| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk VII.
Tusschen school en huwelijk.
Den ledigen tijd niet ledig doorgebracht!
Sir Henry Wilton.
De jaren in het leven van een meisje, die volgen op het verlaten der school en voorafgaan aan haar huwelijk, zijn dezelfde, welke de jongeling aan de hoogeschool doorbrengt of gebruikt om zich voor een beroep te bekwamen. Sommige jonge meisjes studeeren in die jaren voor examens, maar verreweg de meesten beschouwen ze als een ‘mauvais quart d'heure,’ dat op een onverantwoordelijke wijze doorgebeuzeld mag worden, tot haar trouwdag gekomen zal zijn. Trouwen beteekent voor haar een tehuis, een positie, neen, soms nog minder: de titel van mevrouw of een huwelijksreis. Dus haasten zij zich door de dagen der jeugd zoo snel zij kunnen, alsof zij een vervelende taak hadden af te maken. En toch zijn deze jaren, waarin men zich zoo licht vaste gewoonten eigen maakt, ontwijfelbaar de gewichtigste van haar geheele leven. Brengt het meisje ze door in gedachteloos nietsdoen, de gevolgen er van zullen zich doen gevoelen in het karakter der vrouw. Gelukkig de mensch, wiens dagelijksch werk hem als
| |
| |
't ware wordt aangewezen en die dus niet behoeft te zitten bedenken hoe hij zijn tijd klein zal krijgen. Dit laatste is helaas de ellendige toestand van ontelbare meisjes, die in ruime omstandigheden leven en veel zusters hebben. Wat zullen zij doen in de jaren tusschen school en huwelijk?
Meisjes, die hare dagen slijten zonder zich ooit af te vragen hoe zij dat doen, verdroomen haar gouden jeugd en zijn volslagen nutteloos. Regel de uren van uw dag. Ge behoeft u geen slavin te maken van die regeling, maar wij moeten onzen tijd zoodanig verdeelen, dat wij geen enkel oogenblik laten verloren gaan en gemakkelijk onze plichten kunnen vervullen.
Bijzonder kostbaar zijn de uren tusschen negen en twaalf. Gebruik ze voor studie, muziek (als ge er aanleg voor hebt) of tot het aanleeren van de een of andere nuttige kunst, waarmede gij uw brood zoudt kunnen verdienen, als gij daartoe eens gedwongen werdt. Niemand zou er slechter aan toe zijn, integendeel, ieder zou er wèl bij varen, als meisjes van alle standen in het een of andere vak zóó bekwaam werden gemaakt, dat zij ten allen tijde, zoo noodig, geld kunnen verdienen. De oplettendheid, orde en vlugheid, die men zich eigen maakt bij het aanleeren van een handwerk of bij het beoefenen eener schoone kunst, leggen een beteren grond voor het karakter eener waardige huismoeder, dan het doelloos gefladder van het gewone jongemeisjesleven. Met fortuin begiftigde jonge dames behoeven hare vaardigheid of bekwaamheid niet te koop te bieden, alleen omdat zij vaardig of bekwaam zijn. Omdat zij kunnen graveeren, behoeven zij nog geen graveersters van beroep te worden, evenmin als zij dienstboden behoeven te worden, omdat zij een kamer aanvegen of een aardappel koken kunnen. Bekwaamheid van elken aard kan in voorraad worden gehouden, als zij niet terstond in klinkende munt behoeft
| |
| |
te worden omgezet. Er bestaat een opvoeding van volwassenen en wij leeren steeds voort tot den dag van onzen dood. Daarom is het zoo dwaas de opvoeding van een meisje voltooid te noemen, wanneer zij de school verlaat. Zij behoeft zich aan de volgorde der lessen niet meer te houden, maar zij kan ten minste beproeven niet te vergeten wat zij geleerd heeft. ‘Het is minder hard in de jeugd te leeren dan in den ouderdom onwetend te zijn,’ zegt het spreekwoord.
Waarom zal een meisje op achttienjarigen leeftijd alle studie vaarwelzeggen, juist als zij een weinig in de verschillende vakken begint thuis te geraken? Als zij bij het verlaten der school de boeken gaat beschouwen als geestelijke martelwerktuigen, staakt zij hare vorming, juist nu die haar eerst recht genot zou gaan geven.
