Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg 1496-1772
(1920)–J.A. Worp– Auteursrecht onbekend
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Den 26sten December, dus op den tweeden Kerstdag, 1637 zou het nieuwe gebouw worden ingewijd met het opvoeren van de Gysbreght van Aemstel, d'ondergangh van zijn stad en zijn ballingschap, het treurspel, dat Vondel er voor geschreven had, als ‘iet dat de stadt en burgery moght behaagen.Ga naar voetnoot1) Te recht koos Vondel voor dat doel eene episode uit de geschiedenis zijner woonplaats. De Amsterdammers hadden reden om trosch te zijn op hunne stad. In eene eeuw tijd was Amsterdam de grootste koopstad van dewereld geworden, want het had al zijne mededingers overschaduwd. De havens lagen vol groote koopvaarders, de pakhuizen waren gevuld met de kostbaarste koopwaar, uit alle deelen der wereld aangebracht, om verder over Europa verspreid te worden. Bewoners van de meest afgelegen landen bezochten de stad en vermeerderden er de toch reeds aanzienlijke drukte. De Amsterdammers moesten dus wel ingenomen zijn met een drama, waarin de toekomstige grootheid van hunne stad voorspeld werd, terwijl die voorspelling nu was uitgekomen. Maar voor het opvoeren van de Gysbreght kwam een kink in den kabel.Ga naar voetnoot2) De kerkeraad van de gereformeerde gemeente zond eene week vóór dien datum den predikant Laurentius en een ouderling naar de regenten van het Weeshuis en verlangde van hen, dat zij zouden afzien van de ‘verthooninge vande superstitien vande pape- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rye als misse en andere ceremonien’. Toen de Heeren niet slaagden, wendden zij zich tot de burgemeesters en verzochten deze de opvoering te beletten en er voor te waken, ‘datter toch geen schandalen mochten gegeven worden’. Zij kregen tot antwoord dat de burgemeesters, ‘daerop hadden gelet dat de Kercke noch de politie niet gepickeert of getraduceert soude worden, meynende dat hetgene soude mogen passeeren meer soude strecken tot bespottinge van het pausdom als tot onteeringe van de christelijcke religie’. Daar men echter op de Kerstdagen onaangenaamheden wilde voorkomen, werd de vertooning voorloopig uitgesteld. De predikant Wachtendorfius ging nu den 31sten December de burgemeesters bedanken ‘voor de goede devoiren tegens de vertooningh aengewend’, maar drong tevens nogmaals ernstig aan op ‘de achterhoudinge van het comedyspel’, daar de kerkeraad gehoord had, ‘dat nochtans verscheyden persoonen de kereken niet welgesint sich te samen voegen om oorlof bij de H.H. Burgemeesteren te verwerven datse soude mogen gespeelt werden.’ Dominee verklaarde verder nog eens, dat het treurspel ‘'t eenemael daerop loopt om het pausdom smakelyck te maecken’, maar kreeg van den burgemeester, die hun ontving, ten antwoord, dat hij alles aan zijne ambtgenooten zou ‘communiceeren, hoewel cleyne hope gevende van de selve te weygeren’. Intusschen droegen de burgemeesters aan één van hen, Jacob de Graef, op het stuk nauwkeurig te lezen, en toen deze er niets in vond, dat met eenig recht aanstoot kon geven,Ga naar voetnoot1) volgde de toestemming, om de Gysbreght te vertoonen. De toeleg was dus niet gelukt en ook de tegenwerking van één der hoofden van den Schouwburg, Simon Engelbrecht, heeft niet gebaat. Op Zondag, den 3den Januari 1638, werd de Schouwburg geopend en de Gysbreght voor het eerst gespeeld; deze opvoering werd door twaalf andere gevolgd. Eerst den 5den Februari was de Amsterdamsche magistraat aanwezig bij het opvoeren van Vondel's treurspel; de opening van den Schouwburg had hij dus niet met zijne tegenwoordigheid vereerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het nieuwe gebouw was op de volgende wijze ingericht.Ga naar voetnoot1) Eene zware poort met Dorische kolommen op welker architraaf het versje van Vondel, De weereld is een speeltooneel,
Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel,Ga naar voetnoot2)
was uitgebeiteld, voerde naar eene vierkante open plaats, waarvan de zijmuren met verzen waren versierd, op houten paneelen geschilderd. Tegenover de ingangspoort was eene galerij met eene deur in het midden, aan de linkerkant geflankeeerd door een paneel, waarop het versje van Vondel stond: Waerschouwing.
Geen kint den Schouwburgh lastig zy,
Tobackpijp, bierkan, snoepery,
Noch geenerlei baldadigheit.
Wie anders doet, wort uitgeleit.
De deur in de galerij voerde naar een portaal, even breed als voorplein en galerij; in dat portaal werd de entrée betaald. Daar boven was de kamer der hoofden van den Schouwburg. Naast het portaal - het gebouw was voor een deel opgetrokken achter een paar huizen van de Keizersgracht, zooals ook blijkt uit de prent van de Academie - was een bijna even groot vertrek, waarin een paar trappen en eene afgezonderde bewaarplaats voor tooneeltoestellen; boven dit vertrek en dus naast de kamer der hoofden was er eene voor de tooneelspelers. Een doorloop, waarin ook trappen waren naar een gang achter de loges, of huisjes, en naar de zitplaatsen boven, voerde van het portaal naar ‘'t ruim’ of de ‘staanplaats’, dus ons parterre, dat bijna 14 meter breed en bijna 7 meter diep was. Boven den ingang in de zaal was eene bij afgebeeld, met deze woorden er onder: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Zij quetst en heelt’. De loges waren 10 in aantal, 2 aan de ééne zijde van den doorloop, 8 aan de andere; zij bevatten plaats voor verscheiden personen en waren, in den beginne althans, voorzien van zoogenaamde ‘schuilgordijntjes’, die men kon dichttrekken. Die gordijnen gaven echter aanleiding tot minder oirbare dingen en zijn later weggenomen. Boven de loges was eene tweede rij huisjes aangebracht, 11 in getal. Alle huisjes waren van elkander gescheiden door een houten beschot, aan de voorzijde gemaskeerd door aardige kolommen; op de breede lijst, die op deze kolommen rustte, stonden naast elkander de volgende regels van Vondel: Tooneelspel quam im 't licht tot leerzaem tijdverdrijf.
Het wijckt geen ander spel noch koningklijcke vonden.
Het bootst de wereld na; het kittelt ziel en lijf,
En prickeltze tot vreughd, of slaet ons zoete wonden.
Het toont in kleen begrip al 's menschen ydelheid,
Daer Demokrijt om lacht, daer Heraklijt om schreit.
Boven dien architraaf waren eenige hoog oploopende zitbanken aangebracht. En weer boven die hooge zitplaatsen, vlak tegenover het tooneel was een groot boogvormig raam, dat goede diensten deed, omdat de voorstellingen reeds om 4 uur begonnen; ontbrak het daglicht, dan moesten smeerkaarsen dat vervangen. Deze stonden in eene koperen kroon met 20 armenGa naar voetnoot1) en in luchters, die aan de kolommen in de zaal waren bevestigd. De zoldering van zaal en tooneel was vlak aan de beide zijden, maar tonvormig in het midden; op de balken, die de afscheiding vormden, stonden de versjes van Vondel: De byen storten hier het eelste datze leezen,
Om d'oude stock te voên en ouderlooze weezen,
en Het spel heeft oock zijn' tijd, wanneer 't de tijd gehengt.
't Vermaeckelijck en 't nut word hier van pas gemengt.
Naast de zaal was een tuin, die misschien bij mooi weer gedurende de pauzes als foyer diende. Het was zeker het stuk grond, achter de Academie, dat Coster in 1620 had aangekocht.Ga naar voetnoot2) Te vermelden is nog, dat boven den schoorsteen in de kamer der hoofden en boven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dien in de kamer der tooneelspelers respectievelijk de versjes van Vondel stonden: Gezegent is dat lant
Daar 't kint zijn moêr verbrandt.
en Hetzy ghy speelt voor stom of spreeckt,
Let altijt in wat kleet ghy steeckt.
Het tooneelGa naar voetnoot1) was iets hooger dan de bak, maar verder niet door een Harlekijnsmantel en zelfs door een gordijn van de zaal gescheiden. Op het tooneel, het dichtst bij de toeschouwers, was aan beide kanten eene muur in loodrechte richting naar den achtergrond. Die beide muren stelden eene gevangenis voor, hadden beneden eene deur, heel hoog een getralied raam en kort boven de deur nog eene opening.Ga naar voetnoot2) Op die muren volgde aan beide zijden een uitbouwsel, dat een groot deel van het tooneel in beslag nam, eerst in schuine richting achterwaarts en dan loodrecht op den achtergrond. Het gedeelte van het uitbouwsel, dat naar de toeschouwers was gekeerd, was versierd met gebeeldhouwde wapens en loofwerk; daaronder stond aan de eene zijde: Tolluntur in altum, aan de andere: Viribus ruit. Het daarop volgende gedeelte tot en om den hoek - op dien hoek was eene pilaar geplaatst - was open; daarachter zag men aan beide kanten een doek, waarop gebouwen waren geschilderd. Op den architraaf van dit bouwwerk stond het versje van Vondel: Twee vaten heeft Jupijn. Hij schenckt nu zuur, nu zoet,
Of matight weelde en vreught met druck en tegenspoet.
Boven die uitbouwsels, die lager waren dan de muren op den voorgrond, was eene galerij, naar den kant van het tooneel door eene balustrade afgesloten.Ga naar voetnoot3) Door die uitbouwsels was de achtergrond, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die tot het dak van het gebouw reikte en van boven boogvormig was, slechts ruim 6 meter breed, wanneer men de beide geschilderde doeken niet meetelt. Die achtergrond werd voor een groot deel ingenomen door een zwaren troonhemel met pilaren en trappen; boven den troon las men de woorden: Mentem mortalia tangunt. Boven den troonhemel was eene kleine galerij, waarvan de achterzijde beschilderd was met eene voorstelling van het oordeel van Paris. Daarboven stonden de woorden: Iupiter omnibus idem. Terzijde van troonhemel en galerij waren aan beide zijden boven elkander twee beelden in nissen geplaatst, Apollo en Melpomene, Mercurius en Thalia.Ga naar voetnoot1) Achter de muren op den voorgrond waren schuifgordijnen in de stadskleuren van Amsterdam. Ook den troon kon men, althans later, door een gordijn onzichtbaar maken. Die inrichting van het tooneel was eene navolging van den theaterbouw, die in het begin der 16e eeuw hier en daar in Italië werd toegepast.Ga naar voetnoot2) De Italianen legden zich somtijds toe op eene monumentale versiering van het tooneel en op perspectief. Beide dingen merkt men ook op in den Schouwburg van 1638; het tooneel, dat vooraan zeer breed is, wordt aan de achterzijde heel smalGa naar voetnoot3) door het aanbrengen der beide zijgalerijen, en de troon, de beelden, wapens en festoenen waren sieraden, die waarschijnlijk een aardig gezicht opleverden, maar niet altijd bij de toeschouwers de illusie zouden versterken. In Italië sloeg men dikwijls een tooneel op, om er één enkel drama op te vertoonen, maar dat was hier niet het geval. Doch bij deze inrichting van het tooneel is ook een andere invloed merkbaar behalve die van Italiaansche bouwmeesters; het schijnt nl. dat men bij de verdeeling van het podium in 1638 de Engelsche methode heeft gevolgd. Eene kleine uitweiding over de wijze, waarop in Shakespeare's tijd in Engeland drama's werden opgevoerd, is hier onvermijdelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze kennis van de inrichting van het tooneel in Engeland is zeer beperkt. Johannes de Witt, een bewoner van Utrecht, die in de allerlaatste jaren der 16de eeuw Londen bezocht, heeft een teekeningetje gemaakt van het Swan Theatre van binnen.Ga naar voetnoot1) Het tooneel is daar van drie zijden open en van achteren afgesloten door een muur met twee deuren, boven die deuren ziet men in de eene soort van loges menschen zitten. Terwijl het grootste gedeelte van het tooneel niet overdekt is, is boven de loges een dak aangebracht, dat een heel eind vooruitsteekt en rust op twee kolommen, die op het tooneel staan; het podium is daardoor in twee deelen gescheiden. Op een ander prentje, uit het jaar 1632,Ga naar voetnoot2) is het tooneel nog eenvoudiger; het wordt aan de achterzijde afgesloten door eenige gordijnen; daarboven zitten enkele menschen. Die beide afbeeldingen geven geen duidelijk denkbeeld van het tooneel, omdat het niet volkomen zeker is, of menschen op den achtergrond tooneelspelers of toeschouwers zijn. Eene derde prent, die het tooneel van reizende Engelsche komedianten in 1597 voorstelt,Ga naar voetnoot3) brengt ons verder. Het vrij diepe tooneel is daar door schuifgordijnen in twee deelen verdeeld, van welke het voorste grooter is dan het achterste, dat iets hooger ligt. Boven het gordijn komt het hoofd van den clown uitkijken. Aan de zoldering boven het tooneel hangen eenige lappen. Midden op het voorste gedeelte van het tooneel staat vooraan een bordje met onleesbare woorden en boven het gordijn vóór het achterste gedeelte van het tooneel hangt een bordje met het opschrift: ‘A room in het house.’ Het tooneel is aan drie zijden open, evenals op de beide andere prenten. Men kanzich dus de volgende voorstelling maken van de inrichting van het tooneel in Shakespeare's tijd. Het voorste gedeelte van het tooneel, dat ver uitstak in de ruimte voor de toeschouwers, werd het meest gebruikt en had in zooverre een neutraal karakter, dat het allerlei plaatsen moest voorstellen. Het daarachter liggende gedeelte was door schuifgordijnen van het voorste deel gescheiden en stelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene kamer in een huis voor. Achter dat tweede gedeelte was misschien nog eene galerij, die voor balcon of toren dienst kon doen. Op dit tooneel zijn dus de plaatsen der handeling, niet meer zooals vroeger, naast, maar achter elkander. Het is niet te loochenen, dat deze inrichtingen van het Engelsche tooneel eenige overeenkomst heeft met die in den Schouwburg van 1638, maar evenmin dat die inrichting welke men misschien van de Engelsche komedianten had overgenomen, een achteruitgang was. Nu is de vraag, hoe dit tooneel in den Amsterdamschen Schouwburg gebruikt werd, en wij kunnen die vraag niet met zekerheid beantwoorden. Misschien werd in een treurspel het proscenium gebruikt voor de tooneelen in de open lucht, en het achterste gedeelte van het podium, de troonzaal, voor die binnenshuis. In dat geval zou b.v. het 1ste bedrijf van de Gysbreght in de zaal, het 2de, vóór het klooster, op het proscenium, het 3de weer in de zaal gespeeld zijn. In het 4de bedrijf zou dan de zaal eerst een vertrek in het klooster der Clarissen en daarna eene kamer in het slot hebben moeten voorstellen, evenals in het 5de bedrijf. Voor zijn gesprek met Vooren is Gysbreght zeker op één der zijgalerijen geklommen, terwijl de ander op het proscenium stond. Bij verandering van de plaats der handeling werd het gordijn, dat het tooneel in tweeën scheidde, dicht of open geschoven. Maar, al had het tooneel dan ook een vast decoratief, er zijn dikwijls nog andere decoraties aangebracht. In Dapper's Historische Beschryving der Stadt AmsterdamGa naar voetnoot1) leest men, dat het tooneel ‘cierlijk en genoeghlijk met uit en ingangen, poortaelen, galderyen, kolommen en diergelijke toerustingen (was) opgemaekt; 't welk eveneens als een Protheus gezwint, met klene moeite verandert werdt.’ En Domselaer zegt, dat de hoofden ‘geven last op wat wijze het Tooneel, na den eysch der speelen zal gestelt, en 't elkens verandert worden.’Ga naar voetnoot2) In de boeken van ‘Ontfangh en Uytgift’ van den Schouwburg vindt men tal van rekeningetjes geboekt voor boomen en zoden,Ga naar voetnoot3) zooals b.v. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En verder leeren diezelfde boeken, dat er ook schermen werden gebruikt. In November 1638 werd ƒ536 betaald ‘voor schilderen vande Landschappen aende Schermen,’ ƒ300 ‘voor 't schilderen van de perspectiven aende Schermen’ en ƒ100 ‘voor plumieren vande doeken tot de Schermen.’ In Januari 1640 werd betaald ‘voor schilderen van hemel en 2 schermen’ ƒ140, in Maart ‘voor 't schilderen van 't perspectijf’ ƒ25, in November 1644 ‘voor schilderen en placken van de Schermen tot het Spel van Pluto’ ƒ25 en nog eens ƒ10.Ga naar voetnoot1) Ook de schermen der Academie kunnen gebruikt zijn. En wanneer onder den ‘toestel’, noodig voor het opvoeren van Vondel's Gebroeders (1639), genoemd wordt ‘de rots of berg aen de sijde van 't toneel,Ga naar voetnoot2) dan blijkt daaruit, dat die rots òf door een zijscherm, òf door een houten steellage met gekleurd doek overtrokken werd voorgesteld. Het laatste is het waarschijnlijkst, omdat de toeschouwer David den berg zagen bestijgen en de priesters hem zagen afdalen. In elk geval bleef dus het tooneel, zooals wij het van de prent kennen, niet altijd zoo. Dat zou ook een achteruitgang zijn geweest. Immers reeds bij het misterie hielp het decoratief mee, om de illusie van den toeschouwer te versterken en de plaats der handeling aan te wijzen, en dat beginsel was ook later steeds gehuldigd. En zou men in nu 1638 begonnen zijn met Gysbreght en Geeraerdt van Velsen, Spaanschen Brabander en Warenar in eene troonzaal en eene gevangenis te laten spelen? Zeker werden dus dikwijls vóór de voorste decoraties andere doeken gehangen, de troon bedekt en coulisses aan de galerijen gehecht. Dat ligt ook in de zoo even aangehaalde woorden van Dapper en van Domselaer. De plaatsen der handeling waren dus op het tooneel van den Schouw- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burg van 1638 niet naast, maar achter elkander, en het gordijn diende tot afsluiting van het proscenium en tevens, om gedurende het spelen de veranderingen van het decorarief op het achterste gedeelte van het tooneel mogelijk te maken, zonder dat dit de toeschouwers hinderde. Op die wijze kon men, zonder ingewikkelde machinerie, meerdere plaatsen der handeling vertoonen, die niet alleen in treurspelen van vijf bedrijven, maar zelfs dikwijls in kluchten van ééne acte moesten worden voorgesteld. Wanneer b.v. Geeraerdt van Velsen werd gespeeld, zag men op het tooneel een vertrek in het slot te Muiden en het voorplein, het bosch te Muiderberg, voorgesteld door echte boomen en struiken, de gevangenis van het slot en de plek, waar Floris door den ‘Rey van Naerders’ wordt gevonden en waar in de 1ste acte waarschijnlijk ook Twist, Gheweldt en Bedroch, in de 2de Eendracht, Trouw en Onnooselheyt en in de 5de de Vecht zich vertoonden. In de Gysbreght zag men eene kamer van de burcht en den toren, waar de heer Van Aemstel Vooren te woord staat, als deze de burcht komt opeischen, verder de poort van het Karthuizer klooster en de kapel van het klooster der Clarissen van binnen. In de Warenar was de straat met het huis van den hoofdpersoon te zien en ‘'t ellendighe Kerckhof’ - men denke hierbij even aan den troon op den achtergrond! -, in de Aran en Titus een plein te Rome, het bosch waar de jacht plaats heeft en Bossianus en Titus' zonen gedood worden - de put, waarin de doodelijke gewonde jongelingen worden geworpen, was ook op het tooneel - een vertrek in het huis van Titus en waarschijnlijk nog meer plaatsen. Voor de tooneelen binnenshuis diende zeker vooral het achterste gedeelte van het tooneel, terwijl balcon-scénes, enz. op de galerijen werden gespeeld. Er waren op het tooneel van den Schouwburg twee zinkluiken voor de geestverschijningen en er was, ‘een sierlijk geschilderden Hemel, daar mede men, in schijn van tusschen door stralende wolken, verscheyde Perzonaedjen tevens kon doen afdalen, en weder opnemen; mede doet men zomtijts eenige Perzonen, vertoonende de Fame, of het Gerucht, de Winden, Arenden en diergelyke, uyt de lugt neder, en vooruyt schieten, dat d'aanschouwers, die zulks ongewoon zijn, door de schielickheyt doet verschrikken.’Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan tooneelbenoodigdheden en costumes werd heel wat geld besteed; van 1638 tot November 1651 zijn de posten, die daarop betrekking hebben, nauwgezet geboekt. Enkele volgen hier:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terecht werd dus gezegd,Ga naar voetnoot2) dat er op den schouwburg was ‘allerley toestel en maacksel van uytheemsche en hedendaagsche kleedinghe, waar toe verscheyde kameren zijn, daar rondtom dit ghewaat op hangt aan houte pennen, of in doosen en kofferen wech leggende, en elck spel heeft sijn besonder uytbeeltsel van nooden, daar men dan in dese kameren gaat en siet wat maacksel en kleederen dat er dienstigh zijn’.
Het bestuur van den Schouwburg was toevertrouwd aan zes regenten, meestal ‘hoofden’ genoemd, die niet door dé regenten der beide Godshuizen, maar door de burgemeesters werden benoemdGa naar voetnoot3). Zij lazen alle stukken, voordat ze werden opgevoerd, en moesten er voor zorgen, ‘dat 'er niets te voorschijn komt, met woorden of werken, waar door de wettelijke Regeering van staat of stadt, de Kerk, noch eenige Godts- diensten, of yemant in 't bezonder gelastert of bespot wordt’. Zij moesten er voor waken, dat ‘ongebontheden, al te onkuys en lichtvaerdig voor de Jeugt en andere tedere ooren’, van het tooneel werden geweerd. Strenge censoren zijn zij echter niet geweest, want in de kluchten van dien tijd komt heel veel voor, dat volstrekt niet door den beugel kan. Zij hadden verder het bestuur over de geldzaken; elken avond moest het gebeurde geld aan hen op hunne kamer worden gebracht; zij betaalden daarvan de gemaakte onkosten, hielden boek ‘van ontfang en nytgift’, en stelden het overschot meestal drie maal per jaar in handen van de regenten der beide Godshuizen. Zij verdeelden de rollen, wezen aan, welke costumes moesten worden gebruikt en beslisten, hoe het tooneel voor elke voorstelling moest worden ingericht. De Hoofden van den Schouwburg bekleedden dus een eerebaantje, maar sommigen van hen hadden nog wel eens een voordeeltje. Claes Moyaert schilderde den hemel en een paar schermen, W.D. Hooft en Jan Vos, die beiden glazenmakers waren, zetten wel eens ruiten in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Mr. Jacob Block schoor de tooneelspelers voor ƒ36 in het jaar en behandelde hen, als zij ziek waren. En dan waren er maaltijden en werd er ook verder een stevig glas wijn gedronken; de regenten der 17de eeuw hielden over het algemeen niet van droge vergaderingen.Ga naar voetnoot1) Gewoonlijk maakten één of twee tooneeldichters deel uit van het college; wij treffen onder hen W.D. Hooft, Dr. P.A. Codde, Jacob Heerman, Dr. Barend Fonteyn, Simon Engelbrecht, Jan Vos en Johannes Serwouters aan. Waarschijnlijk hebben deze nog al invloed gehad op hunne collega's, vooral wanneer hunne drama's grooten opgang maakten, zooals die van Hooft en Vos. Het schijnt dan ook, dat door toedoen van Hooft in de eerste jaren van het bestaan van den Schouwburg naar den Raad van Vondel, die zijne hulp aan de Hoofden had toegezegd, niet geluisterd werd.Ga naar voetnoot2) Vele drama's werden aan één of meer Hoofden opgedragen, eene ‘captatio benevolentiae’, die zeker veel van hare kracht heeft verloren, omdat het geval zoo dikwijls voorkwam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIUit de boeken ‘van Ontfangh en Uytgift van den Schouwburg’ kennen wij volledig het repertoire uit de jaren 1638 tot 1665, wat zeker van weinig theaters uit dien tijd kan worden gezegd. Bij het bestudeeren van dat materiaal zijn echter wel moeilijkheden te overwinnen. De boeken zijn blijkbaar gehouden door een klerk, die dikwijls op het gehoor af de titels heeft geschreven en dus dikwijls groote fouten maakt in de eigennamen. Ook leest men nog al eens den naam van één der hoofdpersonen van het drama, in plaats van den titel. Daarbij komt dan nog, dat er titels in de lijsten voorkomen van drama's, die waarschijnlijk nooit gedrukt zijn en niet tot ons zijn gekomen. Daardoor zijn er toch verscheiden tooneelspelen, die niet t'huis zijn te brengen. En als er van een drama meer dan eene vertaling bestaat, is het niet uit te maken, welke bedoeld is. Toen de Schouwburg in 1638 geopend werd, waren het ‘spel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van sinne’ en het bijbelsche en classieke spel van de 16de eeuw geheel van het tooneel verdwenen en hadden plaats gemaakt voor het classieke treurspel, met zijne eenheid van tijd, zijne 5 bedrijven, lange verhalen van den bode en reizangen, dat vooral Hooft hier had ingevoerd. Andere dichters van classieke treurspelen, zooals Coster en Vondel, huldigden eene eenigszins andere opvatting dan Hooft, maar deze is vooral het voorbeeld geweest voor latere schrijvers, waarschijnlijk omdat zijne treurspelen bijzonder in den smaak vielen van het publiek door hunne toovertooneelen, geesten en moderne Furiën. Naast het classieke treurspel ontwikkelde zich, deels door den invloed van het Engelsche en het Spaansche drama, het niet-classieke treurspel, waarin de eenheid van tijd werd verwaarloosd en de reizangen zijn weggelaten. De onderwerpen van dit genre zijn zelden van de classieke en bijbelsche oudheid, maar meestal aan de latere geschiedenis, aan sage en roman ontleend. Het theatertoestel, door Hooft gebruikt, werd dikwijls te pas gebracht. De tragi-comedie, of het treur-bly-eindend spel, verschilt weinig van het treurspel. In het begin der 17de eeuw bevat de tragicomedie dikwijls een comisch element, maar dat is met vele treurspelen eveneens het geval. Langzamerhand verdwijnt het comische uit beiden. Het verschil tusschen treurspel en tragi-comedie bestaat dus in den afloop; het eerste eindigt droevig, het tweede gelukkig. Vondel had dus met recht aan sommige zijner drama's, b.v. aan Koning David herstelt den naam tragi-comedie kunnen geven. Het Nederlandsche blijspel, geschapen door Hooft en Bredero, naar het