| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk VI.
De vrouw als onderwijzeres.
De eerste opvoeding der kinderen heeft den grootsten invloed. Zonder twijfel rust deze taak op de vrouw.
Rousseau.
Onder de gaven, waardoor de vrouw boven den man uitmunt, behoort voornamelijk hare groote opvoedende kracht.
Dr. Allebé.
Onderwijzen is bij uitnemendheid het werk der vrouw. Het vereischt medegevoel, tact en geduld, hoedanigheden, die in den regel meer bij de vrouw voorkomen dan bij den man.
Een lieve oude predikantsvrouw, die zelf steeds gestreefd had de jongens en mannen van haar dorp te onderwijzen, was onlangs op een ringsvergadering met dames en sprak met geestdrift tot hare kennissen over de gelegenheid, haar allen geschonken, jonge lieden op het rechte pad te houden.
‘Als gij hen wilt onderwijzen,’ zeide zij, ‘kunt gij meer voor hunne vorming doen dan eenig man ter wereld. Uwe vrouwelijke teederheid en zachtheid zullen, zonder dat ge het weet, veredelend op hen werken. Gij kunt hen verma- | |
| |
nen nimmer iets te zeggen of te doen, wat gij, gelijk zij wel kunnen veronderstellen, zoudt afkeuren, en door hunne achting en liefde voor u zullen hunne gemoederen minder ruw worden.’
‘Wie de kunst verstaat het goede bij anderen op te wekken, kan groote dingen tot stand brengen,’ zegt Van der Hoeve. Lieve lezeres, hebt ge wel ooit bedacht hoe nuttig ge een deel van uw ledigen tijd zoudt kunnen besteden ten behoeve van al de jammerlijk verwaarloosde, diep beklagenswaardige arme kinderen, welke in uwe nabijheid leven, en welk een louterenden invloed gij daardoor op hun toekomstig leven zoudt uitoefenen? 't Is waar, zij zijn niet altijd aantrekkelijk of innemend of welgemanierd, en soms zijn zij zelfs vuil en haveloos en terugstootend, maar des te meer reden voor u hen u aan te trekken. Huisbezoek doen en het geven van onderwijs in een Zondagsschool (vooral op kleine plaatsen) is de aangewezen taak voor ieder jong meisje, dat niet reeds onderwijzeres van beroep is.
‘Draagt geen witte kruisen of zwarte kleeren of mutsen van een bijzonder model,’ raadt een Engelsch wijsgeer aan jonge meisjes. ‘Wie geeft u het recht rond te loopen in een in 't oog vallende hemelsche uniform, alsof het meer uwe zaak of uw privilegie is het goede te doen dan van ieder ander? Maar zorgt iederen dag van uw leven zooveel mogelijk te doen voor het geluk van anderen. Te doen, zeg ik, niet er over te praten. Helpt uwe medemenschen, maar kwezelt niet met hen; en doet de armen wel, maar om alles ter wereld, preekt niet voor hen.’
Hoeveel nut kan een meisje of vrouw stichten, die op deze wijze haar geld besteedt!
Nu mogen sommigen al beweren dat vrouwen van ondervinding en levenservaring betere huisbezoeksters zullen zijn dan jonge meisjes, niemand zal ontkennen dat de Zondags- | |
| |
school de plaats is, waar onze meisjes het meeste nut kunnen stichten met haar aangeboren talent om te onderwijzen.
Onze meisjes met hare heldere oogen en aardige, innemende manieren zijn beter in staat kinderen aan te trekken dan ernstiger en oudere lieden. Hare jeugdige verbeelding zal de Bijbelsche geschiedenis levendig schilderen voor de kleine oogen en ooren; haar frissche, wakkere moed zal slagboomen van botheid omverwerpen en zich een weg banen tot trage hersenen, waar oudere, en daardoor minder energieke vrouwen zouden falen. Voorts zullen de grootere jongens, terwijl zij rondom hunne jeugdige onderwijzeres zijn geschaard, worden gelouterd, alleen reeds door den invloed harer zachte stem en beschaafde manieren, een loutering, die zich later zal doen gevoelen in hun huiselijk leven en in hun omgang met hunne meisjes en vrouwen en dochters. Onmerkbaar leeren zij zich overgeven aan haar milden, maar onweerstaanbaren invloed, en in hare nabijheid voelen zij schaamte over hunne ruwe gewoonten en lage ondeugden. Zij luisteren, terwijl zij hun den rechten weg wijst, en gehoorzamen aan hare vriendelijke, maar vaste leiding.
