gen over lieden, die wij gekend hadden en die, terwijl zij naar populariteit en voorspoed vischten, doorgaans volkomen hadden gefaald. Zij hielden het lokaas, dat zij gebruikten, voor het allerbeste, en het bleek volkomen ongeschikt.
Er zijn gelukkig genoeg ingetogen meisjes, die niet uitrekenen hoe zij het best een man vangen zullen. Als een jongeling haar liefkrijgt en ten huwelijk vraagt, en is hij een brave kerel, wel, laat zij hem dan trouwen, als zij zin in hem heeft, en blij de toekomst tegemoet gaan. Zedige meisjes zullen geen heer naloopen of bij alles, wat zij doen en laten, denken: ‘Zou ik zóó een man vangen?’
Zulke jonge dames zijn er echter, helaas, ook. In plaats van zich nuttig te maken en tevreden te zijn in haar ongehuwden staat, denken zij er slechts aan hoe zij het spoedigst een man kunnen ‘knippen,’ en gebruiken alle mogelijke middelen om haar doel te bereiken. Deze meisjes nemen niet zelden in het oog loopende manieren aan, spreken luid en kleeden zich opzichtig, en meenen zich aldus aantrekkelijker te maken voor het mannelijk geslacht. Zij gebruiken echter het verkeerde aas. De visschen zullen er mogelijk eens aan knabbelen, maar vangen laten zij zich niet.
Een meisje, dat zich zoo aanstelt, moge al aandacht trekken en een half uur in het rond bekend zijn, slim is zij niet. Vroolijke jongelui zullen zich mogelijk een tijdlang met haar amuseeren, geen degelijk man zal haar ten huwelijk vragen.
Er is een vrijheid, die onze boeien slaakt, maar ook een vrijheid, die ons boeien aanlegt, en het meisje, dat zich te groote vrijheid veroorlooft in woorden en manieren, en de grens overschrijdt der vrouwelijke zedigheid, legt zich banden aan, knellender dan die, welke zij aflegde. De toejuiching der mannen, die zij beoogde, wordt haar juist onthouden door de middelen, welke zij bezigde om ze te winnen. Wat de mannen zelf ook zijn mogen, in de vrouw zien