| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk V.
Heerschen orde en netheid in uw huis?
Er is niets, hetwelk het hart van een redelijk en waardig man met zulk een gevoel van achting, met zulk een telkens aangroeiende gehechtheid aan zijne dierbare wederhelft verbindt, dan wanneer hij orde en geschiktheid rondom zich ziet heerschen.....
van der palm.
Die Ordnung in der Zeit und im Haushalt ist die Seele eines ruhigen, glücklichen Lebens.
maria theresia aan hare dochter christine.
Zoo de vrouw geluk wil verspreiden, moet zij allereerst orde rondom zich doen heerschen.
Het is onmogelijk de waarde te overschatten van geregelde gewoonten, niet alleen voor de vrouw zelf, maar ook voor hare betrekkingen en vrienden; en als zulke wetten en regels terstond in een huis worden ingevoerd, worden zij tot een tweede natuur, welker invloed wanorde en ongezelligheid buiten de deur houdt.
De goede inrichting eener huishouding hangt geenszins af van de ruimte der beurs, die de huisvrouw tot hare beschikking heeft, maar uitsluitend van hare ordelijkheid. Het
| |
| |
is waar, handige dienstboden kunnen veel doen; maar zelfs zij worden langzamerhand bedorven, wanneer de meesteres en de jonge dames van het huis achteloos en wanordelijk zijn.
Waardoor weet een vrouw dat gevoel van behaaglijkheid bij ons te wekken, hetwelk noch romantische omgeving, noch bouwkundige schoonheid, noch artistieke meubileering ons kunnen schenken? - Door de orde, die in haar huis woont, door de zindelijkheid, die ons tegenblinkt van den zolder tot den kelder.
Cleanly shelves and whitened walls.
By the back staircase and hall.
By the way she keeps her brooms.
Of her back and ‘unseen’ rooms.
In het huis eener morsige vrouw heerscht wanorde, en dientengevolge ongezelligheid en kwade luim. En er zijn weinig vaders van gezinnen, die een slordig huishouden kunnen bekostigen, want dat woord omvat bij een minimum van genot een maximum van uitgaven. Zonder ordelijk bestuur kan een huishouden zich nimmer kenmerken door die liefelijke kalmte, welke een van de grootste bekoorlijkheden is van het leven.
Er is een langdurige ondervinding noodig om te weten welke wetten het best voor een huishouden passen, wanneer er minder de hand aan moet gehouden worden (want zulke gevallen komen voor) en wanneer men daarentegen
| |
| |
op het gehoorzamen er van moet staan. Al het huishoudwerk moet op bepaalde tijden worden verricht, en iedere dag der week behoort, behalve voor zijne gewone taak, tot den een of anderen bijzonderen arbeid te zijn aangewezen, b.v. voor kamers of voorwerpen, die nog een afzonderlijke beurt noodig hebben.
In huishoudens van Jan Steen, waar men niet op den tijd past, is altijd gehaspel. Treinen vertrekken op vaste uren, scholen en kantoren beginnen op gezetten tijd, en de leden van een ongeregeld gezin zullen steeds in haast en drukte zijn en toch altijd te laat komen.-
De kok van Napoleon I had altijd een versch gebraden kuiken klaar, op welk uur de Keizer ook om zijn ontbijt schelde, want ieder kwartier begon hij een ander te braden. Als wij zooveel kuikens niet kunnen bekostigen, moeten wij zorgen op het vastgestelde etensuur present te zijn.
Een vrouw van ondervinding zeide onlangs dat een meisje, om een goede keuze te doen, maar heeft op te letten of een man geduldig wacht, als het middagmaal te laat klaar is. En haar echtgenoot liet er plagend op volgen dat de beste manier om een goede vrouw te vinden is er achter te komen, of zij steeds tijdig het eten op tafel brengt.-
‘Ik heb een zeer betrouwbare klok,’ hoorde ik onlangs iemand zeggen, ‘want als zij op twee staat, slaat zij altijd twaalf, en dan weet ik dat het halfacht is.’ - Gisteren bracht ik den dag door in een huishouden, waarvan de meesteres op die klok geleek, en ik verlang er nooit weer binnen te treden. Iedere maaltijd was minstens een half uur te laat, de gastvrouw zocht voortdurend naar sleutels, en als zij sprak, was het maar om verontschuldigingen te maken over allerlei zaken, die niet verkeerd zouden zijn geloopen, als zij een ordelijke huisvrouw was geweest.