voorbeeld der Latijnsche en Italiaansche comedie, heeft zich niet kunnen ontwikkelen en de klucht heeft in de eerste helft der 17de eeuw hetzelfde karakter gehouden, dat zij in vroegere tijden had; zij blijft over het algemeen ruw en onzedelijk. In de jaren 1638-1665 werden van Hooft opgevoerd de Geeraerdt van Velsen,Ga naar voetnoot1) dikwijls gevolgd door het treurspel Geeraerd van Velsen lyende (1628) van I. Sixtinus, de GranidaGa naar voetnoot2) en de Warenar.Ga naar voetnoot3) De Baeto verscheen in 1643 ten tooneele, maar kwam na 7 opvoeringen niet meer voor het voetlicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coster was in het begin alleen vertegenwoordigd door zijn Teeuwis de Boer;Ga naar voetnoot1) de Tijsken van der Schilden, in 1642 opgevoerd, beleefde toen 4 voorstellingen, maar werd daarna vergeten. De Ithys werd van 1643 tot 1648 10 malen opgevoerd, de Polyxena van 1644 tot 1655 21 malen. Alleen de Teeuwis heeft tot 1665 stand gehouden. Bredero's Spaanschen Brabander werd in 1640 11 maal en daarna nog 16 malen gespeeld; datzelfde aantal opvoeringen bereikte zijn Stommen Ridder, die eveneens tot 1665 op het tooneel bleef. Het Moortje werd in de jaren 1646 tot 1663 22, de Lucelle van 1645 tot 1653 15 malen opgevoerd. Toen de Schouwburg in 1638 geopend werd, was Bredero al 20 jaren dood en had Hooft zich ongeveer even lang aan alle bemoeiingen met het tooneel onttrokken, welk voorbeeld spoedig door Coster was gevolgd. In die twintig jaren had Vondel weinig voor het tooneel geschreven. Op Het Pascha (1612), dat in sommige opzichten aan het bijbelsche spel der 16de eeuw herinnert, was Hierusalem verwoest (1620) gevolgd, geheel in den classieken trant geschreven. De Palamedes (1625) was een hekeldicht, nog scherper dan Coster's Iphigenia. De Amsteldamsche Hecuba (1625) en de Hippolytus (1628) waren vertalingen naar treurspelen van Seneca, de Joseph in 't hof (1635) was vertaald naar Hugo de Groot's Latijnsche tragedie Sophompaneas. Maar met de opening van den Schouwburg begint Vondel's groote dramatische werkzaamheid. De Gysbreght (1637), waarmede de Schouwburg was geopend, beleefde 13 voorstellingen, maar verdwijnt dan merkwaardiger wijze bijna vier jaren van het tooneel, om in December 1641 en Januari 1642 acht keeren te worden opgevoerd. Er is alle reden, om hier aan intrigues te denken. Van nu af blijft het treurspel op het tooneel en wordt alle jaren - behalve 1644 en 1655 - in December, of Januari, of in beide maanden eenige keeren gespeeld. Vondel's treurspel Silius en Messalina, dat den 1sten November 1638 gerolleerd was, werd door den dichter teruggenomen, omdat de tooneelspelers er toespelingen in zagen op vorstelijke personen.Ga naar voetnoot2) Zijne Elektra (1639), eene vertaling naar Sophocles, werd in dat jaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 malen achtereen opgevoerd en tot 1653 bijna elk jaar één of meer malen gespeeld.Ga naar voetnoot1) De Joseph in 't hof (1635), die waarschijnlijk reeds op de Academie was vertoond, werd in 1638 ook op het repertoire van den Schouwburg gebracht; in verband met dit drama schreef de dichter Joseph in Dothan (1640) en Joseph in Egypten (1640). De drie Joseph'en vonden jaarlijks een dankbaar publiek en werden zeer dikwijls gespeeld, sedert 1654 meestal samen op één avond. Vijftien bedrijven, afgewisseld door twee tusschendansen! Men kreeg waar voor zijn geld. Niet minder geliefd was de Gebroeders (1640), dat in 1641 twaalf malen gespeeld werd en tot 1660 jaarlijks - behalve in 1658 - meestal eenige keeren werd opgevoerd.Ga naar voetnoot2) De Salomon (1648) werd in 1650 11 malen gespeeld en beleefde daarna tot 1660 18 opvoeringen. De andere treurspelen van Vondel maakten veel minder opgang. Het beroemde ‘lantspel’ De Leeuwendalers (1647) werd in 1648 vijf malen opgevoerd en daarna nooit weer. De Maeghden (1639) werd in 1650 drie malen gespeeld, het volgende jaar nog één keer en verdween toen van het tooneel; de laatste voorstelling had maar ƒ61, eene buitengewoon kleine som, in kas gebracht. De Lucifer (1654) werd in dat jaar twee malen gespeeld; daarna werd het opvoeren van het treurspel verboden. De Salmoneus (1657), geschreven, om het nadeel te vergoeden, dat geleden was door het niet gebruiken van de decoraties voor de Lucifer, werd in 1657 acht malen opgevoerd en verdween daarna voor goed. De Jeptha (1659) beleefde in dat jaar zes opvoeringen en daarna tot 1664 nog vier. Koning David in ballingschap (1660) en Koning David herstelt (1660) werden slechts vier malen vertoond, Samson (1660) en de Batavische Gebroeders (1663) slechts drie malen. Tijdens het verbouwen van den Schouwburg in 1665 werden de Palamedes (1625) en Koning Edipus (1660), eene vertaling naar Sophocles, elders een paar keeren door de tooneelspelers opgevoerd. De Adonias (1661), Faëton (1663) en Adam in Ballingschap (1664) zijn heelemaal niet gespeeld. Vondel, die in de eerste jaren van het bestaan van den Schouwburg eenige treurspelen heeft geschreven, welke den smaak van het publiek volkomen bevre- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
digden en dan ook lang op het repertoire zijn gebleven, heeft langzamerhand het contact met het Schouwburgpubliek geheel verloren. Dit is zeker geen blaam voor den dichter, maar toch ook geen lofspraak voor den dramaticus. Nu vielen de meeste classieke treurspelen niet bijzonder in den smaak. D. Mostart's De Moord der Onnoozelen (1639) en Mariamne (1640), Jan Soet's Thimoclea (1641), de Medea (1648) van J. Six, de Hebreeusche Heldinne (1648) van W. Heemskerck, B. Vollenhove's Broedermoort te Tranziane (1661) hadden weinig of geen succes. Wel zijn enkele anderen lang op het tooneel gebleven, zooals de Aran en Titus (1641) van Jan Vos, R. Ansloo's Parysche bruiloft (1649), Karel Stuart (1652) van J. Dullaart en J. Bouckart's De nederlaagh van Hannibal (1653), maar van de meeste dezer treurspelen is dit succes gemakkelijk te verklaren. Het treurspel van Vos is, in weerwil van den classieken vorm, zoo romantisch mogelijk, in de Parysche bruiloft wordt de Bartholomeusnacht herdacht en komen voorspellingen voor over de Nederlanden, de Karel Stuart behandelt een nog kort geleden buitengewoon geruchtmakend historisch feit, en in Bouckart's drama wordt de geschiedkundige stof bijna op zij gedrongen door eene zeer romantische episode. Over het algemeen vonden het niet-classieke treurspel en de tragi-comedie meer bijval dan de classieke tragedie. Daar waren geen uitgesponnen dialogen en lange verhalen van den bode; men zag de handeling en hoorde haar niet vertellen. Vreemde toestanden en onverwachte gebeurtenissen in onbekende landen boeiden de toeschouwers, die in korten tijd alle denkbare gewaarwordingen ondervonden. De drama's van Rodenburg deden weer opgeld. Zijn nieuw spel Vrou Jacoba (1638) werd op 23 Maart 1638 voor het eerst gespeeld en beleefde 10 voorstellingen achtereen. In het najaar kwam zijn Batavierse vryagie-spel (1616) weer op de planken, in Januari 1642 de Casandra... en Karel Baldeus (1617), dat tot 1665 en nog daarna op het tooneel is gebleven, en in Februari daaraanvolgende de Hertoginne van Savoyen... (1619), die zoo lang is, dat er twee avonden voor noodig waren, om het stuk te geven. In 1643 volgde de Rodemont en Isabella (1618)Ga naar voetnoot1) - wat zal Coster zich in zijne eenzaamheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen zijne patienten geweldig geërgerd hebben - in het volgende jaar Jaloerse Studenten (1617) en 1645, 'T Quaedt syn Meester loondt (1618), in 1650 zijn Wraeckgierigers treurspel (1618). Rodenburg's tooneelstukken maakten zooveel opgang, dat er eene menigte vertalingen naar het Spaansch op ons tooneel verschenen; voor deze hebben Sigismundus, prince van Poolen, of 't leven is een droom (1647) naar Calderon door Schouwenbergh, Gedwongen vrient (1646), De beklaagelycke dwangh (1648), beide door Is. Vos naar Lope vertaald, Het verwarde hof (1647) door L. de Fuyter en Voorzigtige dolheit (1650), door Joris de Wijse naar denzelfden, Alexander de Medicis (1653) naar Enciso door J. Dullaart en Den grooten Tamerlan (1657) naar Guevara door J. Serwouters zich lang na 1665, enkele zelfs wel eene eeuw, op het tooneel staande gehouden. Zeer geliefd waren ook Biron (1629) van H. Roeland, Don Jeronimo, Marschalck van Spanje (1638) van een onbekenden schrijver; het drama staat in verband met Thomas Kyd's Spanish Tragedy (1594) en De veinzende Torquatus (1645) van G. Brandt, die elk jaar gegeven werden. Van het oude repertoire hield de Styrus en Ariame (1631) van Jacob Struys zich eenige jaren lang staande. De vertalingen naar het Engelsch zijn spoedig weer van het tooneel verdwenen; ook De dolle bruiloft (1654) van A. Sybant, naar Shakespeare's The taming of the shrew, is maar enkele malen opgevoerd. Bewerkingen naar het Duitsch zijn zeldzaam, maar ééne daarvan, Iemant en Niemant (1645) door Is. Vos, is nog jaren na 1665 geregeld gespeeld. Vertalingen naar het Fransch, die in de eerste jaren der 17de eeuw weinig voorkomen, worden in dezen tijd grooter in aantal. De klaagende Kleazjenor, en doolende Doristee (1647) en Vervolgde Laura (1645) naar Rotrou door A.K. van Germez vonden een dankbaar publiek. Maar vooral De Cid (1641), door J. van Heemskerck naar Corneille's beroemd treurspel vertaald, werd een vast nommer van het repertoire en elk jaar een paar malen opgevoerd. In de eerste jaren na de opening van den Schouwburg werd er zelden eene klucht vertoond,Ga naar voetnoot1) ten zij deze den heelen avond in beslag nam, zooals de Teeuwis, de Jan Saly en Andrea de Piere van W.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hooft, of de drie deelen van Biestken's Klaas Cloet. Eerst sedert 1643 wordt het ernstige drama nog al eens gevolgd door eene klucht, vooral wanneer dit al eenige malen achtereen gespeeld was, en langzamerhand nam het vertoonen van kluchten toe. Toch waren er enkele perioden, waarin er weinig kluchten werden opgevoerd, b.v. in het tooneeljaar 1653-1654 en het najaar van 1654;Ga naar voetnoot1) misschien hadden de Hoofden toen eene waarschuwing gekregen van de burgemeesters, naar aanleiding van klachten van den kerkeraad. Van het oude repertoire hebben zich. W.D. Hooft's Stijve Piet (1628) en Colm's Malle Jan Tots boertige Vryery (1633) tot 1665 staande gehouden; beide kluchten zijn bijna elk jaar meermalen vertoond, de eerste sedert 1642 zelfs 87 malen.Ga naar voetnoot2) Isaak Vos' stukjes De Moffin (1642) De Moff (1644) en Robbert Leverworst (1650) werden jaarlijks eenige malen gegeven; vooral De moffin viel zeer in den smaak. Veel minder opgang maakte de Oene (1642) van Jan Vos, wat men aan het aantal drukken niet zou zeggen; van 1642 tot 1648 werd de klucht 14 malen gespeeld, bleef toen van het tooneel tot 1662 en werd in dat jaar gewijzigd en vermeerderd nog 6 malen opgevoerd. Sijtje Fobers (1643) van A. Bormeester hield het van 1643 tot 1654, maar zijne Infidelitas, ofte ontrouwe Dienstmaagt (1644) werd tot 1664 jaarlijks eenige malen opgevoerdGa naar voetnoot3) en behoorde tot de meest geliefde kluchten. Dat geldt eveneens van De qua Grieten (1644) van een onbekenden schrijver. Van J. Noseman's kluchten zijn Lichte Klaartje (1645), De beroyde Student (1646) en Romboud, of de getemde Snorker (1649) bijna elk jaar een paar malen opgevoerd. M. Grompbergen's Hartog van Pierlepon (1650) en de kluchten van J. van Dalen, De jalourse Jonker (1654) D'aardige Collicoquelle (1655) en De kale edelman (1657) zijn eenige jaren dikwijls gespeeld. Een bijzonder soort was de ‘singhende klucht’, waarvan het eerste voorbeeld in Starter's Friesche Lusthof (1618) voorkomt; het is een stukje, waarin alle personen, in plaats van spreken, op bekende wijze zingen. Dat is het geval in Dr. Barend Fonteyn's Mr. Sullemans soete vriagie (1633) dat in 1639 op den Schouwburg werd vertoond en van 1642 tot 1664 herhaaldelijk werd gespeeld. Het stukje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is eene bewerking naaf het Engelsch. Niet minder geliefd was de Singende-klucht van Pekelharingh in de kist (1649) van Izaak Vos, naar de Duitsche vertaling van een Engelsch stukje. Naar het Duitsch is ook Domine Johannes, ofte den jaloersen Pekelharing (1658); de vertaling is van een Duitscher, die geen Nederlandsch kende. Deze mededeelingen over het repertoire mochten niet uitvoeriger zijn, wilden zij niet buiten het kader vallen van dit werk. En toch is deze periode van den eersten Schouwburg, met die van de Academie - waarvan wij veel te weinig afweten - de belangrijkste van onze geheele tooneelgeschiedenis. Zij is niet alleen de periode, waarin het aantal oorspronkelijke werken dat van de vertalingen overtreft, wat