyt
Als des Hemels Coninginne
V mint inder eeuwigheyt,
jae oock ten eeuwigen dagen
V te dragen liefde puer
Als u menscheyt heeft gedragen,
Aen u godd'lijcke natuer.
5. K'seght en meynt in liefde pure
Waer ick Godt van Hemelrijck
En gy waert een creature
Het welck is onmogelijck,
K'sou mijn Godtheyt resigneren
Heer om dat gy Godt sout zijn
En sout eeuwigh triumpheren,
Al leed' ick dus eeuwigh pijn.
6. Heer mijn tongh can niet uyt-leggen
Hoe dat ick u liefde mêen
Laet u liefde selfs dat seggen,
Want gy kent mijn hert alleen,
Laet my in u vier verdwynen
Als den Vogel Phenix doet
En in liefde weer verschijnen,
Ach mijn alderhooghste goet.
7. Houdt my aen u vast gebonden
Die mijn ziel soo seer bemint
Wilt verbranden al mijn sonden,
Door u vier dat al verslint,
Treckt toch al mijn hert en sinnen
Alderliefsten minnaer soet
Om u eeuwigh te beminnen
Gy die t'vier der liefde voet.
|
|