kig maken, als er geen bezoekers kwamen om ze te bewonderen. Zij had behoefte aan conversatie als aan versche lucht en een dag, die geen bezoekers had gebracht, was voor haar wat voor Titus een dag was, waarop hij geen weldaad bewezen had.
Een glimlach verhelderde haar gelaat, toen zij een stap op het tuinpad hoorde, dien zij kende. Zij knikte door het venster en weinige minuten later trad Walter binnen.
‘Ha! ben je daar eindelijk eens, ondeugende jongen?’ zeide zij, met een lachje den vinger tegen hem opstekend. ‘Hoe lang is het wel geleden?’ en zij stond op om hem een kus te geven.
‘Daar houd ik geen aanteekening van,’ gaf hij ten antwoord, terwijl hij al zijne aandacht wijdde aan het losgespen van zijne sabel. ‘Mama, straks komen ds. Terhorn en Betsy hier een visite maken. Ik heb graag dat zij goed ontvangen worden, want....’
‘Maar, mijn lieve jongen!’ zeide mevrouw Van Zelheim verwonderd, ‘waarom zou ik hen niet goed ontvangen! Je weet dat zij mij hartelijk welkom zijn.’
‘Nu ja, maar onlangs, toen de freules De Limères kwamen, had de knecht zijne huisjas op een stoel in de gang gelegd en een der freules gleed bijna uit over een appelschil, die op een der buitentrappen lag. Bij de Terhorn's is alles altijd even keurig en daarom kom ik maar vooruit kijken.’
Terwijl hij sprak monsterde hij zijne moeder van het hoofd tot de voeten en scheen tevreden; hij maakte althans geen aanmerking.
‘Waarom ben je in zoo langen tijd niet hier geweest, Wal?’ vroeg zij, met moederlijken trots naar hem ziende, terwijl hij vóór den spiegel stond. ‘Ik heb naar je verlangd.’
‘Zoo?’
Hij lette nauwelijks op wat zij zeide, maar verschikte met aandacht iets aan zijne kuif.
‘Ik geloof niet dat je veel om je mama geeft,’ zeide zij klagend.