Maar geest en lichaam zijn nauw met elkander verwant, en bij het beschaven van den geest mag een meisje niet verzuimen ook het lichaam zijn eisch te geven. Op lateren leeftijd zal zij heel wat gezondheid en lichaamskracht noodig hebben, en die kan zij verkrijgen door rijden, zwemmen, kaatsen, roeien en het doen van die gymnastische oefeningen, welke tegenwoordig voor meisjes zijn uitgedacht. Door deze spelen verovert zij zich, mits zij ze matig beoefent en wel in een doelmatige kleeding, die de longen vrijlaat (vooral geen nauwsluitend corset), een vaste hand, een scherpen blik, een frisschen blos en de luchthartigheid, welke in een lichaam woont, dat niet belemmerd wordt in zijne bewegingen. Zij bestendigen de gezondheid en volmaken de schoonheid.
Welopgevoede meisjes kleeden zich eenvoudig en wijden niet al hare gedachten uitsluitend aan haar toilet. Vooral op het gebied van hoeden heerscht nog veel wansmaak. Onlangs ving ik een opmerking op, die sotto voce door een student werd gemaakt over een jonge dame, die de aandacht trok.
| |
| |
‘Zeker, ze is heel lief,’ zeide hij tot zijn vriend, ‘maar die afschuwelijke met vogelafval versierde hoed bederft alles.’
Het bewuste hoofddeksel was gegarneerd met een vogelkop, halsveeren en klauwen.
Een teerhartig jong meisje van mijne kennis zeide tot haar broertje: ‘Jij wreede bengel, mag jij die arme vogels hunne eieren afnemen?’
‘O,’ antwoordde het ventje, ‘dat beest daar op je hoed is de moeder. Zij trekt er zich niets van aan.’
Natuurlijk is het onmogelijk voor een meisje, dat hare eigene japonnen en hoeden maakt, iedere nieuwste nieuwigheid te volgen, maar dat is ook volstrekt niet noodig, en haar werk stijft haars vaders kas, evenals wanneer zij het eerste onderwijs van hare kleine broertjes en zusjes op zich neemt.
‘Wat kan ik doen om moeder te helpen?’ Die vraag moest ieder jong meisje zich dagelijks voorleggen.
In een groot en welingericht huishouden moet iedere dochter haar eigen taak hebben. De een heeft toezicht te houden in keuken en eetkamer; zij moet zorgen dat de tafel behoorlijk voorzien is van spijzen en dat er in het sousterrain zuinig wordt huisgehouden. Een ander brengt de ontvangkamer en de slaapvertrekken in orde; een derde heeft het verstelwerk voor hare rekening. De volgende week verwisselen zij eens van bezigheden en op die manier heeft hare moeder tijd om te lezen, uit te gaan, vrienden te ontvangen en een welverdiende rust te smaken.
Wij zijn het volkomen met Von Raumer eens, waar hij zegt: ‘Wij oordeelen dat ieder meisje, van welken stand en in welken staat ook, noodzakelijk moet onderricht worden in de bezigheden van het huishouden en dat hare opvoeding anders niet voltooid kan heeten. Ik zeg: meisjes van allen stand en staat moeten leeren met kennis en overleg huiselijk
| |
| |
werk te verrichten, dewijl zij later allen, al leven zij ook in den ruimsten overvloed, een overzicht moeten houden van de huishouding en goed bekend zijn met wat zij van de dienstboden in betamelijkheid eischen kunnen. Dit oordeel kan geen vrouw bezitten, die niet zelf de bijzonderheden des huishoudens door eigen ervaring heeft leeren kennen.’
Vloeren boenen, pannen schuren, laarzen poetsen, borden reinigen, linnengoed wasschen en strijken, dat alles kan goed of slecht verricht worden, en een meisje zal er niet van bederven, als zij het eens zelf beproeft, opdat zij later hare dienstboden kan wijzen hoe het gedaan moet worden.
‘Moeders!’ zegt Dr. Coronel, ‘laat uwe dochters in de jaren, die tusschen de school en het huwelijk liggen, rijkelijk plukken van de vruchten aan den boom des levens, dien gij zelf in den huiselijken hof vertegenwoordigt. Leidt haar reeds vroeg op tot nuttige werkzaamheid. Laat geen werk haar vernederend toeschijnen, dat in het belang van het gezin wordt ondernomen. Leert haar beurtelings het huishouden met spaarzaamheid leiden, de voeding met verstand regelen, de reinheid op prijs stellen, de waardigheid tegenover het dienstpersoneel, de liefde en genegenheid jegens de overige huisgenooten in acht nemen.’
Met naaiwerk hebben meisjes doorgaans niet veel op, vooral niet als het wat eentonig is. Toch kan men van moeder de vrouw niet verwachten dat zij al het verstelwerk doet, en in tegenwoordigheid van nadenkende meisjes moest zij nooit hare eigene handschoenen behoeven te herstellen, nog veel minder die van vader of de jongens.