Als onze meisjes werk verlangen dat de edelste krachten der menschelijke ziel wakker roept, laten zij dan zich bekwamen voor zulken arbeid.
In geen enkele andere betrekking kan een vrouw zich zóó nuttig maken als in die van onderwijzeres. Nog tot voor korten tijd was het voor meisjes uit den beschaafden stand de eenige weg om geld te verdienen. Zelfs tegenwoordig, nu zij zooveel ruimer keuze van betrekkingen hebben, neigen zij als vanzelf nog het meest tot die van onderwijzeres en zijn er ook waarschijnlijk het best op hare plaats.
Een jong schooljuffrouwtje zeide onlangs vol geestdrift tot
| |
| |
mij: ‘Onderwijzen, dat is voor mij een heilig beroep. Het zaad van toekomstige kennis te strooien in den ontluikenden kindergeest en het te bespieden, terwijl het groeit en zich ontwikkelt, welk een onuitsprekelijk genot! Het verveelt mij nooit.’
Ik kon niet nalaten haar aan te zien met een glimlach vol welgevallen, en mij te verkwikken aan haar ongeveinsd enthousiasme. Helaas, niet alle onderwijzeressen hebben zooveel hart voor haar werk, ofschoon zij het zich wel verbeelden of het voorgeven. Zij grijpen het aan als een middel om haar brood te verdienen en natuurlijk verveelt het haar en gevoelen zij dat zij misbaksels zijn.
Ieder meisje meent dat zij wel onderwijs kan geven en toch is er geen grooter dwaling denkbaar. Kennis te bezitten en kennis aan anderen mede te deelen, zijn twee zeer verschillende zaken. Een kind op de rechte wijze te beschaven en te ontwikkelen is een taak, die alleen kan worden volbracht door hen, die uitstekende zedelijke hoedanigheden hebben. Geen geleerdheid, hoe groot ook, vergoedt bij de onderwijzeres gebrek aan fermiteit, aan billijkheid, aan geduld en aan boeiende voordracht. Men heeft genie ‘onuitputtelijk geduld’ genoemd, maar deze definitie is evengoed op degelijk onderwijs toepasselijk. Geduld zoowel als verbeelding worden van de onderwijzeres gevorderd om de moeilijkheden te kunnen raden, waarmede de leerlingen zelf te strijden hebben.
Voor de verklaring van een zin of woord mogen nooit dezelfde woorden gebruikt worden. Een kind is misschien slechts in staat een zaak van één kant te beschouwen; en dan moet de onderwijzeres haar vernuft toonen door steeds verstaanbaarder omschrijvingen te gebruiken.
Maakt ge u bij het onderrichten van een kind boos op hem wegens zijne onbevattelijkheid of onhandigheid, beproef
| |
| |
dan eens, zoo ge het nog nooit beproefd hebt, met uwe linkerhand te schrijven, en bedenk dan dat een kind geheel en al linkerhand is.
Het behoeft nauwelijks betoog hoe hartelijk een onderwijzeres met de jeugd moet medegevoelen om haar te kunnen verstaan. Sommigen van haar schijnen niet in staat te zijn zich hare eigene kindsheid te herinneren en geven aan hare leerlingen den indruk dat zij nooit kinderen zijn geweest. Zich aldus onbegrepen gevoelende, ontbreekt een kind de moed zijne zwarigheden te openbaren.
De vrouw, die niet in staat is het menschelijk hart te doorgronden, deugt niet voor onderwijzeres. Een van de voorschriften voor de kapelaans, die opgeleid worden om later in militaire gevangenissen nuttig te zijn, luidt aldus: ‘Hij moet zooveel hij kan - en vooral door het winnen van hun vertrouwen - een grondige kennis trachten te verkrijgen van het karakter en den aard van alle gevangenen.’
Deze regel moest evenmin ooit worden verwaarloosd bij de opvoeding van kinderen.