later nooit meer voorkomt, zij is ook de periode, waarin de drama's van onze grootste dichters, Vondel, Hooft en Bredero, het meest zijn opgevoerd en hun invloed hebben doen gelden. Zij is verder de periode van een in zeker opzicht eigenaardig Nederlandsch treurspel. Het classieke treurspel toch heeft hier te lande, waar de renaissance zich zoo krachtig deed gelden, meer onder den invloed gestaan van Seneca's tragedies dan elders en draagt daardoor een bepaald cachet, dat zich onderscheidt van dat in andere landen. En zoo heeft onze classieke tragedie in den vorm, dien Hooft en Vondel er aan hebben gegeven, een zekere nationale tint, waardoor zij ook buitenslands bekend is geworden en navolgers heeft gevonden. De dichters, die hunne stukken aan den Schouwburg afstonden, kregen geen honorarium, maar misschien werden zij op andere wijze beloond. In de ‘Boecken van Ontfangh en Uytgift’ vindt men elk oogenblik melding gemaakt van ‘silvere camerpenningen’, of ‘prys penninghen’.Ga naar voetnoot1) Het is niet onmogelijk, dat deze aan de dichters werden vereerd, als een soort van eermetaal, dat tevens diende als vrijbillet, zooals dat vroeger werd ter hand gesteld aan de eereleden van de kamer ‘In Liefde bloeyende’. Over vertooningen in de drama's gedurende de eerste jaren der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17de eeuw werd vroeger gesproken.Ga naar voetnoot1) Kwamen zij toen zelden voor in classieke treurspelen, later werden zij ook daarin dikwijls gebruikt. De reden, waarom dat geschiedde, is niet ver te zoeken. In vele classieke tragedies was weinig handeling; zij vielen dus minder in den smaak van het publiek dan de treurspelen, waarin de bekende regelen niet waren gevolgd. Men trachtte dus de classieke tragedies aanlokkelijk te maken, door ze met vertooningen op te luisteren. Zoo werd b.v. Vondel's Gebroeders versierd met eene vertooning, waarin men de Gibeoniters zag hangen; de dichter schreef er een vers bij tot opheldering.Ga naar voetnoot2) Zoo werden er in de Salmoneus (1657) drie vertooningen ingelascht.Ga naar voetnoot3) Voor de Jephta (1659) bedacht Jan Vos eene vertooning op verzoek van Vondel.Ga naar voetnoot4) Dit werk was een kolfje naar zijn hand. In 1660 werd de Belegering ende ontsetting der stadt Leyden van R. BontiusGa naar voetnoot5) in den Schouwburg vertoond, opgeluisterd door vertooningen van Jan Vos;Ga naar voetnoot6) het stuk werd meer dan twee weken alle dagen, behalve Zondags, gespeeld, bereikte het aantal van 21 opvoeringen en bracht buitengewoon veel geld in kas. Vos liet ook sommige zijner grootere gedichten op den Schouwburg door verschillende personen uitspreken, nl. zijn Ontzet van Koppenhaven, waaraan eene vertooning is toegevoegdGa naar voetnoot7) en dat in Januari 1659 zes malen achtereen ten tooneele verscheen.Ga naar voetnoot8) En zijn Vergrooting van Amsterdam werd in November 1662 vijf malen ‘door meer dan tachentig personen uitgesproken en vertoont,’Ga naar voetnoot9) maar deze vertooningen zijn ons onbekend gebleven. Of de Traanen over de doodt van ... Maria Stuart, Princes Douarière van Oranje, in Februari 1661 ook door eene vertooning zijn opgeluisterd, of alleen maar voorgedragen, weten wij niet; het zal wel bij eene voordracht zijn gebleven. Dat was zeker het geval, toen Adam Karelsz van Germes den 28sten Mei 1647 op den Schouwburg G. Brandt's Lykreeden over C.P. Hooft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitsprak;Ga naar voetnoot1) de voordracht werd toen gevolgd door het opvoeren van de Geeraert van Velsen. Evenals vroeger ‘In Liefde bloeyende’, de Brabantsche Kamer en de Academie, zorgden na de oprichting van den Schouwburg de tooneelspelers, die er aan verbonden waren, voor de vertooningen, welke de burgemeesters ter eere van vorstelijke bezoekers der groote koopstad lieten geven. En de tooneelspelers waren al spoedig in de gelegenheid, om te laten zien, wat zij op dat gebied vermochten. Den 1sten September 1638 kwam Maria de Medicis, de Koningin-Moeder, die uit Frankrijk was verbannen, met Amalia van Solms, te Amsterdam en werd er, evenals elders in de Zeven Provinciën, met den grootsten eerbied ontvangen. Bij haren intocht werd onder een eereboog op den Dam haar huwelijk met Hendrik IV en onder een anderen vóór de oude Doelestraat werd zij zelve voorgesteld als mater Berecynthia, de godenmoeder, met hare kinderen op een zegewagen, die begeleid werd door vier meisjes, welke de werelddeelen voorstelden. Den 3den September werden er vertooningen gegeven op een eilandje tusschen de Lange- en de Doelebrug, waar onder een eerepoort het huwelijk van Frans de Medicis met Johanna van Oostenrijk, het schenken van de keizerlijke kroon aan Amsterdam door Maximiliaan en vijf tafereelen, waarin de droevige toestand van Frankrijk onder Hendrik III en de voorspoed onder Hendrik IV werd voorgesteld. Op haar tocht in eene sloep naar dat eilandje was zij begroet door Neptunus in eene schelp door twee paarden getrokken, door Mercurius en door de Amsterdamsche Maagd.Ga naar voetnoot2) Vondel en Barlaeus, Hooft en Coster hadden bijzonder veel belangstelling getoond in deze vertooningen; de beide eersten hebben er gedichten op geschreven in het Latijn en in het Nederlandsch. Toen Henriette Marie van Engeland met Frederik Hendrik, den jongen Willem II en zijne nog jongere echtgenoote den 20sten Mei 1642 Amsterdam bezochten, waren er op en dicht bij den Dam vier prachtige eerebogen opgericht, waaronder de bruiloft van Peleus en Thetys, het verbond van keizer Adolf van Nassau met koning | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eduard II,Ga naar voetnoot1) het huwelijk van Reinoud van Nassau, Hertog van Gelder, met Eleonore van Engeland, en dat van Jacobus van Schotland met Maria van Egmond werd voorgesteld. Mars, Minerva en Hercules, de laatste in gezelschap van Japetus en Atlas, om Frederick Hendrik, Willem I en Maurits voor te stellen, waren boven één der eerepoorten zichtbaar. Evenals bij vroegere gelegenheden waren al de levende beelden door gordijnen verborgen, totdat de stoet genaderd was. De vertooningen te water, Arion op een dolfijn en Neptunus in zijn schelp zijn een beetje mislukt.Ga naar voetnoot2) De vrede van Munster gaf natuurlijk aanleiding tot groote feestvreugde. Op het midden van den Dam werden drie hooge tooneelen opgericht en op elk van deze werd den 5den Juni 1648 eene serie van zes vertooningen gegeven, van Coster - dit was na 26 jaren zwijgen weer zijn eerste levensteeken op letterkundig gebied - van Jan Vos en van Geeraardt Brand. De steenen galerij, die bovenaan rondom de Waag liep, was vol speellieden, welke met schalmeien en schuiftrompetten het teeken gaven, wanneer de gordijnen van de tooneelen werden weggeschoven. Vóór het hoogste tooneel stond de Nederlandsche Leeuw met zwaard en pijlenbundel.Ga naar voetnoot3) In de vertooningen van CosterGa naar voetnoot4) zag men Prins Willem als Amphion, omringd door Gerechticheyd, Wijsheyd, Voorsichticheyd, Kloeck-moedicheyd en vele andere allegorische figuren, Maurits als Numa Pompilius met een dergelijk gevolg, met de ‘Lijken der grooten onder Oorlogh omgekomen’, en ‘een oude vrouw int swart... uytbeeldende vergetelheyt’, Frederik Hendrik als Hannibal met allegorische figuren, Willem II als Augustus, verder ‘‘Argus met hondert oogen, daer mede bediedende de Heeren Staten van Holland, die haer, door het lieflijck pijpen van eenen Looze Mercurius (hy kome waer van daen hy kome) nimmermeer in 't slaap laten spelen, maer de koe (dat is haar elk aengename Vaderland) als wakende sorg-dragers, wel sullen bewaren’. - Coster kon het blijkbaar niet laten, zijne geachte stadgenooten eene hatelijkheid te zeggen - en ten slotte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mars geboeid, Vulcanus verhinderd wapenen te smeden en ‘'t Oorlooghs volk betaald en afgedanckt’. - In de vertooningen van BrandtGa naar voetnoot1) zag men Bato in ons land komen, de Batavieren een verbond sluiten met de Romeinen, de Romeinen dat verbond verbreken, Julius Paulus dooden en Claudius Civilis verjagen, de Batavieren de Romeinsche legioenen verslaan en ten slotte Cerialis den vrede met de Batavieren bezweren. - In de vertooningen van VosGa naar voetnoot2) werd het gewapend Europa, de ‘afgestreede Vorsten’, de vrijheid der Nederlanden door den vrede beveiligd, de vrede bezworen, de veiligheid van den staat en ten slotte Amsterdam als ‘Moeder der Vreede’ voorgesteld. Jan Vos was een meester in dergelijke vertooningen en zette ze voor alle mogelijke gelegenheden in elkander. Toen Geeraardt Bicker, de merkwaardig vette jongeling, die het later zoo jammerlijk heeft afgelegd, in Mei 1649 naar Muiden reed, waarvan hij drossaard was geworden - o! schim van Hooft! - kwamen hem zes ‘tooneel-waagens’ te gemoet, die op verzoek der steden Muiden, Naarden en Weesp door Vos, ‘toegestelt’ waren met allerlei voorstellingen.Ga naar voetnoot3) In 1654 luisterde hij ook het sluiten van den vrede van Westminster met tien vertooningen op.Ga naar voetnoot4) Den 27sten Mei om 3 uur kwam de magistraat op het met groen en tapijten versierde nieuwe stadhuis, dat nog niet geheel voltooid was, bijeen en zag op den Dam eene voorstelling van de hel, van den oorlog, van het kwijnen van den handel, van het verbond met Denemarken, van het aan boord gaan van Janmaat onder Tromp, van de Faam, die de overwinning, maar tevens het sneuvelen van Tromp en Van Galen bericht, van Obdam als vlootvoogd, van zee en rivieren, smeekende om vrede, van den vrede uit den hemel neerdalende en van de Nederlandsche Maagd, gezeten op een troon en omstuwd door tal van goden en allegorische figuren. Toen in 't laatst van Augustus 1659 Amalia van Solms met hare dochter Henriette Katharina en met haren nieuwen schoonzoon, Johann Georg, Vorst van Anhalt, Amsterdam bezocht, werd er door Vos | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een optocht in elkaar gezet van 16 ‘Staatsywagens’.Ga naar voetnoot1) Op die wagens werden de provincies en de voornaamste steden voorgesteld met goden en allegorische figuren. Zoo was b.v. de zevende wagen ‘van koorenschooven en eiketelgen door elkander geslingert. Hier op vertoont zich. Over-IJsel, Deventer, Kampen, Zwol, Bacchus en twee Boschgooden’. Verder was Keizer Adolf van Nassau op een wagen gezeten met Jupiter, Donau, Rhijn en een heraut, terwijl de wagen omringd werd door zes keurvorsten te paard met de rijksinsigniën Op andere wagens zaten Willem van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik, Willem II, de kleine Willem III en de Faam. De laatste wagen stelde een koggeschip voor met de Amsterdamsche Maagd, de stroomgoden van Amstel en IJ, Apollo en Mercurius; bij den wagen reden de vier werelddeelen te paard. Nog prachtiger was de optocht van 20 ‘Staatsywagens’, die ter eere van het bezoek van Maria, de weduwe van Willem II en haren jongen zoon den 17den Juni 1660 gehouden werd en ook door Vos was ontworpen en geregeld.Ga naar voetnoot2) Hier zag men verscheiden personen uit de Engelsche geschiedenis, Jacobus I, Karel I, Cromwell, Monk, Karel II. Verder Londen, Edinburg en Dublin. Ook Maria zelf, ‘in een wit satijne tabbert, die met zwart floers overtrokken is; zij heeft een boek in haar handt. Godtvruchtigheid, die zij voor haar heeft zitten, leit haar rechte handt op een boek, dat door twee gevleugelde kinderen geoopent is; de slinke zwaait een wierookvat. De Hoop verschijnt op d'achterste bank, en heeft een goudt anker,’ enz. Ongelukkig beging Vos de schromelijke onhandigheid, om Karel I voor te stellen op het schavot; de Princes wendde vol afschuw het gelaat af, toen de wagen voorbij kwam. Vos heeft zijne onhandigheid zwaar moeten boeten. Al spoedig kwamen er pamfletten tegen hem uit, nl.: Op de Amsterdamse vertooningen van den grooten poeet Jan Vos, De Mot in 't Vossevel, 't Samenspraeck tusschen Jan Tamboer en Jan Vos, en Utrechs Schuyt-Praetjen,Ga naar voetnoot3) waarin hem zijne onhandigheid wordt verweten en hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt uitgelachen, omdat hij te paard den stoet was voorafgegaan. Verder wordt hem voor de voeten geworpen, dat hij zich nu Oranje-gezind toonde, terwijl hij vroeger behoord had tot de staatsgezinde partij en zelfs vinnige gedichten tegen Willem II had geschreven. Door al dat geschrijf is de vinding van Vos, het houden van groote optochten en het vertoonen van levende beelden op tal van wagens, later niet meer toegepast; in 1666 werden zelfs de ‘triumphbogen en triumphcarren’ door de stad verkocht.Ga naar voetnoot1) Al de bovengenoemde openbare vertooningen van de toneelspelers, behalve de laatste, zijn, somtijds gewijzigd, ook op den Schouwburg gegeven.