Bezoekers zijn dikwijls vervelend of vermoeiend. Helpt gij uwe moeder wel eens om het gesprek gaande te houden? Misschien berooft dit u van een welverdiend uitspanningsuurtje, maar gij doet er een goed werk aan naar hun
| |
| |
gebabbel te luisteren, daar gij uwe lieve moeder er door belet geheel ‘op’ te raken. Er is somtijds beweerd dat geleerde vrouwen bijna altijd hare huishoudelijke plichten verzuimen of dat, om de geestige woorden van Sydney Smith te gebruiken: ‘waar men de vrouw laat eten van den boom der kennis, de overige huisgenooten spoedig van de lucht zullen moeten leven.’ Onder de vele vrouwen, die een levend bewijs voor de dwaasheid dezer bewering waren, noemen wij slechts mevrouw Somerville, de groote wiskundige. Zij was niet alleen een uitstekende huishoudster, maar ook buitengewoon bekwaam met de naald. Toen haar man op hun huwelijksreis door een keelaandoening was aangetast, verbaasde zij hen, die meenden dat een geleerde vrouw niets van de kookkunst kon weten, door het zorgvuldig klaarmaken van zwarte bessengelei. En op een anderen tijd voorzag zij een van de schepen, die werden uitgerust voor een noordpool-expeditie, van marmelade, eigenhandig door haar gereedgemaakt.
‘Wie kan er aan twijfelen dat de betrachting van alle vrouwelijke plichten bestaanbaar is met een verlichten geest, met een schat van nuttige kennis, met een door kunst en wetenschap gevormden en verfijnden smaak? en dat de jonkvrouw die ontwikkeling kan bezitten, zonder daarom den smadelijken naam van savante te verdienen?’ zegt Niemeyer.
Zoodra een meisje inderdaad beseft, wat het woord plicht in zich sluit en haar best doet den haren te vervullen, slaat zij eerst thuis de handen aan het werk en ziet dan eens rond, wat er buitenshuis voor haar te verrichten valt. Dan doet zij haar best de armen te helpen, de onwetenden te onderwijzen en de treurenden te troosten. Er bestaan overal wel vereenigingen, genegen hun, die willen weldoen, den besten weg te wijzen, en de bestuurders zijn zeer blij, als
| |
| |
zij aanbiedingen van hulp krijgen, en geven gaarne wat te doen aan hen, die toonen hunne krachten aan het goede doel te willen wijden.
Het was vroeger de gewoonte in Indië dat een bruid den geheelen namiddag van haar trouwdag met haar gezicht naar den muur ging zitten. Als iemand sprak, mocht zij niet antwoorden. Dit was de zinnebeeldige voorstelling harer smart over het verlaten harer maagdelijke gelukstaat. Al voelt een Hollandsch meisje deze smart nu juist niet zoo diep als zij trouwt, wanneer zij hare meisjesjaren gelukkig maakt door ze goed te gebruiken, kan zij ten minste rustig wachten tot de rechte Jozef komt, in plaats van zichzelf weg te gooien aan den eersten den besten.
Meent zij hulpmiddelen te moeten gebruiken om zichzelf grooter aantrekkelijkheid te geven, dat hangt af van de soort van man, dien zij wenscht te huwen. Maar als zij zich een braaf, waardig man tot echtgenoot wenscht, doet zij veel wijzer geen kunstgrepen aan te wenden, maar zich juist voor te doen, zooals zij is. Laat zij haar geest ontwikkelen, zich bezighouden met goed en nuttig werk, zoowel binnenals buitenshuis, zich oefenen om practische kennis te verkrijgen van huishoudelijke zaken en dan afwachten of het lot haar een echtgenoot toeschikt, die haar bevalt.
Dat schoolmeisjes en jonge dames veel en ernstig over het huwelijk nadenken, geloof ik niet. Zij houden van gekheid maken, beminnen vroolijke scherts en laten zich graag de hulde welgevallen, waarop hare jeugd en schoonheid haar recht geven. Velen onder haar - maar het aantal is niet zoo groot meer als vroeger - zijn bang een oude vrijster te worden, en nemen dwazelijk het eerste het beste huwelijksaanzoek aan, vreezende dat zij misschien nooit weer gevraagd zullen worden. Maar er zijn tegenwoordig zóóveel middelen voor de vrouw om in haar eigen onder- | |
| |
houd te voorzien, terwijl de publieke opinie het meisje, dat werkt, minstens even hoog eert als hare zusters, die ‘arbeiden noch spinnen,’ dat het trouwen om een onderkomen te hebben (wat vroeger maar àl te veel in zwang was) tegenwoordig meer en meer als iets schandelijks wordt beschouwd.
|
|