| |
| |
| |
Hoofdstuk twaalf
Op het spoor
- Waar brengt U ons eigenlijk naar toe? - vroeg Frits, toen hij merkte dat er kennelijk gevaren werd.
De leider keurde de verkenner geen antwoord waard en bladerde ijverig in een zakboekje.
- Hmm, - mompelde hij, - als niemand ons verder dwars zit, kunnen wij de gegevens omtrent de laatste landingen snel afwerken en doorsturen naar Chicago.-
- Bent U van plan de organisatie op de hoogte te stellen van de kleine onderbreking die wij hebben moeten ondervinden door de nieuwsgierigheid van deze kwallen? - informeerde Jerry.
- De organisatie heeft niets te maken met wat zich in mijn gebied afspeelt - snauwde de aangesprokene Jerry toe.
- Hier ben ik de baas en het zou werkelijk helemaal mis moeten lopen voordat ik het in mijn kop zou halen de heren om raad te vragen. Ik kan deze kleine nietsbetekenende hindernissen wel zelf opknappen.-
- Daar twijfel ik beslist niet aan, - gaf Jerry toe, maar toch zou U eigenlijk de organisatie op de hoogte moeten houden.
U kunt immers niet weten, hoe dit afloopt.-
- Zwijg, man, wie heeft ervoor gezorgd dat de piloot van het ene vliegtuig enkele weken geleden plotseling onwel werd, na het drinken van een kopje thee? Wie heeft een maand geleden het landingsgestel van een ander vliegtuig onklaar gemaakt? Wie zorgt al twee jaar voor het doorsturen van alle gegevens omtrent de toestellen uit de Verenigde Staten? Wie is de man die zelf als marconist fungeert en ondertussen elke afdeling van de luchthaven van buiten kent? Wie slaagde er in de wapens binnen te smokkelen en jullie tot nu toe te beschermen tegen elke mogelijke en overigens zeer verklaarbare verdachtmaking? Niemand anders dan ik. Zou ik dan na al deze daden moeten vrezen voor een kleinigheid als deze? Schei toch uit man. Vertrouw maar op mij en vergeet niet dat ik hier de baas ben. Jullie hebben niets, helemaal niets te maken met Chicago. Als er moeilijkheden
| |
| |
komen zal ik er wel voor zorgen dat alles goed afloopt.
Voor de goede zaak zouden jullie bovendien zelfs je leven moeten opofferen.-
De mannen spraken geen woord meer. Ze hadden hun les gekregen. Ondertussen lagen de verkenners na te denken over wat ze gehoord hadden. Ze konden de slaap niet vatten, hoewel het geluid van de motor haast onhoorbaar was. Het zag er hopeloos uit voor de jongens. Hoe ze ook piekerden, ze vonden geen uitweg. Geen mogelijkheid die hen te binnen schoot. Diepe rimpels vormden zich op het voorhoofd van Frits. Zou zijn hele patrouille zonder meer vernietigd worden omdat een groepje spionnen zich bedreigd voelde? Er moest toch iets op gevonden worden? Helaas kon hij maar niet op een idee komen om de bende onschadelijk te maken. Het was wel te hopen, dat de hopman tijdig zou ingrijpen en de politie waarschuwen wanneer ze tegen de avond nog niet in Paramaribo waren gearriveerd. Maar ook dan zou het al te laat kunnen zijn. Restte nog de Indiaan. Waarom had hij een pijl afgeschoten? Zou dat horen bij zijn bijgelovige praktijken, of was het een teken?
Hijgend strompelde, tegen dezelfde tijd dat Frits treurde over het lot dat hem en zijn patrouille wachtte, een man binnen in het wachthuisje van de politie en vertelde een lang en verward verhaal aan de slaperige politieman die nauwelijks oor had voor de nogal vreemde story. Toen de licht gebogen magere figuur uitgesproken scheen, pakte de agent zijn pijp, vulde haar met tabak, stak er de brand in en sprak toen ironisch: - Begin opnieuw vriend, ik luister! -
De arrogante houding van de landsdienaar beviel de man blijkbaar niet want hij begon zich onrustig te bewegen.