Men roemt een man, als hij kennis van zaken heeft,
| |
| |
maar waarom waardeert men ook niet de zaakkennis eener vrouw? Het hoofd eener huishouding heeft evengoed zaakkennis noodig als het hoofd van een winkel of kantoor. Van der Palm zegt: ‘Het wèl besturen eener huishouding is een werk, dat in belang en zwaarwichtigheid met het moeilijk beroep van vele mannen verdient gelijk gesteld te worden.’ Dr. Coronel gaat nog verder: ‘Een gezin naar eisch te besturen,’ zoo schrijft hij, ‘is een grootere kunst dan die een staatsman beoefent,’ terwijl uit het rijmpje, dat een onzer oude dichters Aristoteles nadichtte, blijkt dat reeds in oude tijden de taak der vrouw niet minder werd geacht dan die des mans.
‘Die wint en die 't gewin verspaert,
Zijn beyd' al eender eere waert.’
Orde, nauwkeurigheid, verstand, ijver, spaarzaamheid, tact, kunde en bekwaamheid om de tering naar de nering te zetten, liggen alle in het woord zaakkennis opgesloten. Daarom moest ieder jong meisje, dat gelukkig wil worden, zich huishoudelijke zaakkennis vergaren.
De orde, die de ziel is van ieder bedrijf, is ook van groot gewicht in het huishouden. De slordige vrouw wekt, evenals de achtelooze man, weerzin, omdat zij den kostbaren tijd verspilt. Orde is tijd en tijd is geld, zegt het spreekwoord; voor de vrouw is orde nog meer dan geld, namelijk huiselijk geluk en vrede.
Een oud verhaal meldt dat aan een arme, die stierf, den toegang tot den hemel werd geweigerd met de opmerking dat er geen hemel is voor ‘zulken als hij.’ Zoo zijn er vele beklagenswaardige echtgenooten van slordige vrouwen, die tot de droevige ontdekking komen dat er geen hemel van huiselijk geluk is voor ‘zulken als zij.’
De oorzaak van den ondergang van menigen man is de wanorde in zijn eigen huis, de ongezelligheid aan zijn eigen
| |
| |
haard, die hem drijven in ‘de kroeg’ zijn troost te gaan zoeken. Terwijl hij zich dagelijks meer aan allerlei uitspattingen overgeeft, tot hij lichamelijk en maatschappelijk zal zijn geruïneerd, wordt zijne vrouw, die thuis zit ‘haar toorn koesterend om hem warm te houden,’ meer en meer verbitterd en chronisch slecht geluimd. En een man moet een wonder van geduld zijn, als hij zijn goed humeur bewaart, wanneer hij, thuiskomende van zijn werk, het vuur uit vindt en de zitkamer overhoop, terwijl de kinderen schreeuwen en zijne vrouw boos en verdrietig is, omdat zij zich onbekwaam voelt orde in dien chaos te brengen.
Een frisch, goed geregeerd huis bevordert zoowel de geestelijke, als de lichamelijke gezondheid zijner bewoners en wekt dientengevolge vroolijkheid en onderlinge eendracht.
Ook al is een meisje niet bestemd om te trouwen en een eigen huis te bestieren, zoo zijn orde en regel haar toch onontbeerlijk. Waarschijnlijk heeft zij niet veel fortuin en moet zij lang met hare kleeren doen. Hoezeer komen haar nu netheid en zuinigheid te pas, want een goed onderhouden en zorgvuldig afgeschuierd japonnetje maakt dikwijls een veel aangenamer indruk dan het prachtige, maar verwaarloosde kleed van een rijk meisje, terwijl een hoed, die terstond in de doos wordt geborgen, het heel wat langer uithoudt dan die, welke altijd in stof en vuil rondslingert. Prent u dus de goede ouderwetsche les in het geheugen: ‘Heb een plaats voor alles, en leg alles op zijne plaats.’
