kwaad nog niet. Wat had hij toch genoten! Vroeger had hij wel eens verhaaltjes gehoord over de een of andere jonge vent die een verhouding had met een veel oudere vrouw, maar dat dit hem zou overkomen en dan nog met zo weinig inspanning van zijn kant, dat was voor hem toch een verrassing. Zou die vrouw eigenlijk van hem houden? vroeg hij zich af. Vroeger deed ze altijd zo ernstig en stijf. Tijdens zijn slaap had ze de kachel flink opgestookt met kolen. Nou ja, dat was natuurlijk maar een kleine attentie. Bovendien had ze hem niet gewekt om naar het werk te gaan. Goed beschouwd was het een gemene streek van haar. Ze had hem moeten wekken.
Er werd op de deur getikt en direct daarop verscheen de hospita in de kamer. ‘Het heeft wel lang geduurd, hé?’ begon ze opgewekt. ‘Ik heb je baas gebeld dat je je niet goed voelde. Hij trapte erin en zei dat je maar rustig moest uitzieken als het de griep is.’ Dit had Rolf echt niet verwacht. Ze had hem een fijne dienst bewezen en daarvoor was hij haar bijzonder dankbaar. Hoe dat mens toch aan alles kon denken.
‘Zeg,’ merkte ze onverschillig op, ‘als je spijt hebt van ons avontuurtje moet je het maar zeggen, hoor, want anders zou ik je wel eens vaker kunnen verleiden.’ Ze lachte schalks bij deze opmerking en knipoogde tegen Rolf. Deze grinnikte en kleedde zich verder aan. De lichte stappen van de vrouw waren nauwelijks hoorbaar toen ze even snel verdween als ze gekomen was. Haar man is zeker nog niet thuis, dacht Rolf. Die slappeling. Hij moest eens weten hoe ze hem bedrogen had.
Even later slenterde Rolf de eetkamer binnen. De hospita was bezig een zegelboekje vol te plakken en keek pas op toen Rolf vlak voor haar ging staan en haar aandachtig opnam.
‘Is er iets, honey?’ informeerde ze.
‘Neen,’ antwoordde Rolf bedachtzaam, ‘niets.’ Ze hield op met plakken en fronste glimlachend haar wenkbrauwen.
‘Ga zitten, jô!’ stelde ze voor. ‘Je maakt me verlegen.’
‘Is je man er nog niet?’ vroeg Rolf.
‘Neen, die heeft vanavond dienst tot negen uur.’
‘Hoe voel je je?’ tutoyeerde hij haar nu voor de tweede keer en lette op haar reactie.
‘Ach, jongen, wat ben je toch groen. Zoiets moet je toch niet vragen. Heb ik je gevraagd of je genoten hebt? Dat heb ik toch kunnen merken. Maar goed, als het je enigszins op je gemak stelt: Ik voel mij uitstekend!’