- Alleen tijdverlies. U gaat spijt hebben als iets met de onschuldige jongens gebeurt. Mi taki k'ba. Mi sa go na wan tra skowtu.-
De agent schrok van de houding van de man en sprak in het Sranan: - Kom eens terug man en doe nou niet zo mal. Dacht je nou heus dat je verhaal zo geloofwaardig klinkt? Maar goed, ik zal moeten optreden. Wie weet, schuilt er inderdaad iets van waarheid in je woorden. Kom terug, ik zal mijn baas even op- | |
[pagina t.o. 54]
[p. t.o. 54] | |
DE AGENT PAKTE ZIJN PIJP EN SPRAK TOEN IRONISCH:
- BEGIN OPNIEUW VRIEND, IK LUISTER!
| |
| |
bellen. - De agent haalde de telefoon van de haak en begon een lang gesprek met de brigadier. Deze vond het wel erg, dat hij juist in de mooiste uren van de ochtend uit zijn bed gehaald werd, maar hij wilde geen risico nemen. Binnen enkele minuten was de hele afdeling op de been en het duurde niet lang of een vijftal politiemannen reed in een ‘woudloper’ het oerwoud tegemoet. Bij de bosrand stapten de mannen uit en met de bezoeker als gids trokken de agenten het bos in. De lezer zal wel begrepen hebben, dat de gids niemand anders kon zijn dan de Indiaan die zich voor spook had uitgegeven, maar die nog zo menselijk was, dat hij de jongens niet aan de willekeur van de misdadigers wilde overleveren. Spoedig bereikten de mannen de eerste barakken. Het kostte hem weinig moeite door te dringen tot het gebouw, dat door de Indiaan werd aangewezen als de broedplaats van al de smerige plannen van de leider en diens kornuiten.
Toen de mannen echter het knopje van de lift probeerden, gebeurde er niets. De kommandant keek wantrouwig naar de gids.
- Nou? - informeerde hij.
- Ik weet niets - sprak de Indiaan kalm. - Ik ben geen agent. Agent moet zoeken naar medicijn. Als één medicijn niet helpt, moet een andere medicijn bestaan. -
- Je kunt ons nog veel meer wijsmaken, man, maar ondertussen zitten we hier tijd te verliezen. Kom mee, breng ons naar het kamp van de padvinders. Ik heb ze enkele dagen geleden werkelijk het bos in zien trekken. Ze moeten dus hier in de buurt hun bivak hebben. Zijn ze op dit uur niet in hun hut dan is er dus iets aan de hand en kunnen we jou echt geloven. - Zonder veel tijd te verliezen zochten de dorpsagenten, die lang niet iets avontuurlijks hadden meegemaakt, de hut op van de verkenners. Ze vonden er haast alles nog. Kledingstukken, pannen met vlees en rijst, gebruiksvoorwerpen en zelfs de tuben waterverf waarmee Frits zich geschminkt had. Een raar gevoel bekroop de brigadier. De Indiaan had niet gelogen. Hier was iets aan de hand, iets heel vervelends....
- Luister, mannen, - bromde hij, - Het ziet er niet mooi uit voor die knapen. We moeten, koste wat het kost, de schurken vinden. Bernard en Jules gaan met mij terug om meer wapens te
| |
| |
halen, terwijl jullie met z'n tweeën en de Indiaan op zoek gaan naar sporen die ons enige opheldering in deze zaak kunnen brengen. Ik zal ondertussen het Hoofdbureau in Paramaribo waarschuwen en tevens de Geheime Dienst. Je kunt niet weten, hoe dit allemaal afloopt.-
De drie mannen verlieten het kamp en even later sloeg de motor van de auto aan. Thans waren de twee politiemannen alleen met de Indiaan. Deze bracht hen naar het kreekje en vertelde hen over het vaartuig dat door een geheimzinnige kracht werd voortgestuwd. Ogenblikkelijk begonnen de agenten te dreggen, maar ze vonden geen spoor van een vaartuig. Ze liepen langs de hele oever van het stroompje, maar het enige wat ze zagen, was een padvindersfluit.
Terwijl ze verder speurden, klonk plotseling een geweldige knal. Het leek wel alsof het bos uit elkaar geslingerd werd.
- Dat was bij de barakken! - riep de ene agent uit.
- Klopt! - antwoordde de tweede, - Daar heeft een ontploffing plaatsgevonden. Laat ons snel gaan kijken. -
Vlug begaven de speurders zich naar de bouwvallige woningen. Wat ze toen zagen ontnam hen alle moed: Het gebouw waar ze enkele minuten geleden vandaan gekomen waren, was met de grond gelijk gemaakt. Een puinhoop van stenen en houtwerk lag daar voor hen. De lucht zag, ondanks de duisternis, grijs van het stof. De mannen zochten dekking en wachtten totdat alle vuil was weggetrokken. Toen kwamen ze behoedzaam naderbij en keken of ze iets konden ontdekken. Hoe ze echter ook zochten, ze zagen geen enkele aanwijzing. Niets kon hen tot nut dienen. Nu moesten ze maar wachten op het verdere verloop van de geschiedenis. Als ze geluk hadden zou de kommandant spoedig terugkeren, want veel viel er niet te doen zonder hun bekwame leider.
