| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XII.
De invloed der vrouw.
De man zal altijd zijn wat de vrouw van hem maakt. Wilt gij dus den man groot en edel maken, leer de vrouw dan wat grootheid is en adeldom van ziel.
Rousseau.
No man ever lived a right life, who had not been chastened bij a woman's love, strengthened by her courage, and guided bij her discretion.
Ruskin.
Zoo de vrouw hare schoone roeping, den man een hulpe te zijn, goed begrijpt, is zij hem allereerst een gids op den weg van het goede.
Het is onmogelijk den invloed te overschatten, dien een vrouw op een man kan uitoefenen. Zelfs in onze prozaïsche negentiende eeuw gevoelen wij de diepe waarheid en ernst, in de volgende woorden van Ruskin vervat: ‘Het pantser, dat de ziel eens mans omgeeft, kan slechts door een vrouwenhand zijn aangebracht; en alleen, wanneer zij het te los heeft bevestigd, is zijne eer in gevaar.’
Dezelfde schrijver zegt in een ander zijner werken: ‘Daar is geen strijd in de wereld, ja, zelfs geen onrecht, of gij
| |
| |
vrouwen zijt er verantwoordelijk voor, niet zoozeer omdat gij die hebt te voorschijn geroepen, maar wijl ge ze niet verhinderd hebt. De mannen zijn uit hun aard tot strijden geneigd. Strijden zullen zij of zij er reden toe hebben of niet. Maar gij moest hun niet toestaan te strijden zonder reden; en waar er werkelijk een aanleiding is, moest gij verzoenend optreden. Daar is geen smart, geen onrecht, geen ellende in de wereld, of de schuld er van ligt bij u. De mannen kunnen alles zonder medegevoel aanzien, maar gij moest daartoe niet in staat zijn. In het vuur hunner worsteling voor eigen belangen vergeten zij alles; zij zijn van een ander maaksel. Maar gij kunt de diepte peilen van de smart uws naasten en het middel vinden om die te heelen.’-
Een oude vrijer zeide eens: ‘Die niet ongetrouwd kan blijven, moet ten minste een goede vrouw nemen.’
Hij behoorde tot de mannen, die het oude rijmpje huldigen:
‘Trouw toch niet, trouw toch niet!
Als je trouwt, begint je verdriet.’
‘Je hebt het glad mis,’ zei iemand, die hem hoorde, ‘als je geen goede vrouw nemen kunt, moet je ongetrouwd blijven.’
Inderdaad, als een man het geluk niet heeft dat zijn leven door een lieve vrouw wordt verhelderd, doet hij ten minste wijs zich niet aan een Xantippe te verbinden. De meeste mannen zijn wat de vrouwen van hen maken. Zelfs een slecht man wordt beter in den engagementstijd.
O woman! lovely woman! nature made thee
To temper man; we had been brutes without you.
En welk soort van ‘brutes’ wij geweest zouden zijn, zegt ons een Provençaalsch spreekwoord. ‘Waren er geen vrouwen op aarde, dan zouden de mannen maar ongelikte beeren zijn.’
| |
| |
Een verstandige vrouw is altijd bezig uit het karakter van haar man kleine uitspruitsels weg te snoeien, die den verkeerden kant opgingen. Door het snoeien houdt zij hem in den behoorlijken vorm. Als hij iets onnoozels zegt, zal zij hem met zachtheid daarop wijzen. Als hij verklaart een ongerijmdheid te willen doen, zal zij wel een middeltje vinden het hem te beletten. Een vrouw is bekwaam in het hanteeren van het zedelijk snoeimes. Als Olivier Goldsmith getrouwd was geweest, zou hij nooit die gedenkwaardige, bespottelijke jas hebben gedragen. Ontmoet gij een u zoo goed als onbekend man, dwaas gekleed, gekkepraat uitslaande of met in 't oog loopende manieren, dan kunt ge er van op aan dat hij ongetrouwd is; want bij getrouwde mannen zijn de hoeken rond en de wilde loten weggesnoeid.
Vrouwen hebben veel meer gezond verstand dan mannen. De raad der vrouw is als de ballast, die het schip in evenwicht houdt. Menige man, die den raad zijner vrouw in den wind sloeg, beklaagde het zich te laat. Reeds in 1643 zag onze dichter Cornelis Boy dit in, toen hij zong:
Daer zijn verwaande mans, die alle vrouwen laken,
En sluyten haar de deur, oock in geringe saken,
Jae, houden voor geval en enckel kinderpraet
Oock dat een deftigh wijf op vaste gronden raet,
En uit een eijgen sin en aengenomen waen
Al wat de vrouwe seijt geen acht en willen slaan.
Lavater, een Zwitsersch geestelijke en beroemd gelaatkundige, dacht er anders over dan die ‘verwaande mans’, wat het volgend uittreksel uit zijn dagboek bewijst.
23 Januari. Onze dienstbode vroeg mij na het eten of zij mijne studeerkamer mocht vegen.
‘Ja’, zeide ik, ‘maar je moogt niet aan mijne papieren of boeken raken.’