De eerste Jezuieten, die meesterlijke opvoeders waren, hadden de gewoonte in het geheim aanteekeningen te maken over hunne leerlingen, en vele jaren later, toen deze aanteekeningen onderzocht werden, zegt men, werd de juistheid dier voorzeggingen treffend bewezen door het gevolgd succes van velen, die naam hadden gemaakt.
Een andere tactiek van deze Jezuieten kan worden aanbevolen aan zulken, die dwazelijk meenen dat er weinig bekwaamheid en kennis vereischt wordt om jonge kinderen te onderwijzen. In hunne scholen plachten zij de jongste en minstgevorderde leerlingen aan de zorg der beste onderwijzers toe te vertrouwen. Want terwijl ieder met behulp van eenigen ijver, een goed geheugen en een tamelijke dosis verstand zich voldoende kennis kan verwerven om meerge- | |
| |
vorderden verder te beschaven, zijn er slechts weinigen, die zulke uitstekende gaven van geest en gemoed bezitten, dat zij jonge kinderen met tact weten te behandelen, hun verstand ontwikkelen en hunne karakters vormen kunnen. De kinderopvoeding moest beschouwd worden als het voornaamste gedeelte van de taak eens onderwijzers. Hoe slechter het materiaal is, des te bekwamer moet de bewerker zijn.
Ook een levendige voordracht is voor de onderwijzeres van het hoogste gewicht. Laat zij, die zoo dikwerf klaagt over de onoplettendheid harer leerlingen, zich eens afvragen: ‘Heb ik hen wel geboeid?’ De onderwijzeres mag geen dood vraagteeken zijn. Hare vragen moeten het kind voorthelpen, het aanmoedigen - niet het verwarren. Zij behoort te weten waar hare hulp noodig is en waar zij die moet terughouden. De kinderen moeten zooveel mogelijk zelf handelen, en een goede onderwijzeres laat hen ook zelf denken, wetende dat het spreekwoord: zoo gewonnen, zoo geronnen, even toepasselijk is op kennis als op geld.
Natuurlijk sluit dit in dat de onderwijzeres niet ophoudt zichzelf te bekwamen. Die studie houdt haar geest levendig, waardoor zij in staat is het denkvermogen van anderen te scherpen. Een goede onderwijzeres is nooit tevreden met haar eigen kennis, maar gaat steeds voort zich te verkwikken aan frissche teugen uit de bron der wetenschap, haastig gesnapt in hare vrije uren.
En haar loon blijft niet uit, want de waarheid ondervindende van het Latijnsche spreekwoord: ‘Als gij verstandig zijn wilt: lees; verstandiger: studeer; en het verstandigst van allen: geef onderwijs, voelt zij hoe haar geest zich meer en meer beschaaft en zij zich boven de menigte verheft.
Als wij bedenken dat geen roeping hier op aarde hooger en heiliger is dan die van onderwijzeres, kunnen wij niet
| |
| |
nalaten verontwaardigd te zijn over de manier, waarop sommige lieden hunne gouvernantes behandelen.
‘Moeders!’ zoo roept de Engelsche schrijver Ruskin uit, ‘is het wel waarschijnlijk dat uw dochtertje haar eigen gedrag of ontwikkeling van veel gewicht zal achten, wanneer gij de geheele vorming van haar gemoed en verstand toevertrouwt aan iemand, die gij door uwe dienstboden met minder achting laat behandelen dan uwe huishoudster; (alsof de ziel van uw kind van minder belang ware dan geleien en kruidenierswaren!) en wie gij zelfs een eer meent aan te doen, als ge haar somtijds des avonds in de gezelschapskamer duldt?’
‘Als wij recht willen waardeeren al degenen, die medewerken tot den voorspoed van den staat, dan moeten wij den eersten rang toekennen aan hen, die kinderen onderwijzen, wier arbeid invloed uitoefent op de toekomst, en van wier streven het welzijn des lands grootendeels afhangt,’ zegt Lorenzo de Medici.
Onderwijzen is slechts een onderdeel van die heilige taak der vrouw op aarde: invloed uit te oefenen. Vergeet noch verspil ooit die groote macht, welke u geschonken is, maar houd haar in eere als een heilig, kostbaar, u toevertrouwd goed; en gebruik uw talent zóó goed, dat het u in uwe laatste ure zijn zal, als sprak de Heer tot u: ‘Gij hebt wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstmaagd.’
|
|