De voorstellingen werden opgeluisterd door muziek, die waarschijnlijk de pauzes vulde en zeker de liederen begeleidde. In 1638 bestond het orkest, dat geplaatst was achter het linker zijscherm van het proscenium, uit een violist, een bassist, een fluitist, twee trompetters en een tamboer; later kwam er nog een cornet, of een luitenist bij. In Augustus 1643 werden er eenige dagen achtereen geene voorstellingen gegeven, maar traden daarvoor muziekuitvoeringen in de plaats, waar gezongen werd en die veel geld in de kas brachten.Ga naar voetnoot2) Misschien waren het echter kunstenaars, die niet aan den Schouwburg waren verbonden, zooals in Juli 1662, toen ‘eenige Musicanten van zijn Koninklijke Majesteit van Vranckrijck’ er zeven concerten gaven, waarbij zij niet veel zijde hebben gesponnen. In September 1648 werd eenige malen na het ernstige stuk gemusiceerd, in plaats van het spelen van eene klucht. Het waren tooneelspelers. Maar somtijds schijnen ook wel zangers te zijn opgetreden. 13 Juli 1639 werd aan Pieter Pieters voor 10 maal zingen ƒ4 betaald, in October 1650 aan ‘Pieter de sangher voor 12 mael singhen ƒ7:4,’ en 28 Dec. ‘aen twee sanghers voor yder drie maal (singen) ƒ6.’ De muziek begeleidde ook de reizangen. De koren in Vondel's Gebroeders werden ‘gesongen met 4 partijen’, terwijl de ‘speeluy- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den’ ‘op haar blaas Instrumenten’ speelden;Ga naar voetnoot1) waar de ‘Rey van Priesteren’ sprak, trad in 1641 één tooneelspeler op, waar hij zong, vier anderen, die als zangers worden aangeduid.Ga naar voetnoot2) Maar de zang was niet altijd vierstemmig. Toen Codde's Herdoopers aenslagh in 1658 werd opgevoerd, bestonden volgens de personenlijst de beide reien van dat treurspel uit twee en vier personen. In de Joseph in Dothan, in de Salomon en ook in Bouckart's Nederlaagh van Hannibal wordt voor den rei slechts één persoon genoemd, voor dien in Joseph in 't Hof twee, voor de beide reien van de Granida twee en één, voor die in Geeraerdt van Velsen twee en vier, voor Sixtinus' Geeraerdt van Velsen lyende zes, voor de Gysbreght twee en voor Krul's Diana, in 1659 gespeeld, eveneens.Ga naar voetnoot3) Waarschijnlijk werd er dus dikwijls tweestemmig of solo gezongen.Ga naar voetnoot4) Bij de opvoeringen in 1658 werden de reizangen uit de Aran en Titus en de Joseph in Egypte weggelaten. Dat Vondel eene goede uitvoering der reizangen hoog stelde, blijkt uit zijn Berecht vóór de Jeptha, waar hij onder de vereischten voor de goede opvoering van een ‘gewijt treurspel’ noemt ‘maetgezang van reien, geoefent door eenen grooten Orlando, om onder het speelen d'aenschouwers te laeten hooren eene hemelsche gelijck-luidentheit van heilige galmen, die alle deelen der goddelijcke zangkunste in hunne volkomenheit zodanig bereickt, datze de zielen buiten zich zelve, als uit den lichame verruckt, en ten volle met eenen voorsmaeck van de geluckzaligheit der engelen vergenoegt.’ In December 1648, December 1649 en Januari 1651 werden aan twee ‘sangeressen in Amstel’ enkele guldens uitbetaald; natuurlijk traden zij op als rei der Klarissen. Er waren toen nog geene tooneelspeelsters aan den Schouwburg verbonden.Ga naar voetnoot5) En in December 1658, toen er wel vrouwen meespeelden, werd de rei van Klarissen voorgesteld door mannen!Ga naar voetnoot6) Het is wel eigenaardig. Over de ‘singende’ kluchten werd boven reeds gesproken.Ga naar voetnoot7) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evenals vroeger de rederijkerskamers, gaven de regenten of de tooneelspelers wel eens nieuwejaarsliedjes uit,Ga naar voetnoot1) en die liedjes werden dan op het tooneel gezongen.Ga naar voetnoot2)
In enkele drama's werd gedanst, niet alleen in die van Rodenburg, maar zelfs in classieke treurspelen, zooals in Coster's Ithys en Polyxena. Ook in Vondel's Salmoneus - de dans werd later nog eens afzonderlijk uitgevoerdGa naar voetnoot3) - in zijn Palamedes en Adam in ballingschap, welke twee laatste treurspelen echter niet op den Schouwburg zijn vertoond. Vondel was ook van plan aan zijn Lucifer een dans van engelen toe te voegen, maar Jan Vos ried hem dat af, ‘dewijl gy de Engelen om de val van Lucifer, een wettige reeden, met een treurigh gelaat op het tooneel laat koomen’, en ontwierp zelf een uitvoerig ballet,Ga naar voetnoot4) dat na het treurspel moest worden vertoond en waarvoor hij de ‘wijzen, om op te danssen,... nu droef, dan blijdt, naar d'eigenschap der gemelde persoonen’ voegde. Vos wilde dan na de Lucifer den volgenden ‘Dans’ geven. Adam en Eva kwamen in het Paradijs, gevolgd door Liefde, Onnoozelheid, Trouw en Eer; Bedrog komt ‘uit d'afgrondt rijzen’, vergezeld van Welsprekendheid, Meineedigheid, Smeeken, Vleien en Looze lagen. Vriendelijk lachend biedt Bedrog, gekleed als eene vrouw met vele slangen rondom haar hoofd, aan Eva en Adam een appel aan, maar de Engel verhindert hen dien aan te nemen. Eindelijk grijpt Eva toch den appel, eet er van en geeft hem aan Adam; de Engel vertrekt zuchtende en Bedrog ‘volgt met wufte sprongen’. - Terwijl Adam en Eva, ‘die zich naakt bevinden’, eene hut bouwen, verschijnt een Engel, die hen met een ‘brandend slagzwaardt’ verjaagt. Honger, Armoede, Arbeid, Ouderdom en Dood voegen zich bij het eerste menschenpaar. De Gouden eeuw wordt verjaagd door den IJzeren; ‘de Tijdt komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaardig voor den dagh springen’, met Staatzucht, Oorlog, Roof en Moordt in zijn gevolg. ‘Nadat deeze gruwelen een poos t'zaamen gedanst hebben’, verspreiden zij zich, terwijl Liefde, Onnoozelheid, Trouw en Eer ‘in een wolk vol starren ten hemel gevoert’ worden. ‘Nu koomen de Faam met haar trompet, en de Tijdt met zijn seissen gewapent, op het midden van het tooneel; zij hebben Adam en Eva aan hun rechte zij, den Dag en Nacht aan de slinke. Honger, Armoedt, Arbeidt, Ouderdom en Bedrog volgen. Staatzucht, Oorlog, Moordt en Roof leeveren hun wapens aan Faam en Tijdt. De Doodt doorschiet Adam, Eva, d'ellenden, en d'andere gruwelen; hier op geeven de Faam en Tijdt al wat zij van deeze pesten ontvangen hebben, aan de Doodt, die, om haar macht te betoonen, de Faam en Tijdt beneevens alle de anderen deurschiet.’ Dan vecht de Dood met Natuur en hare dochters, Aarde, Water, Lucht en Vuur, maar er verschijnt een wolk, ‘daar men een wagen uit ziet koomen,’ door een Fenix getrokken; op dien wagen staat de Eeuwigheid, ‘in 't wit gekleedt, en behangen met een blauwe staatcymantel, die met starren overzaait is’; ‘zy verdelgt, door den blixem die zij in haar handt heeft de Doodt, zet Natuur op haar waagen, en voert haar ten hemel.’ Het is niet bekend, of deze ‘Dans’ de beide keeren, dat de Lucifer is opgevoerd, ook vertoond is. Maar de beschrijving is merkwaardig, omdat zij de eenige is van een ballet uit dezen tijd en tevens, omdat er uit blijkt, wat men toch nog op het onpractische tooneel van den Schouwburg kon vertoonen. Ook zonder eenig verband met de opgevoerde drama's werden er dansen en balletten gegeven. Dit geschiedde voor het eerst een paar malen in Januari 1642 en dan eerst weer in 1645, toen o.a. het ‘Ballet van de vijf sinnen’ werd gedanst. Daarna was er weer stilstand, totdat in December 1649 de ‘Moorendans’ ten tooneele verscheen, in 1650 gevolgd door den ‘Dans vande vier delen van de werelt’ en dien ‘van 't Oordeel van Paris’. In dat jaar komen ook een paar Maskerades voor. Het volgende jaar bracht den ‘Molenaersdans’ en den ‘Jufferendans’. In 1653 en 1654 werd er maar enkele keeren gedanst, maar sedert 1655 neemt het aantal balletten toe; zelden droegen zij een naam. In 1655 werd het ‘Spanjaertsballet’ voor het eerst vertoond, in 1656 het ‘Harder en Harderinnenballet’, in 1657 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het ‘Amasone ballet’ en het ‘Paerdetuissers ballet’, in 1659 het ‘Naaktloopers ballet’ na eene opvoering van Codde's Herdoopers anslagh. Wanneer de Geeraerdt van Velsen van Hooft en die van Sixtinus op één avond werden opgevoerd, werd de pauze tusschen beide aangevuld door een ‘tusschendans’, en bij het spelen der drie Joseph'en van Vondel werden er twee tusschendansen gegeven. Maar meestal werd een ballet opgevoerd in plaats van een nastukje. Er namen vier tot veertien personen aan deel. In 1656 werd er bij 31 van 89 voorstellingen gedanst, in 1660 bij 19 van de 88.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Tooneelspelers van beroep zijn uit den kring der rederijkers voortgekomen. In de kamers van rhetorica werden de rollen van de drama's, die zouden worden opgevoerd, onder de broeders verdeeld. De een speelde beter dan de ander en kreeg dus licht telkens de grootste en moeilijkste rollen, die hem door het bestuur der kamer werden toegedeeld, óf uit eigen beweging, óf omdat de eerst gekozen persoon liever boete betaalde dan dat hij de hem toegewezen rol op zich nam. Zoo waren er dus in elke rederijkerskamer eenige personen, aan wie bij eene opvoering steeds de voornaamste rollen werden gegeven. Zoo lang nu de kamer vele gegoede burgers onder hare leden telde en zelden komedie speelde, ging dat goed. Maar toen het aantal voorstellingen toenam, kregen de eenvoudige lieden, die de hoofdrollen vervulden, eene kleine vergoeding voor den tijd, dien zij aan het leeren en spelen van hun rol hadden moeten besteden en dus aan hun gewone werk hadden onttrokken. Hoe meer voorstellingen er waren, des te meer beschouwden de goede spelers onder de kamerbroeders het werk, dat zij in het dagelijksch leven verrichtten, als bijzaak en komediespelen als hoofdzaak. Misschien heeft daar ook het drukke bezoek der Engelsche komedianten in de eerste twintig jaren der 17de eeuw toe meegewerkt; de liefhebbers zagen toen, hoezeer zij bij mannen van het vak achterstonden, en trachtten van nu af aan de vreemdelingen op zijde te schuiven. En die vreemde tooneelspelers hebben zeker het vormen van Nederlandsche reizende troepen, die in dezelfde jaren hier voorkomen, in de hand gewerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een stand van tooneelspelers vormt zich natuurlijk vooral in eene stad, die een schouwburg bezit, waar geregeld voorstellingen worden gegeven. De eerste acteurs van beteekenis leeren wij dan ook te Amsterdam kennen. Er waren er reeds, voordat de Academie en de Oude Kamer zich met elkaar vereenigd hadden; beide kamers trachtten immers elkanders beste spelers te onderhuren.Ga naar voetnoot1) Tot die oudere tooneelspelers behoorden o.a. Jan van Sanen, ‘die vermaerde speelder’, Jan Bos, ‘de groote Vrou-vertooner’, ‘Die tot ouderdom zijn baert Scheeren liet’, de komiek Nieuwen Haen, Thomas de Keyser, Pieter de Bray, Adriaen van den Bergh en Willem Ruyter;Ga naar voetnoot2) van hen zijn de vier laatsten ook op den Schouwburg opgetreden.Ga naar voetnoot3) Thomas Gerritsen de Keyser speelde op den Schouwburg tot den zomer van 1648 en ontving daarvoor het hoogste salaris, nl. ƒ4 tot ƒ4.50; de spelers werden per avond betaald. De dichter Tengnagel, anders niet gul met zijn lof, prijst hem zeer: ‘'t Ciersel onser eeuw toneelen, Tomas Keyser, meen ik, die siel en sinnen pleegh te streelen, ick, als Keyser, naedren zie; die de weereldt soo verbeelde, stem noch uytspraecks weerga had, zelf oock met zijn wesen speelde, als hy maer 't toneel betradt’. De eenige rol, die van hem bekend is, is die van de Gabaonners in de Gebroeders.Ga naar voetnoot4) Hij was portier van de Regulierspoort - bijna alle tooneelspelers beoefenden nog een ander vak, want van de verdiensten van den Schouwburg konden zij niet leven - en kreeg, als hij optrad, vergoeding voor het verzuimen van zijn poortwacht. Ook leverde hij geregeld kaarsen voor den Schouwburg. Pieter