Ik sprak niet op vriendelijken toon, want ik was niet op
| |
| |
mijn gemak en vreesde dat er onaangenaamheid uit zou voortkomen. Toen zij een poosje weg was, zeide ik tot mijne vrouw: ‘Ik ben bang dat zij boven aan het opruimen zal gaan.’
Daarop sloop mijne vrouw met de beste bedoelingen de kamer uit en verzocht de meid toch niets te verleggen.
‘Is ze nu nòg al niet klaar?’ riep ik onder aan de trap, en zonder antwoord af te wachten, liep ik naar boven. Toen ik binnenkwam, wierp de meid een inktkoker om, die op de tafel stond. Zij was zeer ontsteld.
‘Wat een lomp schepsel ben je toch!’ riep ik ruw. ‘Heb ik je niet gezegd dat je voorzichtig zoudt zijn?’
Ik ontmoette den blik mijner vrouw, maar in plaats van mij te schamen, barstte ik opnieuw in verwijtingen los. Ik liep klagend en zuchtend naar de tafel, alsof allerlei gewichtige papieren waren bedorven, ofschoon eigenlijk nergens inkt op gevallen was dan op wat vloeipapier en een onbeschreven blad.
De meid nam deze gelegenheid waar om zich uit de voeten te maken, en mijne vrouw sloeg hare armen om mijn hals.
‘Mijn lieve man!’ fluisterde zij met zacht verwijt.
Ik keek haar woedend aan, maar voelde dat ik haar niet kon weerstaan en trachtte haar uit den weg te komen. Zij echter legde haar wang tegen den mijnen, zweeg eenige oogenblikken en zeide toen met de teederste bezorgheid: ‘Je zult je gezondheid benadeelen, lieveling.’
Nu begon ik mij te schamen. Ik zweeg en er welden tranen in mijne oogen.
‘Ik ben een ellendige slaaf van mijn drift,’ zeide ik. ‘Ik durf mijne oogen niet op te slaan. Die verwenschte hartstocht! Zij is mij de baas.’
‘Neen, neen!’ wierp zij zacht tegen. ‘Bedenk hoeveel dagen en weken er voorbijgaan zonder dat ge een driftbui krijgt. Laten wij samen bidden.’
| |
| |
Ik knielde naast haar neder, en zij bad zóó natuurlijk, zóó vurig, en zóó toepasselijk, dat ik God dankte voor dat uur en voor zulk een vrouw.’-
Zouden wij niet allen tal van huwelijken - zelfs onder onze vrienden - kunnen aanwijzen, waar de oploopende, ruwe man langzamerhand door zijne vrouw op het rechte pad is gebracht?
Zachtheid zal den dwingeland leiden.
In het heiligdom der trouw
Heerscht onmerkbaar en bescheiden
De almacht van de stille vrouw.
Haar gebod ruischt als een bede,
Voor haar voeten dauwt het vrede,
En haar zonen zegent God.
Maar ofschoon een goede vrouw niet vitterig is, waakt zij er toch tegen haar man niet te bederven. Zij is steeds:
De vriend, die (hem zijn) feilen toont.
‘De ware hulpe van den man,’ zegt Sir Henry Taylor, ‘is zij die prijst en overreedt, waarschuwt en vermaant op klare gronden, en liefheeft met een krachtige liefde, niet met ziekelijke weekheid.’
Een vrouw kan wonderen doen door zachtheid en goedheid. Deze karaktertrekken van Monica, de moeder van den Heiligen Augustinus, werden bekroond door de bekeering van haar man niet alleen, maar ook van haar beroemden zoon. De huiselijke vrede werd dagelijks verstoord door de prikkelbaarheid van den eersten, maar nooit gaf Monica hem een ruw antwoord terug, noch klaagde zij ooit tegen anderen over zijn gedrag. Zij wachtte rustig tot de bui was afgedreven en trachtte dan hem zijn ongelijk te doen inzien, zoodat zij nooit in toorn scheidden. Hare lieftalligheid en zachtheid
| |
| |
maakten hem ook zacht en vriendelijk; en hij gevoelde zulk een diepe liefde en achting voor haar, dat hij zich langzamerhand verbeterde, en eindelijk een onberispelijk en godsdienstig leven leidde. Ziedaar wat Monica's liefde had uitgewerkt. Mochten andere vrouwen zich aan haar spiegelen!
Helaas, er zijn ook tal van voorbeelden aan te wijzen van vrouwen, die een slechten invloed hadden op hare echtgenooten, en alles deden, wat in haar vermogen was, om het karakter hunner mannen te verlagen.
Zulk een vrouw was de tweede gade van Thomas Moore. Toen hij niet spoedig genoeg naar haar zin in aanzien steeg, zeide zij dikwerf: ‘Haast je toch wat! Mijne moeder zeide altijd dat het beter is te commandeeren dan gecommandeerd te worden.’
‘Nu, wijfje!’ placht Moore dan te antwoorden op zachten, welwillenden toon, ‘dat geloof ik graag. Want nog nooit heb jij je iets laten gezeggen.’
