‘Ik ga met u mede.’
‘Waarom gaat gij niet eens naar Betsy?’ vroeg Tante Agaat, die liever alleen scheen te gaan.
Kitty wilde antwoorden, maar op eens stond zij stil, stampte op den grond en riep schreiende: ‘O, die Betsy!...... Ik haat haar, Tante.’
‘Maar Kitty! Wat zeg je nu?...... Heb je misschien met haar gekibbeld?’
‘Neen Tante!’ riep Kitty hartstochtelijk. ‘Maar zij is een slecht, een ondeugend kind. Zij is weggeloopen. Is dat niet vreeselijk slecht van haar?...... En dan wilt u nog dat ik met zoo'n kind omga!’
Tante Agaat was een oogenblik stom van verbazing.
‘Weggeloopen?...... Wat bedoel je?!’
‘Kan ik het helpen?...... Ik heb haar gezegd dat zij niet moest gaan. “Betsy,” zei ik, “je mag niet wegloopen.” En ze was boos, omdat ik niet mee wou. Ja, ze wou hebben dat ik ook wegliep, maar ik zou nooit zoo iets kunnen doen. Ze is een akelig kind.’
Tante Agaat trok Kitty's handen van haar