voor den ijzigen wind. Maar als ik het later stel, is mijn werktijd gebroken.... Kom, - gauw nog een paar wijde sporthandschoenen aangetrokken over de andere.... En nu vooruit!
't Is nog geen volle dag, en alles is nog stil. Ik rijd de wijde, eenzame Schuttersheide over, den wind schuin tegen mij in; - mond stijf dicht; - langzaam rijden....
O, wat word ik koud!.... nòg kouder.... onuitstaanbaar koud, vooral die arme voeten.... De wind ligt als een stuk ijs tegen mijn rechterwang, en dan dat oorrandje....
Maar nu ik op weg ben, denk ik niet meer aan omkeeren.
‘Naar Bussum,’ zegt een handwijzer.
Nu de hoogte op.
De villa's alle nog stil, met gesloten luiken, als gesloten oogen; de tuinen verlaten met in stroo gepakte stamrozen en overdekte perken.
Wat ziet de wereld er somber uit. Alles grauw.... en bruin.... en zwart....
Hier is de Bussummerweg, recht en eindeloos, aan beide zijden dicht begroeid door beukenheesters, waaraan de bladen groezelig en verschrompeld hangen te trillen in den wind....