Voor mijn werk zijn ook een aantal buitenlandse vrienden en collega's van belang geweest. Van hen wil ik graag Michael Schröter; Richard Kilminster, Stephen Mennell, Artur Bogner, Eric Dunning en Mike Featherstone noemen. Hun waardering en vriendschap is op momenten van grote betekenis geweest.
Bijzondere dank gaat uit naar het Postdoctoraal Instituut voor de Sociale Wetenschappen voor de periode dat ik daar te gast heb mogen zijn.
Dat dit boek er is dank ik op een wel heel speciale manier aan Micha de Winter. Zonder hem, en de Algemene Sociale Wetenschappen in Utrecht, was het er nog lang niet geweest.
Van mijn ouders heb ik het meeste geleerd. Hun visie op het leven klinkt misschien wel het sterkst in dit boek, althans, dat mag ik hopen. Aan hen heeft het in ieder geval niet gelegen. Vooral de zelfkennis en mensenkennis van mijn vader, en ook zijn op begrip van de geschiedenis van de mensheid gestoeld relativeringsvermogen, heeft via mij sociologie gebaard. Maar wat zou het zijn geworden zonder mijn moeders waarheidsdrang en rechtvaardigheidsgevoel. Dank aan mijn ouders.
Met mijn broer en paranimf deel ik deze familiegevoelens en nog veel meer. Dank Luuk. Mijn zus en ik woonden wat ver van elkaar; ze komt nu gelukkig dichterbij wonen. Welkom Angela.
Zo'n vader als ik zelf had wil ik ook zijn. Kinderen van vlees en bloed zijn veel belangrijker dan geesteskinderen: dank aan Julia en Roos. In de laatste weken van het ter wereld brengen van dit geesteskindje heb ik wel enigszins tegen dit principe moeten handelen. Daarom: extra dank aan Roosje.
Mijn levensgezel heb ik eens gezegd dat ik haar niet zou bedanken; al die proefschriften met dankwoorden aan het meisje dat moest wijken voor het werk, daar hield ik niet van, zei ik. Wat kan ik toch hoogmoedig zijn. Dank aan mijn geliefde, Truus.