Een verliefd man moest, eer hij het meisje zijner keuze vraagt, haar eens (zonder te verraden dat hij haar op de proef stelt) in donker naar hare kamer zenden om iets te halen. Is zij een ordelijk meisje, dan zal haar zulks niet moeilijk vallen.-
Een wijsgeer zeide tot zijn zoon: ‘Kies u een vrouw, die nooit over een bezemsteel zal heenstappen.’
| |
| |
De zoon onthield die les.
‘Komaan,’ zeide hij op zekeren dag tot een zijner vrienden, ‘deze bezem zal mij een vrouw helpen kiezen. De jonge dame, die hem opraapt, bied ik mijne hand.’
De meisjes stapten allen over den bezem heen, sommigen struikelend, anderen met een vluggen sprong. Eindelijk bukte zich een jonge dame, en zette hem op zijne plaats. Het jonge mensch, een goede partij, hield woord; hij vroeg haar ten huwelijk, en kreeg een verstandige, vlijtige en lieve vrouw aan haar.-
‘Orde en netheid moeten worden aangeleerd,’ zegt een Engelsch zedeleeraar. ‘Als gij niet netjes zijt op uw achttiende jaar, hebt ge veel kans het nooit meer te worden. Uit een achteloos meisje groeit een slordige vrouw. Ga naar huis en open uwe kasten. Kijk in al die laden en hoeken en gaten, waar alles, wat geen vaste plaats heeft, maar wordt weggestopt. Slaat gij acht op vetvlekken? En neemt gij ze weg of laat gij ze maar zitten? - Een dame zeide eens tot mij: ‘Wat is nu leelijker dan een gerepareerde handschoen!’ - ‘Een handschoen, die reparatie noodig heeft,’ antwoordde ik haar. - Dit mogen nietigheden schijnen, maar de algemeene verwaarloozing van die nietigheden door onze meisjes, bewijst dat er nog te veel onder haar zijn als het luie dametje, dat ik tot hare vriendin hoorde zeggen: ‘Stel niet uit tot morgen, wat uwe moeder heden voor u doen wil.’
De vrouwen klagen dat het voor haar veel moeilijker is werk te vinden dan voor de mannen. Maar kan men haar even gerust werk toevertrouwen? - De uitgever van een provinciaal blad sprak mij onlangs over het groote aantal manuscripten, welke hij dagelijks lezen moest, antwoorden op een door de redactie uitgeschreven prijsvraag.
| |
| |
Wetende dat hij twee ontwikkelde dochters had, waagde ik de opmerking, dat zij hem zouden kunnen helpen. - ‘Ja,’ zeide hij, ‘dat zouden zij zeker, en nu en dan hebben zij het ook gedaan, maar zij zullen nooit leeren het te doen, zooals ik het verlang. Zij maken mij boos door hare slordige manier van werken en dan doe ik nog liever alles zelf.’
Daarentegen bewijst de statistiek der onderwijs-examens in ons land dat in vlijt en volharding de vrouwen de mannen ver vooruitstreven.-
Voor eenigen tijd reisde ik met de tweede klasse der stoomtram Schiedam - Rotterdam. Twee mijner vrouwelijke medepassagiers waren vuil en haveloos; blijkbaar waren zij bedelaarsters van beroep en leidden zij een ongeregeld leven. Spoedig trad nog een andere vrouw binnen, die een geheel verschillenden indruk maakte. Te oordeelen naar hare afgedragen kleeren was zij even arm, neen, armer nog dan de bedelaarsters. Haar gelaat was bleek door ziekte of onvoldoende voeding, maar de jongen, dien zij aan de hand hield, zag er welgedaan uit en had een paardje zonder kop om mede te spelen. En ik dacht: ‘Je ben een ordelijk wijfje, al moet je hard tobben.’