de Bray is maar korten tijd aan den Schouwburg verbonden geweest, want hij is in Februari 1639 gestorven. Hij speelde de eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouwenrollen. ‘Daer's de Bray, die 't al verbeelde, Joffer Hoer, of Koningin; trots als Keyzer keyzer speelde, Speelde hy voor Keyserin’, dicht Tengnagel. Hij, of zijne vrouw, waschte en verstelde linnen voor den Schouwburg. Adriaan van den Bergh en Willem Ruyter zijn maar enkele malen op den Schouwburg opgetreden; zij waren beide reizende komedianten. Van den Bergh heeft een paar drama's en ook gedichten geschreven. Jan Robbertsz, die vroeger ook gereisd had, bleef tot 1642, aan den Schouwburg en bracht het tot ƒ2 speelloon. Na Thomas de Keyser was Adam Carelsz van Germez (of Zjermes), gewoonlijk Adam Carelsz genoemd, de voornaamste acteur van den Schouwburg. Hij werd in 1612 te Amsterdam geboren, waar zijne ouders, die uit Antwerpen afkomstig waren, zich hadden gevestigd. Adam Carelsz was eerst barbier - hij heeft zijne collega's van den Schouwburg dikwijls geschoren - maar was later boekhandelaar en woonde toen aan de Weessluis; in Dec. 1644 is hij gehuwd met Madeleentgen Vennekool, eene nicht van Jacob, den bekenden bouwmeester en schilder. Hij speelde op den Schouwburg in 1638, van het voorjaar 1641 tot Juni 1650 en van September 1652 tot September 1667; zijn speelloon was van ƒ1.50 tot ƒ5 opgeloopen. Hij speelde de Levyten in de Gebroeders (1641), later de David (1658), Valerio in de Jaloerse Studenten (1644), Woerden in de Geeraerdt van VelsenGa naar voetnoot1) en Daifilo in de Granida, de titelrol in Salomon en den bode in de Gysbreght, Titus in de Aran en Titus, Rodrigo in de Cid, de titelrol in de Veinzende Torquatus en in Alexander de Medicis, Oratius in Don Jeronimo, graaf Henryck in De beklaagelycke dwangh, en Styrus in Styrus en Ariane, enz. In kluchten trad hij zelden, in balletten in het geheel niet op. Het uitspreken der lijkrede op Hooft op 28 Mei 1647 werd hem toevertrouwd. Hij heeft den bekenden Latijnschen redenaar en dichter Petrus Francius, die in 1674 professor aan het Amsterdamsche Athenaeum is geworden, les gegeven in de welsprekendheid en wordt door hem en ook door Ludolph Smids, geprezen als een voortreffelijk tooneelspeler. Van Germez heeft drie drama's, die men voor hem uit het Fransch had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertaald, berijmd. Den 30sten Sept. 1667 werd hij uit een huis op de Rozengracht in de Nieuwe Kerk begraven, in de acte daarvan wordt hij makelaar genoemd. Jan Pietersz MeerhuysenGa naar voetnoot1) was kunstkooper, ‘tamponistus van de burgerij, onder den E. Heer Kapitein Nicolaas Pancras’ - daaraan had hij zijn bijnaam Jan Tamboer te danken - en tooneelspeler. Geboren in 1618, was hij van 1638 tot den herfst van 1667 aan den Schouwburg verbonden; zijn speelloon was toen van ƒ1.50 tot ƒ3.25 verhoogd. Hij speelde voor den eersten der Gebroeders in het treurspel van dien naam (1641), voor Martio in Jaloerse Studenten (1644) en trad ook later wel in ernstige stukken op, o.a. als Simeon in de Joseph, maar toch meestal als komiek. Zoo speelde hij hopman Roemer in het Moortje en Robbeknol in den Spaanschen Brabander, den vaandrig in Pekelharing in de kist en Pekelharing in Domine Johannes, Hij had verder de titelrol in Robbert Leverworst, d'Aardige Collicoquelle, Jan Tot, Sulleman, Dronken Haasje, Stijve Piet en De beroyde Student. Hij danste in veel balletten mee en had zelfs in een tafelspel de rol van Venus te vervullen. Meerhuysen heeft verscheiden verzen en o.a. lofdichten geschreven op een paar drama's van collega's Hij werd sprekend ingevoerd in het pamflet 't Samenspraeck tusschen Jan Tamboer en Jan Vos (1660) en is waarschijnlijk de schrijver van de anecdoten verzameling, die in 1656 onder den titel De geest van Jan Tamboer uitkwam, meermalen herdrukt en ook in het Duitsch vertaald is. Jacobus de Viele (of Ville) had een speelloon van ƒ1 tot ƒ4 en was dus ook één der voornaamste acteurs. Hij speelde Michol in Gebroeders (1641) en Vireno in Jaloerse, Studenten (1644). Den 2den Januari 1653 is hij gestorven. Harmen van Ilt bracht het van ƒ1.50 tot ƒ3.50 en speelde Abjathar in Gebroeders (1641) en Octavio in Jaloerse Studenten (1644). Hij was kleermaker van beroep en werkte veel voor den Schouwburg. Waarschijnlijk is hij in 1651 gestorven. Jan Lemmers was van 1638 tot 1649 aan den Schouwburg verbonden en verdiende per avond ƒ3 tot ƒ4.50. Hij was dus één der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voornaamste tooneelspelers. Van zijn rollen zijn bekend David in Gebroeders (1641) en Cardenio in Jaloerse Studenten (1644). Hij leverde allerlei dingen o.a. ‘swaenevleugels’, een uurwerk, een geborduurde broek, enz. François Schuyling bleef tot 1642 voor een salaris van ƒ1.50 tot ƒ4. Uit zijn bijnaam ‘Frans de Geck’ blijkt, dat hij comische rollen vervulde. Hij hield eene herberg, die veel door zijne collega's bezocht werd. Dirk Cornelisz Houthaak (1597-1658) had als tooneelspeler niet veel te beteekenen - hij bracht het maar tot ƒ1 speelloon - maar was uitgever van de meeste stukken, die op den Schouwburg werden vertoond en leverde boeken, schrijfbehoeften en... bier. Isaak Vos speelde in 1638 en van het voorjaar van 1642 tot Juni 1651: hij verdiende van ƒ1 tot ƒ3. Als rollen van hem zijn bekend Mephiboseth in Gebroeders (1641) en Ostilio in, Jaloerse Studenten (1644). Vos trad vooral op in comische rollen. Behalve eenige lofdichten heeft hij een paar kluchten geschreven, een paar andere uit het Duitsch vertaald en twee Spaansche drama's, die voor hem vertaald waren, berijmd. En deze man, wiens stukken voor het meerendeel ruim een eeuw op het tooneel zijn gebleven, is in het najaar van 1651 in het armhuis gestorven! Leon de Fuyter was een leerling van Van Germez, maar heeft het als tooneelspeler niet ver gebracht (speelloon ƒ0.50 tot ƒ2.20). Hij heeft enkele gedichten geschreven en vier Spaansche drama's vertaald. Jan Noozeman was van 1639 tot 1642 en van 1644 tot 1653 (†) aan den Schouwburg verbonden. Hij heeft gedichten en eene klucht geschreven en een drama uit het Fransch vertaald. Gillis (of Jelis) Noozeman (1626-1682) was in de jaren 1640 tot 1646 eenige seizoenen en van 1654 tot 1664 tooneelspeler van den Schouwburg; zijn hoogste speelloon was ƒ3. Hij speelde Astolfo in Sigismundus prins van Polen, Edgar in Alfreda, de titelrol in Tamerlan, Philippus in De trotse Leo, Saturninus in Aran en Titus, de titelrol in Don Jeronimo, Benaias in Salomon, Hannibal in de De nederlaag van Hannibal, de titelrol in Warenar, Graaf Floris in Geeraerdt van Velsen, Arend van Amstel in de Gysbreght, de titelrol in Leo Armenius, de hondeslager in den Spaanschen Brabander, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de titelrol in Teeuwis de Boer, Assuerus in Hester, enz. Gillis heeft vijf kluchten geschreven, waarvan er eenige jaren lang op het tooneel zijn gebleven. Jan Soet is maar korten tijd tooneelspeler geweest in de jaren 1640 tot 1642 en verdiende ƒ2.50. Hij heeft verschillende drama's geschreven, die op den Schouwburg vertoond zijn. Later was hij wijnkooper en tapper. Pieter van Zeerijp was van 1640 tot 1655 aan den Schouwburg verbonden; zijn hoogste speelloon was ƒ3. Hij heeft een paar drama's geschreven en leverde borduurwerk, linnen, tabak, bier en brandewijn voor den Schouwburg. Pieter Triael Parker, Pauwels Pierson en Jan Baptist van Fornenbergh zijn in de eerste jaren ook een paar seizoenen aan den Schouwburg geweest, maar hebben dien toen verlaten, om te gaan reizen. Guilliam de Viele (of Ville) bleef er van 1644 tot 1657. Abraham Hendricksz (Blank), die in 1645 aan den Schouwburg kwam (speelloon ƒ1.25 tot ƒ2.75), trad bijna alleen in vrouwenrollen op, zoowel in ernstige stukken, o.a. als Rispe in Gebroeders en de Voedster in de Joseph in Egypte, als in blijspelen, o.a. als Reym in Warenar en als Trijn Snaps in den Spaanschen Brabander. In bijna alle kluchten trad hij als vrouw op. Adriaen Bastiaensz de Leeuw was van 1647 tot 1649, 1650 tot 1651 en sedert 1655 aan den Schouwburg. Hij speelde Don Diego in de Cid, den bode in Joseph in t' hof en in de Salomon, den Koning in Granida en in Beklaagelycke dwangh, Twist in de Geèraerdt van Velsen, Gosewijn in de Gysbreght, Gierige Gerrit in den Spaanschen Brabander, Koenraet in het Moortje, De Leeuw was een groot kenner van het tooneel en een zeer ontwikkeld man op letterkundig gebied, die verscheiden drama's uit het Fransch, het Spaansch en het Duitsch heeft vertaald. Jan van Dalen, die van 1648 tot 1649, van 1652 tot 1655, en van 1656 tot 1660 op den Schouwburg optrad - speelloon ƒ0.50-ƒ2.10, had kleine rollen in drama's en kluchten, maar heeft drie kluchten geschreven, die dikwijls werden opgevoerd, en Hendrick Verbiest (1649-1652) vertaalde een treurspel en schreef eene klucht. Heere Pietersz (de Boer) speelde van 1649 tot 1650 en sedert 1653 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op den Schouwburg en bracht het tot ƒ4 speelloon. Hij speelde de titelrol in Sigismundus, Bajazeth in Tamerlan, Leo in De Trotsche Leo.., Aran in de Aran en Titus, Cosmus in Alexander de Medicis, Joseph in Joseph in 't hof, Itobal in Salomon, Prospero in de Celia en Prospero, Scipio in De nederlaag van Hannibal en in De ballingschap van Scipio Afrikanus, Noron in De Veinzende Torquatus, Karel in Casandra, de titelrol in Geeraerdt van Velsen en Gysbreght, Jan Knol in den Spaanschen Brabander, Ritsart in 't Moortje, de titelrol in Den grooten Bellisarius en Haman in Hester. Ludolph Smids roemt hem om zijne ‘majesteyt’. Hij is later rijk geworden door een groot legaat van zijn oom Joan Maatsuyker, gouverneur van Indië. Grooten naam als tooneelspeler had Jeurian Baet, die sedert 1649 aan den Schouwburg was verbonden, hoewel zijn speelloon in dezen tijd slechts tot ƒ2 was geklommen. Baet speelde bijna altijd vrouwenrollen, ook toen er al verscheiden tooneelspeelsters aan den Schouwburg waren, vooral in kluchten, zooals De qua Grieten, De Moffin, Robbert Leverworst, De kale Edelman, De aardighe Colicoquelle, Jan Tot, De Mof, Dronkken Hansje, enz. Hij had de rol van Geertruy in Warenar en in 't Moortje en van Byateris in den Spaanschen Brabander. Toen J. Blasius in 1670 zijn Dubbel en Enkkel uitgaf, schreef hij onder de personenlijst van het blijspel, dat hij den vader in de Menaechmi van Plautus in eene moeder had veranderd, ‘om dat op deese Amsterdamsche Schouwburg geen manspersoon bij verdeeling van de voorgaande Rollen, so bequaam voor een Vader speelt, als Jeuriaen Baet voor een oude Vrouw.’ Nog in de Gelukte list (1689) wordt Baet geroemd als een voortreffelijk tooneelspeler. Dat wordt daar ook getuigd van Cornelis Laurensz Krook, die in 1652 aan den Schouwburg kwam en wiens speelloon ƒ2 tot ƒ3.75 bedroeg. Hij speelde de titelrol in Joseph in Egypte, Judas in Joseph in Dothan, Artabanus in Granida, Gysbreght in Geeraerdt van Velsen; Vosmeer in de Gysbreght, Ritsaert in 't Moortje en Abjathar in Gebroeders. Jacob Kemp (1654-1662) heeft eene klucht geschreven, en een treurspel van Seneca vertaald of berijmd. In het voorjaar van 1655 trad voor het eerst een tooneelspeelster | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in den Amsterdamschen Schouwburg op,Ga naar voetnoot1) waar vroeger enkele keeren wel eens zangeressen waren verschenen.Ga naar voetnoot2) Zij heette Adriana Noozeman en was de vrouw van Jelis N. die in den nazomer van 1654 weer aan de Schouwburg was verbonden. Ariana was eene dochter van Adriaen van den Bergh, Utrechtsch rederijker en reizend komediant, die vroeger ook wel eens te Amsterdam was opgetreden. Het spelen van vrouwen was niet geheel en al eene nieuwigheid, want reeds in 1645 wordt er melding gemaakt van eene actrice bij een reizenden troep. Maar het is zeer waarschijnlijk, dat deze mededeeling doelt op Ariana zelve en op het gezelschap van haar vader. Haar speelloon was ƒ4.50 ‘met de kleeren’, wat zeker beteekent, dat zij zelve voor hare costumes moest zorgen en geen gebruik maakte van die van den Schouwburg. Waarschijnlijk te harer eer werd een stukje geschreven met den titel Genavent Ariaentje - het schijnt niet gedrukt te zijn - dat den 20sten Mei 1655 werd opgevoerd. Ariana Noozeman speelde de titelrol in Alfreda, in Granida, Casandra ... en Karel Baldeus, Celia en Prospero, Konincklijcke herderin Aspasia, Vervolgde Laura, Styrus en Ariame en natuurlijk in Ariane (in Rome) en Onvergelijckelijcke Ariane in Thessalien. Verder trad zij op als Chimène in de Cid, als Thamera in Aran en Titus, Belimperia in Don Jeronimo, Jempsar in Joseph in Egypten, Sidonia in Salomon, Juliana in De veinzende Torquates, Machtelt in Geeraerdt van Velsen, Badeloch in Gysbreght. In het Moortje trad zij op als Moyael, in Lichte Klaartje speelde zij de titelrol en in Herdoopers anslagh den Bode; dat was dus een travesti-rol. Nu er ééne vrouw aan het tooneel was, volgden er dadelijk een paar anderen. In Juli 1655 traden Elisabeth Kalbergen-de Boer en Susanna Eekhout-van Lee voor het eerst op. Elisabeth Kalbergen was de vrouw van Dirk K., die ook eenigen tijd aan den Schouwburg verbonden is geweest, een uit het Engelsch vertaald stuk heeft berijmd en enkele gedichten heeft geschreven. Elisabeth is na den dood van haar man hertrouwd en tot 1662 aan den Schouwburg gebleven. Haar speelloon was ƒ2.50; zij vervulde meestal kleine rollen in ernstige stukken en kluchten en trad dikwijls in balletten op. Susanna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eekhout was de vrouw van Rochus E., eerste muziekant van den Schouwburg. Zij bleef tot 1662 en van 1663 tot 1665 aan den Schouwburg; haar speelloon klom van ƒ2.50 tot ƒ4.50. Zij trad op als de Infante in de Cid, als Rosalien in Aran en Titus, als Maiombe in Tengnagel's Spaansche Heidin, Dorilea in Granida, Jut Jans in den Spaanschen Brabander, Katrijn in 't Moortje, als Diana in Diana en Florentius van Krul, in de titelrol van Hester, in vele kluchten en balletten. In December 1661 stierf Ariana Noozeman; er werden toen vier nieuwe actrices aangenomen, die geen van allen schijnen te hebben uitgemunt. De bovengenoemde tooneelspelers zijn de voornaamste, die van 1638 tot 1665 aan het Schouwburg verbonden zijn geweest.Ga naar voetnoot1) Van de 18 acteurs uit het seizoen 1658-1659 traden 13, en alle vrouwen ook als dansers op. Figuranten gebruikte men van den beginne af; zij, die ‘gestaen’ hadden, zoo luidde de term, werden betaald met ƒ0.60. Had men oude mannetjes noodig, dan kreeg men die uit het Oude-Mannenhuis voor ƒ0.30. Ook soldaten werden met ƒ0.30 betaald; in Januari 1649 liet men er in de Voorzigtige dolheit van Joris de Wijze 15, in Maart in hetzelfde drama zelfs 24 optreden. De souffleur, die ‘boekhouder’ werd genoemd, stond tusschen de schermen. In 1658 waren er verder negen muzikanten en zes beambten waaronder twee, die de kaartjes in ontvangst namen - één daarvan was tevens kleedermaker van den Schouwburg - een bewaarder en een bewaarster van de kleeren. De tooneelspelers waren allen, zooals blijkt uit het vak, dat zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verder uitoefenden, zeer eenvoudige menschen. Wanneer Brandt echter zegt,Ga naar voetnoot1) dat zij ‘ten meestendeel nooit letteren, als in haar rollen gezien hebben,’ overdrijft hij. Velen van hen hebben gedichten en kluchten geschreven, uit verschillende talen drama's vertaald, of althans berijmd. Voor sommigen was ook het uitschrijven der rollen eene bijverdienste; dat wijst toch op eene zekere beschaving.Ga naar voetnoot2) Maar Brandt, de jonge predikant was, toen hij die woorden neerschreef, een ‘laudator temporis acti’, want hij stelt den tijd, toen de Oude Kamer, ‘een vergadering van uitnemende verstanden’, bloeide tegenover dien van de Schouwburg, toen er betaalde tooneelspelers optraden. Van repetities, die gehouden werden, weten wij heel weinig af.Ga naar voetnoot3) Het schijnt de gewoonte te zijn geweest, dat de dichter er bij tegenwoordig was, als de tooneelspelers voor de eerste maal hunne rollen lazen, ‘om te weeten of elk zijn rol verstondt’.Ga naar voetnoot4) Bij repetities en uitvoeringen werd zeker veel bier gedronken; de rekeningen er van loopen steeds over een hoog bedrag. Of aan den jaarlijkschen maaltijd ook de tooneelspelers deelnamen, of alleen de hoofden, blijkt niet; de kosten waren er hoog genoeg voor.Ga naar voetnoot5) Maar somtijds hadden zij ook een feest. Op 14 Febr. 1647 werd geboekt: ‘voor de Maeltijt door der Regenten ordre aen de Maets gegeven’ ƒ299:2:4. Daar de Keurvorstin van Brandenburg den 21sten Januari den Schouwburg bezocht en eene vereering van ƒ150 had gegeven, werd deze som er afgetrokken. Den 21sten Jan. 1649 werd voor ‘het groote maal van de maats’ ƒ111:18:10 geboekt. Dat de hoofden dikwijls heel wat te stellen hadden met het onrustige volkje, spreekt wel van zelf; elk oogenblik verdwijnt er een, om zich een tijd lang bij een reizenden troep aan te sluiten en daarna voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
korten of langen tijd weer terug te keeren. Zoo liepen o.a. Adriaen Bastiaensz Leeuw en Jan van Dalen in het voorjaar van 1655 weg en vormden met een paar anderen een reizenden troep.Ga naar voetnoot1) Van 27 Juli tot 17 Augustus 1660 waren de voornaamste spelers van den Schouwburg in Zeeland en gaven daar voorstellingen,Ga naar voetnoot2) maar dat was in de vacantie. De magistraat van Amsterdam, die den Schouwburg beschermde, omdat deze groote winsten afwierp voor de Godshuizen, gaf niet licht verlof voor andere tooneelvoorstellingen en bepaalde nu ook in Augustus 1662, dat geen vreemde troep zou worden toegelaten met de kermis, wanneer er zich iemand bij bevond, ‘van diegene, welke voorleden jaar op den Schouwburg alhier gespeeld hebben’. Tevens droeg hij aan de regenten van den Schouwburg op, er dadelijk kennis van te geven, als zij zulke misdadigers op het spoor kwamen. Een enkele maal speelden ook liefhebbers op den Schouwburg. Den 13den en 27sten Januari 1657 werd er ‘door verscheide Studenten’ de Philedonius, een Latijnsch drama van F. van den Enden, opgevoerd en den 16en en 17den van dezelfde maand ‘door Latijnse Studenten’ de Andria van Terentius. En in Mei 1658 werden de Eunuchus van Terentius ‘met een klucht in Griex door eenige studenten’ twee malen opgevoerd en ook de Troas van Seneca. Behalve de eerste waren al deze opvoeringen voor een besloten kring en zonder entreegeld. Den 10den Augustus 1655 voerden ‘liefhebbers’ Krul's Tirannige liefde voor entree op.
Het schijnt, dat de Amsterdamsche kerkeraad, na het mislukken van zijn poging, om het opvoeren van de Gysbreght te verhinderen, voorloopig het tooneel met rust heeft gelaten, en van andere zijde werd er ook geen ernstige strijd tegen gevoerd. Vondel's Gebroeders, Joseph in Dothan en Joseph in Egypte vonden geene tegenkanting en zelfs de Maeghden (1639), die een Katholieke kleur heeft, werd niet aangevallen, toen het drama elf jaren na zijn verschijning eenige malen werd opgevoerd. Ook de Peter en Pauwels (1641) bleef onaangevochten, maar de Maria Stuart (1646), die evenmin vertoond is, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moest het ontgelden. Er verschenen tal van hekeldichten tegen,Ga naar voetnoot1) o.a. Vagevier voor Joost van VondelenGa naar voetnoot2) van Gondina van Weert, dat weer bestreden werd door G. Koninck.Ga naar voetnoot3) Het was een geweldig geschrijf over en weer - Jan Vos o.a. verdedigde VondelGa naar voetnoot4) - en in 1652 waagde Steven Theunisz van der Lust het zelfs de Ongheblanckette Maria Stuart uit te geven, die tegen Vondel's treurspel gericht en een geweldig prul is. Heel vreemd is het zeker, dat de Amsterdamsche magistraat Vondel om zijn treurspel tot eene boete van ƒ180 veroordeelde, op aanstoken van ‘zommigen’, ‘die Schout en Scheepenen zoo lang aanliepen en de zaak zoo zwaar voorstelden, dat men eindelijk den Dichter voor 't recht betrok’.Ga naar voetnoot5) Den 2den Februari 1654 had de eerste voorstelling van de Lucifer plaats, die den 5den door de tweede gevolgd werd. Dien dag was er vergadering van den kerkeraad, waarin werd meegedeeld,Ga naar voetnoot6) dat er een treurspel door Vondel was gemaakt, ‘van den val der enghelen, handelende op een vleesselijcke manier deHooghe matery van de diepten godes, met veele erghelijcke en onghereghelde verdichtselen wort voorgestelt, en dat de selve tragedy desen dach wederom sal gespeelt worden’; er werden dus twee predikanten naar de burgemeesters afgevaardigd, om te verzoeken het stuk ‘van desen avont te weeren’. Dezen antwoordden, dat het nu te laat was, ‘maar dat het morghen zal verbooden worden, en order gestelt sal worden, dat noit na desen dagh meer ghespeelt sal worden’. Dat was dus gelukt, maar nu werd het publiek zoo nieuwsgierig naar het treurspel, dat het binnen eene week was uitverkocht. Nu besloot de kerkeraad den 12den Februari op nieuw eene deputatie naar de burgemeesters te zenden, om hun te verzoeken de exemplaren ‘te doen ophalen en het verkoopen derselvige te verbieden’. De burgemeesters antwoordden, dat door dien maatregel ‘de luiden des te begheriger zouden zijn om 't zelve te koopen’, maar de Heeren hielden aan en zonden nogmaals de beide broeders, die eindelijk gedaan wisten te krijgen, ‘dat wt respeckt voor den Kerckenraet de voorschreven tragedie door last van Burge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesteren sal opgehaelt worden’. Deze maatregel hielp zoo afdoende, dat in hetzelfde jaar nog vijf uitgaven van het treurspel verschenen. ‘Trompetter van de Zeeuwen,
Gy terght een nest vol spreeuwen,’