Tevergeefs trachtte hij haar de grondbeginselen in te prenten, of zelfs maar te doen begrijpen, die voor hem de alpha en de omega waren van de maatschappelijke zedelijkheid. Zij kon maar niet vatten dat iemand eer bedacht kon zijn op het geluk van anderen dan op het zijne, en het wilde er bij haar niet in dat strikte oprechtheid een eerste vereischte is voor het algemeene welzijn en dat dus waarheidsliefde de voornaamste plicht is van een rechtschapen man tegenover zijne medemenschen. Waarlijk geen vrouw om haar man aan te vuren tot het streven naar de martelaarskroon!
Toen hij in de staatsgevangenis zat, wierp zij hem de volgende woorden naar het hoofd.
‘Ik kan mij niet begrijpen dat jij, die tot dusver altijd voor een verstandig man bent gehouden, je nu zoo gek kunt aanstellen om hier in die muffe, vuile gevangenis te gaan
| |
| |
zitten..... terwijl je toch vrij zoudt kunnen rondloopen en je zoudt kunnen verheugen in de gunst van den koning en het Parlement, als je maar woudt doen wat de bisschoppen en geleerden van het land ook gedaan hebben. Je hebt immers een mooi huis te Chelsea, waar je vroolijk kunt leven met je vrouw en kinderen. Wat doe je dan toch in God's naam hier!’
Dit voorbeeld van een man, willig te sterven voor zijne overtuiging, en van een vrouw, hem voor gek uitmakende, staat niet alleen. Het is er slechts een uit de velen, die wij allen dagelijks voor oogen hebben van vrouwen, die al haar best doen hare mannen te verlagen tot haar eigen peil.
Theodota zeide pochend tot Socrates dat zij gemakkelijk al zijne leerlingen van hem zou kunnen aftrekken en tot haar doen overloopen.
‘Best mogelijk!’ antwoordde de wijsgeer, ‘want gij leidt hen naar beneden langs een gemakkelijke helling, terwijl ik hen noodzaak te klimmen op het pad der deugd - een steile hoogte, onbekend aan de meeste menschen.’
‘Cherchez la femme!’ zegt de Franschman, als hij in korte woorden een verklaring wil geven voor de opzienbarende handelwijze van een man, en in dit spreekwoord schuilt zooveel diepe waarheid, dat het zich reeds over de geheele wereld een weg gebaand heeft.
Natuurlijk wordt het voor een vrouw bijna onmogelijk invloed op haar man uit te oefenen, als hij heeft opgehouden haar lief te hebben. Het beste, wat zij dan doen kan, is te trachten zijn hart opnieuw te winnen, met evenveel ijver als zij dat deed in haar jongemeisjestijd. Wellicht zal het haar gelukken, als zij onderstaande regelen volgt. Maar ik geef die met eenigen schroom, want eigenlijk hebben de mannen meer behoefte aan goeden raad dan de vrouwen en er zijn twee menschen noodig om een gelukkig paar te vormen;
| |
| |
toch zou het àl te dwaas zijn in een boek, geschreven voor vrouwen en meisjes, tot de heeren der schepping het woord te richten. Moeder de vrouw, u dus zij het volgende op het hart gedrukt.
Allereerst: wees even vriendelijk en beleefd jegens uw echtgenoot als toen hij nog uw minnaar was. Toen placht gij tot hem op te zien; zie nu niet op hem neer.
Vlied het voorbeeld van die ijdele vrouwen, welke iederen man trachten te behagen behalve de ongelukkigen, die door huwelijksbanden aan haar geketend zijn.
Houd u dagelijks voor dat ge een mensch gehuwd hebt en geen god; en wees dus voorbereid op zijne onvolmaaktheden.
Eens voor al - laat uw man het laatste woord; het zal hem voor u innemen, en geen bijzonder groot verlies voor u zijn.
Houd u altijd, alsof ge hem knapper vindt dan uzelf; dat geeft hem een gevoel van eigenwaarde, en gij wordt er niet minder om als gij erkent feilbaar te zijn.
Wees niet onhandelbaar. Onder sommige omstandigheden valt een verzoek zwaar, maar beproef het toch. Zulke vrouwen zijn zeldzaam - behoor gij tot haar.
Lees nog iets anders in de courant dan Modeberichten en Gemengd Nieuws, en stel u op de hoogte van wat er in het buitenland omgaat.
Als uw echtgenoot in verstand boven u staat, tracht dan als een makker voor hem te zijn; en zoo niet, poog hem tot uw kameraad te maken. Verhef hem steeds en laat hij u niet verlagen.
Vergeet uzelf, en denk er altijd aan dat hij u koos; waarschijnlijk zal hij zich dan met dankbaarheid herinneren dat ge hem niet hebt afgewezen.
Heeft hij mogelijk geen hart, een maag heeft hij zeker;
| |
| |
verlicht dus het huwelijksjuk door het eten lekker toe te bereiden.
Plaag hem niet altijd om geld en geef niet meer uit dan ge moogt.
Behandel zijne familie met onderscheiding, vooral zijne moeder. Al is zij uwe schoonmoeder, zij is toch zijne moeder - zij had hem eerder lief dan gij.
|
|