een beweging met zijn hoofd alsof hij wilde zeggen: ‘Onbelangrijk man, die vormt geen gevaar’
Iedereen scheen elkaar te kennen in dit café. Rolf was nauwelijks aan zijn borrel begonnen of een Hollander met een vilten hoed op kwam het café binnen. Hij bestelde een pils en vroeg de barman daarna over een nichtje dat al enkele weken zoek was en dat nogal van avontuurtjes hield. Ze was pas zestien dus maakte hij zich zorgen over haar. Had de kelner haar wel eens gezien, eventueel in gezelschap van één zijner klanten? De man haalde een foto te voorschijn en liet die aan de man achter de tapkast zien. Die schudde ontkennend het hoofd en beperkte zich tot die beweging, waarbij zijn ogen de vragensteller wantrouwig opnamen. Een lange Surinamer, die Rolf op ongeveer vijftig schatte kwam naderbij en sprak met een Rotterdams accent: ‘Hé, jij bent toch geen juut hé?’
‘Ach, neen man, dat ben ik niet. Ik zoek alleen maar mijn nicht.’ ‘Zo, zoek jij je nicht? Waarom doet de vader dat dan niet? Of de politie? Denk erom man, mij ga je niet bedotten. Jute motte we hier nie. Als je vrage begint te stellen dan is het niet gezond, snappie?’
De Hollander bestelde twee glazen bier en bood de vijftiger eentje aan. Die werd meteen vriendelijker en ging erbij zitten. ‘Ja, zie je,’ begon de man weer, ‘ik ben zowat dertig jaar in Nederland. Aanvankelijk zat ik in Amsterdam maar later werd het mij daar te druk en zocht ik Rotterdam op. Man, ik heb nog de tijd meegemaakt toen deze stad gezelliger was als Amsterdam. Weet je nog, de Passage op de Coolsingel, al die cafés met accordeons. Moet je nu eens zien, zo is het toch niks meer? Vroeger waren wij Surinamers in. Ik heb in Indië gediend. Nou, toen ik hier kwam, werd ik gewoon op handen gedragen. Aan elke vinger had ik een meisie. Maar nu, o jô, ze motte ons niet meer. Er zijn er teveel. Ze moesten ze tege houwe. Stopzette de hele zaak. Hadde wij die er al zitten geen last. Pak er ook één van mij man.’
‘Astublieft,’ antwoordde de andere.
‘Toch is het zo kwaad nog niet meneer, gaat u maar eens na, kort na de oorlog was het hier ook niet zo best. Ik geef toe, gezellig was het er maar zoals je nu een geregelde boterham hebt, dat was vroeger niet zo. En zoals die jongelui tegenwoordig met geld smijten. Man, sparen is er niet meer bij.’ De kelner schonk ze op verzoek van Rolf nog wat in en het gesprek werd toen met meer enthousiasme voorgezet. Na enige tijd vond Rolf het welletjes. Hij