spotte Vondel tegen den predikant Petrus Wittewrongel,Ga naar voetnoot1) dien hij er van verdacht, de hand in dat zaakje te hebben gehad en hij maakte hem en den geheelen kerkeraad belachelijk in de Uitvaert van Orfeus en in den Speelstryt van Apollo en Pan (1654).Ga naar voetnoot2) Daarmede niet tevreden, schreef hij in het ‘Berecht’ voor de Salmoneus (1656):Ga naar voetnoot3) ‘De ridder en drost Hooft, loflijcker gedachtenisse, verhaelde my, veele jaeren geleden, hoe een fluitenist in het dolhuis op zijn Duitsche fluit begon te blazen, waerop terstont elck kranckzinnigh hooft eenen byzonderen toon en grimas zette, naer den onghelijcken temperGa naar voetnoot4) en inbeeldinge der ontstelde herssenen. D'een begon te lachen, d'ander te schreien, te zitten, te klauteren, te springen, te zingen, de handen te wringen, te kermen, te schermen. Men hoorde en zag den haenekraey, geblaet van schaepen, greepen van aepen, gebas van honden, gehuil van weerwolven, en het loejen van stieren. Men hoorde exters, papegaejen, en kraejen, uilen, zeemeeuwen, en spreeuwen en wiltzangk, een oubolligeGa naar voetnoot5) muzijck van dolle muzikanten, zonder maet, onder een gemengt, en zoo menigh dolhuis, zoo menigen weêrgalm. Toen nu mijn leerachtighGa naar voetnoot6) treurspel van Lucifer zoo veel spels maeckte, docht my het verhael van den Heere Drossaert hier niet qualijck op te sluiten, en dat ick mede onder diergelijck gezelschap vervallen was. Indien wij den tooneeltoon op bijbelstof zetten; men schreeuwt dat Godts naem gelastert, het heiligdom des Heiligen Geests ontheiligt wort. Speelen wij Heidensche fabelen en kloecke verzieringenGa naar voetnoot7) men beschuldight ons van ydelheit en lichtvaerdigheit; Brengt men zinnespeelen te voorschijn, om goede zeden te planten, dat waenen zommigen hun alleen aenbesteet te zijn’. En dan herinnert hij aan het Latijnsche schooldrama, waarin gewoonlijk onderwerpen uit den bijbel werden behandeld, aan de drama's van Buchanan en Beza, van Heinsius, Grotius en Van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Honert. ‘Het oordeel en beleit van zoo veele grootachtbaere Heeren en hooghgeleerde mannen behoorde dan billijck deze onweetende menschen te overtuigen; want wat reden is wettigh genoeg om eerlijcke en staetnutte kunsten en oefeningen dus haetelijck en onbeschaemt door te strijcken?’ En ten slotte zegt hij: ‘Hoewel het tooneelspel zulck eene ry van eeuwen in eere gehouden, gehanthaeft, en oock gehanteert van Keizeren, Koningen, Vorsten, Veldoversten, Staeten en letterwijzen, voor geen gewelt van eenen hoop dringeren en dommekrachten zwicht, nochtans past het den voorstanderen der tooneelen niet, altijt stomme honden te zijn, maer hunne loflijcke kunst tegens dwersdrijvers en tooneelvlegels te verdeedigen, op dat het stichtelijck gebruick des Schouwburghs in aanzien en eere blijve’. En Vondel voegde de daad bij het woord, want hij gaf in de volgende jaren niet minder dan vijf bijbelsche treurspelen uit, van welke er vier zijn opgevoerd, en laschte in één van deze, de Samson (1660), eene verdediging in voor het tooneel.Ga naar voetnoot1) In 1661 greep hij weer naar de pen, om in een prozastuk, Tooneelschilt of Pleitrede voor het tooneelrecht,Ga naar voetnoot2) zijn ouden vijand Wittewrongel te weerleggen, die in de Oeconomia Christiana of Christelijcke Huyshoudinghe waarvan juist de tweede druk was verschenen, hem heftig had aangevallen. Het Tooneelschilt werd vinnig en niet onverdienstlijk bestreden door een onbekende in de Tooneel-schilds-verplettering (1661)Ga naar voetnoot3) en ook aangevallen in Jacob Koemans Schouwspels Beschouwing, ofte ware afbeelding van de hedendaeghse Tooneelhandel (1662).Ga naar voetnoot4) Dit zonderlinge werk, dat den vorm heeft van een tooneelstuk en waarin ‘Lucifer, Belial, Beelzebub, Helsche list, en al 't gesnor der zwarte engelen’ in het begin optreden, terwijl het verder uit gesprekken tusschen Leander en Alcipus bestaat, is vol van overdreven beschuldigingen tegen het tooneel. Slechts in één opzicht heeft de schrijver gelijk en hadden ook de predikanten in dien tijd reden, hunne stem te verhefien; de meeste kluchten waren inderdaad zeer onzedelijk en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vies. Vondel's Adam in Ballingschap (1664) is nog eens aangevallen,Ga naar voetnoot1) maar het treurspel is nooit vertoond. Eene enkele maal traden de burgemeesters uit eigen beweging als censors op. In 1661 was uitgekomen De rampsalige min van een onbekenden dichter, die twee treurspelen van dien naam, elk van 5 bedrijven, aan eene jonge dame wijdt, welke door haar broer in hare liefde wordt gedwarsboomd en aan het slot van het 10de bedrijf - opgeluisterd door een ‘Rey van Jonge Heeren’ - nog niet verder is dan dat de zaak voor het hof zal komen. De burgemeesters beletten dit stuk ‘tot nadeel van een groot geslacht te speelen’.Ga naar voetnoot2)
De voorstellingen hadden Maandags en Donderdags plaats, in den nazomer, bij den aanvang van het seizoen, ook Zaterdags. In de eerste kermisweek werd er ook nog op andere dagen gespeeld en langzamerhand werd het de gewoonte dit alle dagen te doen, behalve Zondags. Maakte een stuk buitengewoon veel opgang, zooals de Belegering ende ontsetting der stad Leyden in 1660, dan werd het een paar weken achtereen alle weekdagen gegeven, maar dat was eene uitzondering. Een enkele maal speelde men ‘voor middagh’,Ga naar voetnoot3) maar gewoonlijk begon men om 4 uur. Het seizoen eindigde tusschen Juni en half Juli en begon weer in het laatst van Juli tot half September; er was eene tot drie maanden vacantie, maar in 1646 ging het oude seizoen zonder eenige tusschenruimte in het nieuwe over. In de zomermaanden vormden vele acteurs een gezelschap en gaven elders voorstellingen. In het begin van September 1655 werd de Schouwburg gesloten wegens de pest en eerst na vijf maanden weer geopend. Hoe hoog de entree was, is niet bekend; in de Oude Kamer was zij vroeger 3 stuivers, in 1678 voor den Schouwburg 6. Maar natuurlijk waren er in den Schouwburg verschillende rangen. In 1678 betaalde men aan den ingang zes stuivers en dan verder nog eenige stuivers, om de plaats te kunnen innemen, die men wenschte. Waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schijnlijk ging het tot 1665 evenzoo toe; in 1658 waren er n.l. twee controleurs, één ‘aan de poort’ en één ‘aan de trap,’Ga naar voetnoot1) en die trap voerde naar de reien loges boven elkander en naar het amphitheater.Ga naar voetnoot2) Al was de ruimte ook klein, er konden toch heel wat menschen in den Schouwburg. Want de toegangsprijs was laag en toch was de opbrengst op één avond meermalen boven de ƒ300 en zelfs eenige keeren boven de ƒ400.Ga naar voetnoot3) Brandt geeft in 1649 als jaarlijksche inkomsten door de beide Godshuizen van den Schouwburg getrokken de som van ƒ9000 op,Ga naar voetnoot4) Van Domselaer in 1664 meer dan ƒ11000.Ga naar voetnoot5) Van de reclame weten wij niets; waarschijnlijk waren er aanplakbiljetten;Ga naar voetnoot6) er is er althans één bekend van eene voorstelling, die Amsterdamsche tooneelspelers in 1656 bij den Haarlemmerhout gaven.Ga naar voetnoot7) Meestal werd een drama, dat voor het eerst werd opgevoerd, of na langen tijd weer op het tooneel kwam, gedrukt. De bezoekers behoorden tot allerlei rang en stand. Den 22sten September 1639 woonde Maria van Reijgersbergh eene opvoering bij van Van Arp's Chimon; de ‘Boecken van Ontfangh en Uytgaef’ vermelden, dat zij plaats had ‘voor de huijsvrou van Hugo de Groot’. Tesselschade zag den 19den December 1645 Brandt's Veinzende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Torquatus opvoeren.Ga naar voetnoot1) Professor Van Baerle ging de Aran en Titus zeven maal zien, terwijl hij anders maar éénmaal de opvoering van een drama bijwoonde, en op zijne aansporing gingen Hooft en Jacob van der Burgh ook kijken.Ga naar voetnoot2) Barlaeus had Vos trouwens ook een handje geholpen bij het schrijven van het laatste gedeelte van het treurspel, dat aan hem werd opgedragen en met een geweldig lofvers van professor de wereld is in gezonden. Ook heel deftige Heeren kwamen somtijds in den Schouwburg, in 1638 de leden der Admiraliteit van AmsterdamGa naar voetnoot3) en het volgende jaar de veldmaarschalk graaf van Brederode, die er den 9den Januari de Joseph in 't hof zag spelen. De burgemeesters van Amsterdam verschenen er ook nu en dan; zij zagen in 1641 Vonders GebroedersGa naar voetnoot4) in 1643 de Cid, in 1645 Jaloersche Studenten en Stommen ridder, in 1652 Salomon, in 1656 Casimier, of gedempte hoogmoet van Catharina Questiers, in 1657 Den grooten Tamerlan en in 1660 Het verwarde Hof, de beroemde Belegering enz. van Leyden en Gedwongen Vrient opvoeren. Toen zij de Gebroeders zagen, werden zij, waarschijnlijk van het tooneel, met een vers van Vondel bedankt. Het waren slechte dagen voor de beide Godshuizen, wanneer de Heeren in den Schouwburg verschenen, want er kwam dan maar heel weinig geld in de kas. De gewone bezoekers werden dus geweerd of vervangen door genoodigden. Datzelfde had plaats, wanneer voornamelijk vreemdelingen, b.v. gezanten, eene voorstelling bijwoonden.Ga naar voetnoot5) Bij vorstelijk bezoek was de Schouwburg geheel en al voor het publiek gesloten en dus allen bezet door het gevolg en de genoodigden van den magistraat. Den 30sten December 1645 zagen Maria de Gonzague, de jonge koningin van Polen, begeleid door Frederik Hendrik, er de Aran en Titus vertoonen, welk treurspel op 21 Januari 1647 ook werd opgevoerd voor de Keurvorstin van Brandenburg. Den 28sten Augustus 1659 werden er vertooningen gegeven voor het vorstelijk gezelschap, dat toen Amsterdam bezocht,Ga naar voetnoot6) en den 20sten April 1660 werd de Belegering enz. voor de Prinses Royale en het kleine Prinsje opgevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Cosimo de' Medici werd op 30 December 1667 opgevoerd de Medea van Jan Vos. Zijne Hoogheid vond aan den ingang een eerewacht van Hellebardiers, en werd door de burgemeesters, schout en schepenen begroet. Cornelis Witsen en burgemeester Reynst geleidden hem plechtig naar binnen in een loge, waarbij muziek en trompetters hem verwelkomden. De zaal was ledig, er werd geen publiek toegelaten. ‘Daardoor ontbreekt de mooiste opluistering, n.l. van de menigte en van de dames, waarvan er een 15-tal in de zijloges zaten’, noteert de dagboekschrijver van den Prins. De ledige zaal maakte een kouden indruk. Het stuk en de opvoering door stedelijke spelers werden zeer geprezen. De Schout, Dr. C. Jz. Witsen, onderhield zich voortdurend met Z. Hoogheid; de commandant van het garnizoen kwam Z.H. onder de voorstelling het wachtwoord vragen voor den nacht. Het feest eindigde om 8 uur, waarna de Prins zonder wacht, noch plechtigheid vertrok.Ga naar voetnoot1) Dat het wel noodig was, bij plechtige gelegenheden het gewone publiek op een afstand te houden, is wel zeker. Want dat publiek was niet gewoon geweest zich op behoorlijke wijze in de Oude Kamer en in de Academie te gedragen en zal dat niet in eens geleerd hebben. Ons volk heeft nu eens weinig gevoel voor decorum. Er werd in den Schouwburg gesnoept, gedronken en gevrijd. In den beginne waren de loges of huisjes van gordijnen voorzien, die men kon toeschuiven; zij werden schuilgordijntjes genoemd en gaven aanleiding tot minder gewenschte tooneeltjes. Tengnagel zegt er in 1639Ga naar voetnoot2) van: ‘Op het Schouborgh wast voor dese
Voor de grage baesjes mooy,.....
Had men lust om wat te stoejen
Met een snap de vensters toe.....
Maer het is nu al te open,
Daer kan niet een dingh geschien,
'k Wed daer sou aers menig lopen
Die mer nu niet komt te sien,
't Is te schaedlijck voor de ouwe,
Menigh huysje is 'er leegh.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het blijkt dus, dat men die gordijnen voor de loges al vóór of in 1639 heeft weggenomen; Jacob KoemansGa naar voetnoot1) haalde dus wel oude koeien uit de sloot, toen hij nog in 1662 jammerde over ‘de oude schuilgordijnen’.
Wanneer in de 17de eeuw een drama werd gedrukt - de boekjes werden dan in den Schouwburg verkocht - zorgden de vrienden van den dichter voor klinkende lofverzen. De hemel weet, hoevele Nederlandsche dichters Sophocles niet geheel in de schaduw hebben gesteld. Een tegenwicht van die gezwollen lofuitingen bestond er niet, maar men mag veronderstellen, dat vele ontwikkelde toeschouwers ze op hare rechte waarde hebben weten te schatten. Vondel en Vos zijn wel hevig aangevallen, maar niet bepaald op letterkundig terrein. Vos heeft nog al eens aanvallen te verduren gehad van teleurgestelde dichters wier werken door hem, den machtigen regent van den Schouwburg, waren afgekeurd, of wier drama's hij geplunderd had.Ga naar voetnoot2) Zelf was hij ook niet malsch in zijn oordeel.Ga naar voetnoot3) Critiek op een groot aantal dramatische dichters uit de eerste helft der eeuw werd in 1652 gegeven in het merkwaardige boekje De geest van Mattheus Gansneb Tengnagel, in d'andere werelt by de verstorvene Poëten. Tengnagel, die zelf voor het tooneel heeft geschreven, heeft heel wat te zeggen op vele zijner kunstbroeders; wij kunnen zijn oordeel laten voor wat het is, maar mogen volkomen vertrouwen op de feiten, die hij meedeelt. In een aanhangsel van het werkje, D'onbekende voerman van 't SchouburghGa naar voetnoot4) valt hij de regenten uit de jaren 1638 en 1639 aan. |
|