Het eerste gedeelte dezer gevolgtrekking was niet moeilijk te maken, want handen en gezicht, zoowel van haar als haar jongen, waren helder gewasschen; op hunne schamele plunje, hoewel op verschillende plaatsen met de grootste zorg versteld, was geen smetje te vinden en de boezelaar der vrouw was brandhelder. Alles wat ik aan kleingeld bij mij had was een kwartje, maar ik kon niet laten haar dit ongemerkt in de hand te stoppen.-
Ik ken een dame, die altijd klaagt over de ontaarding der tegenwoordige dienstboden, zoodra zij ziet dat hare bezoekers de slordigheid opmerken, die overal in haar huis heerscht.
| |
| |
En toch heeft deze dame drie volwassen dochters, echter ‘zóó zwak, de arme lieve kinderen, dat zij geen hand kunnen uitsteken.’ Daar hare zwakheid van de ‘nerveuse’ soort is, zou het zeker veel beter zijn, zoowel voor hare gezondheid als voor de gezelligheid in huis, als de beide dienstboden werden ontslagen en de jonge dames zelf het huis bestierden.
Een andere bezorgde mama kwam dezer dagen bij een dokter van naam in Amsterdam en kreeg het volgend advies: ‘Het beste versterkende geneesmiddel is de ouderwetsche manier om onze eigen handen te gebruiken, in plaats van alles door dienstboden te laten verrichten. Laat uwe dochters friesche boezelaars voordoen en minstens twee of drie uur daags in het huishouden helpen.’
‘Maar dat is geen ‘ton’, antwoordde de mama.
‘Dat kan ik niet helpen,’ zei de dokter. ‘De natuur laat echter niet met zich spotten. De mensch is een machine, gemaakt voor beweging, niet voor rust. Versmaden uwe dochters het versterkende middel, dat de natuur haar aanwijst, dan moeten zij mijne drankjes nemen - een armzalig surrogaat voorwaar!’
De couranten meldden indertijd dat de koningin van Zweden, tijdens haar verblijf alhier, op raad van Dr. Mezger, iederen morgen zelf hare kamer ‘deed’, vegen incluis. Een zeer gezonde lichaamsoefening inderdaad, maar hoeveel onzer jonge dames hanteeren ooit den vloerschuier? Hoeveel harer trachten zich in huis nuttig te maken en de zware taak harer moeders te verlichten in plaats van visites te maken en te wandelen?
Evenwel - de netheid heeft ook een keerzijde. Zoodra een huisvrouw haar overdrijft, wordt deze deugd eer een plaag dan een zegen voor hare huisgenooten. Vooral de Hollandsche vrouw verheft bezem en stofdoek ál te dikwijls
| |
| |
tot hare afgoden en maakt zooveel vertoon van hare werkzaamheden, dat haar man hare netheid moet verfoeien. Den ganschen dag wordt hij vervolgd met vermaningen als de volgende:
‘Lieve, daar maak je weer een vinger op het tafeltje.’
‘Beste, je zult asch morsen.’
‘Manlief, kun je niet wat vroeg naar het kantoor gaan? Wij moeten de huiskamer doen.’
Of de vrouw zit nooit rustig op hare plaats, als haar man thuis komt, maar loopt rond met verwarde haren, een hooge kleur en in ochtendtoilet, en heeft het veel te druk om een rustig woordje met hem te wisselen, waardoor hij thuis met zijne ziel onder den arm loopt. Zulke vrouwen herinner ik aan het woord van Elisabeth Van Staegemann: ‘De huiselijke werkzaamheid der vrouw moet gelijk zijn aan het bedekte binnenwerk van een horloge. Gelijk de wijzer zwijgend de uren en minuten aanwijst, zoo blijke het uit de rustige kalmte, dat er orde heerscht in de geheime werkplaatsen.’
|
|