spreken, is dikwijls in de verzoeking te denken dat het er niet op aan komt, hoe hij zich dáár gedraagt. En toch komt dat er wel degelijk op aan! Hij is in die streken de vertegenwoordiger van zijn volk, van zijn ouderlijk huis, van zijn heele geslacht, en als hij zich onwaardig gedraagt, wat zal men dan wel denken van dat Holland, waar hij thuis behoort, van de ouders, die hem hebben gevormd, van het geslacht, welks naam hij draagt!
Toen Stanley op zijn tocht om Livingstone te zoeken met Koning Mtesa in aanraking kwam, besloot hij dezen vorst tot het Christendom te bekeeren. Tot antwoord verzocht de Koning den Engelschman om ten aanzien van den verzamelden harem een proef af te leggen van zijne bedrevenheid in het schieten.
Op een rotspunt, ongeveer honderd ellen van daar, lag een jonge krokodil te slapen.
‘Kom, Stanley,’ zeide Mtesa, ‘toon nu eens aan mijne vrouwen hoe de blanken schieten’
‘Het was geen kleinigheid,’ zei Stanley later ‘om op dat oogenblik al de zonen van Japhet