Samen bergopwaarts!
(ca. 1906)–Johanna van Woude–
[pagina 28]
| |
![]() | |
IV.
| |
[pagina 29]
| |
weging alle geloof hebben overboord geworpen; ook niet tot zulken, wier melancholisch twijfelen slechts uit gebrek aan gezondheid voortkomt. Redeneeringen met zulken zijn vruchteloos. Ik richt alleen het woord tot die gezonden naar lichaam en geest, die volkomen reinen nog in voelen en denken, mij zoo talrijk bekend onder onze Hollandsche meisjes en vrouwen en die mij altijd het meest hebben verstaan. En eer ik voortga, moet ik nog wijzen op een zekere mode van de laatste jaren, die den ‘eerlijken twijfelaar’ met een aureool van eerbiedige belangstelling omgaf. Er zijn nu eenmaal van die ondiepe en onware karakters, die twijfel veinzen, omdat twijfelen van denken, van intellectueele ontwikkeling getuigt. Het geloof, dat duizenden verstandige en ontwikkelde mannen en vrouwen kracht heeft gegeven tot edel leven en kalm sterven, wordt met één luchtigen armzwaai terzijde geschoven door verwaande studenten, die het hunne gewichtige aandacht niet meer waardig keuren. En reeds menig meisje liet zich door zulke uitingen meeslepen. Als ge Geloof hebt, houdt het dan hoog - als een dierbaar kleinood. Laat niet het eerste, | |
[pagina 30]
| |
het beste ongeloovige artikel, pamflet of individu, dat u in den weg komt, de macht hebben het om te blazen als een kaartenhuis. Ieder denkend mensch kan weten dat hij een misdaad doet, als hij een jong, onschuldig meisje haar kinderlijk Geloof ontneemt, dat haar dierbaar is geworden, zonder haar iets beters er voor in de plaats te geven. Leave thou thy sister, when she prays
Her early heaven, her happy views,
Nor thou with shadowed hint confuse
A life that leads melodious daysGa naar voetnoot1)
zong Tennyson reeds, woorden, die reeds menig twistgesprek ten gevolge hebben gehad. Het Geloof is een kostbaar bezit, en wie er gelukkig door is, zou het voor niets ter wereld willen afstaan. Geloof is het reine bewegen der ziel - geloof is vertrouwen en liefhebben; - geloof is het zich veilig weten in de hand van een hoogere onbekende Macht, ver, eindeloos ver, en toch om ons, in ons, - raadselvol glanzend | |
[pagina 31]
| |
in hoogte van sterren, peinzend opklagend uit diepten van zeeën, stralend in reine kinderoogen, ruischend in het suizen van zoele winden, oneindig liefelijk en zacht. Wij zijn niets, wij kunnen niets, wij weten niets, afhankelijk als wij zijn van die alles beheer-schende macht. Geloof is vertrouwen. ‘God is mijns levens kracht, wien zou ik vreezen?’ Alle toekomstvrees, alle twijfelen aan het goede, alle gebrek aan durf - het is ongeloof. Gelooven is gevoelszaak - 't is het stille luisteren naar de Godsstem in ons, die fluistert, o, zoo zacht en innig fluistert van nooit-gekende wondere dingen, van een ongeziene wereld, een eeuwigheid van gerechtigheid en liefde, waar het booze niet zijn zal, waar aardesmart is geweken voor het helstralende licht van schoonheid en vroom geluksdragen - een klank van openbaring, zeggend ons het Goede, het Alwijze, dat wij niet weten, dat we niet tasten kunnen, maar dat is en eeuwig zal zijn heilig en onvergankelijk om ons, in ons, en eindeloos hoog boven ons.... Als we zóó gelooven, als in ons opbloeit dat mysterie van vroomheid, dat ons niemand ontne- | |
[pagina 32]
| |
men kan, en dat àl het kleine dezer wereld doet trillen in hooger licht - dan wordt ons geloof niet geschokt door de onechtheid van een of anderen Paulinischen brief, dan doet geen kerkgang, geen machtspreuk van éénigen priester daar iets aan af (menschen gelijk wij, die buigen willen met reine hand het teere bloeien onzer eigen ziel, naar hun eigenmachtig goedvinden). - Dan walgen we van heidensche praalvertooningen, waarmee men eeren wil den nederigen Jezus van Nazareth - dan lachen we om geloof, dat wetenschappelijk bewezen moet worden; - om geloovigen, die Calvijn, Darwin, Spinoza, Kant of wie dan ook noodig hebben, vóór ze precies weten wat ze gelooven en wat niet. En die stille openbaringsstem, gaande door onze ziel als een gebed, zegt ons dat geloof vóór alles moet zijn een kracht tot beter leven; - dat waarachtig geloof gaat lichtend over de aarde, stralend uit naar de menschen haar diepte van gloed, warmend en verreinend wie het aanraakt. Geloof kan nooit hard zijn en hatend en vervloekend; - dan is het geen Geloof. En daarom, als ik zie twisten zonen van één huis om het ‘geloof’; - als ik volkeren zie | |
[pagina 33]
| |
strijden uit naam van den Koning des Vredes, en om geloofswille liefde tusschen twee menschen zie verbreken; - als er wordt geheerscht en gehaat door menschen, die zich Christenen noemen, - dan sta ik stil, verbaasd, en vraag mezelf af, waar de menschen het over hebben - die caricatuur, dat schijnbeeld, dat is niet het geloof, dat is niet van God geboren; - dat is woordgeloof, vormengodsdienst, dat is starre, levenlooze dogmatiek, niet het levenwekkend, zielsinnige dragen van het Heilige van de Godheid, die is in alle dingen. Als de regeeringen geloofden - zouden ze weggooien hun zwaarden. Als de vorsten, de grooten der aarde geloofden - zouden ze neerbreken hun paleizen. Als er geloofd werd zou er geen stand zijn of rijkdom, want ‘Gij zijt allen broeders’. Als werd weggenomen van onze barbaren-maatschappij dat waasje van schijngeloof - er zou niets gevonden worden dan leugen, haat, egoïsme en hebzucht. Dagelijks, dagelijks weer wordt de Christus gekruisigd en gemarteld door zijn volgelingen. Als de predikers en priesters geloofden, waar- | |
[pagina 34]
| |
achtig geloofden, waarachtig dienaren waren van den Christus der Evangeliën, gevend zichzelf als offers der wereld - zouden ze arm moeten zijn met de armen; - dan zouden ze verdraagzaam zijn en niet vervolgen; dan zouden ze prediken, niet de kille dogmenwijsheid, vandaag aangenomen en morgen verworpen - een geloof, waarbij onze hongerige ziel niet gevoed wordt, dat ons geen lijdenskracht geeft in zware dagen, en niet brandt in onze ziel met stil-witte vlam, vertroostend licht over al onze moeiten en worstelingen en zwakheden;... neen als zij geloofden dan zouden ze eindelijk eens gaan doen, dat waarover ze al 18 eeuwen hebben gepraat - dan zouden ze doorgloeid zijn van de eeuwige liefde-almacht, welke Geloof heet. ‘Niet een iegelijk, die roept “Heere, Heere!” maar die doet den wil mijns vaders,’ heeft Jezus gezegd. En als ge dan Geloof hebt, het geloof, dat uw moeder u gaf, het heilig erfdeel van vele vaderen, houd het hoog en veilig, ver van het gezwets en geredeneer der massa. En gaat ge zóó met uw Geloof het leven door, dan zal het u de wenkende engelengestalte zijn, die uwe hand vasthoudt en u leidt naar der bergen top. |
|