De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd(1802)–Jan Gerritse Wondergem– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Een Nieuw Lied. Van een Jongman die zyn Lief inwachte. Stem: Ach treurig wachten. Hier zit ik in de groene weide, Achter een doornboschje dicht, Mogt myn Liefje niet lang meer beiden, Eer dat verduisterd het schoon daglicht. Ik denk ik ben te vroeg gekomen, De Zon die nog te hooge schynt: o jeugdig veld! o lommer schoone! Eer dat de min geheel verdwynt. Wel wat zyn toch lang die tyden, 't Schynt of het wel dagen zyn, Wat heb ik lang hier leggen beiden. In een barende minnepyn. Ach mogt myn Liefje toch eens komen, Daar ik met druk zoo lang naar wacht, Dan was myn druk al weggenomen, Want myn jeugdig hart versmacht. Zal er dan geen einde weezen Aan myn wachten, dezen dag? Daar ik al genoeg voor vreeze, Ach dat ik haar eens van verre zag. Wel nu vogeltjes wilt toch zingen, Tot verheuging van myn hart, Zoo gy gaat u zang voorbringen, Zal verminderen toch myn smart. Wel daar komt zy aangegangen, Weg is alle mynen druk, Ik zal kusschen haar roode wangen, Tot myn overgroot geluk: [pagina 74] [p. 74] Ziet hoe komt zy aangetreeden, Met haar emmers aan haar zy, En een jokje op haar leden, 't Is een groote vreugd voor my. Jonkmans die u Liefje wachten, Gebruikt patiencie en geduld, Naar al die vergeefsche klagten, Ziet gy toch u wensch vervuld. Vorige Volgende