Frits zat rechtop in de boot. Hij voelde een lichte schok. De leider van de mannen keek de jongens streng aan en sprak:
- We zijn er! Jullie worden in een tunneltje gebracht en we blazen de hele rotzooi op. -
Toen de verkenners uit het vaartuig stapten, merkten ze dat het al bijna dag was. Ze werden naar een bunker gedreven die waar- | |
| |
schijnlijk ook tijdens de oorlog gebouwd was. De handige spionnen hadden echter een onderaardse gang gegraven, die niet zonder moeite ontdekt zou kunnen worden. Drie van de jongens zorgden ervoor iets te laten vallen, zodat eventuele speurders hen zouden kunnen ontdekken. De misdadigers openden met behulp van hun geheime apparaten de afsluiting die de toegang tot de gang belemmerde en zorgden ervoor dat het geheel weer netjes werd afgesloten. De nauwe gang was erg donker. Hier scheen geen licht. Het duurde dan ook een hele poos voordat ze in de verte de verlichte uitgang ontdekten van de gang.
Ook dit onderaards weggetje bleek uit te komen bij de grote tunnel. - Zorg jij ervoor dat de barak waar de lift uitkomt wordt opgeblazen en haal daarna wat springstof voor deze opening.-
De stem van de leider klonk onheilspellend toen hij zich tot Giant richtte. Deze laatste knikte en haastte zich toen naar de tunnel. Hij bleef een hele poos weg, maar toen hij terugkeerde was hij in de auto van zijn baas en laadde hij een grote hoeveelheid dynamiet uit de wagen. Daarna verdween hij even snel als hij gekomen was en kort daarop trilde de hele gang. - Zijn we hier wel veilig genoeg? - informeerde Bill.
- Natuurlijk man! - antwoordde de baas knorrig. - Als ik niet precies wist hoe de uitwerking zou zijn, dan had ik Giant niet gezonden. Maar hij is een expert op dit gebied. Hij heeft al gevaarlijker werk verricht en dan nog zonder de gemakkelijke apparaten waarover wij beschikken. Er is dus niks aan. We zijn op de hoogte van de structuur van deze onderaardse gangen. Ook daarover hoeven wij ons dus geen zorgen te maken. Laat ons nu maar vast de jongens tegen elkaar vastbinden, dan kunnen ze straks niet ontkomen, wanneer wij ons uit de voeten maken. -
Bill en Jerry togen aan het werk. De verkenners werden zodanig vastgebonden, dat ze zich nauwelijks konden bewegen. Daar lag de patrouille als een takkenbos op de kille grond. Wat zagen de jongens er uit. Hoewel ze dorstig waren, durfden ze niet eens meer om een bekertje water te vragen, aangezien de grimmige uitdrukking op het gelaat van de baas niets verried dat op medelijden duidde. - Giant, maak een begin met het werk. We zitten op hete kolen. Spoedig zal men de knapen missen en dan volgt er
| |
| |
zeker een onderzoek. Als we opschieten zijn we gauw genoeg terug op Zanderij en kraait geen haan naar deze gasten.
Je hoeft je geen zorgen te maken over de knal. Het mijngebied ligt niet ver uit de buurt en daar is men bij tij en ontij bezig. Er kan dus altijd een knalletje bij.-
Jerry die kennelijk technicus was, hielp een handje mee en binnen korte tijd hadden de mannen de dynamietstaven op verschillende plaatsen gestopt en konden ze het ontstekingsapparaat klaarhouden.
- We trekken ons terug mannen, terwijl deze heren het genoegen mogen smaken kennis te maken met de kracht van onze explosieven. - De leider wenkte zijn mannetjes en verliet haastig de smalle gang.
Tussen het centrum van Zanderij en het kamp raasde ondertussen een auto naar de richting van de barakken. De kommandant spaarde zijn voertuig niet, want hij wist even goed als de rest van zijn ondergeschikten dat het er niet zo best uitzag voor de verkenners. Hij had zijn plicht gedaan en de autoriteiten in Paramaribo op de hoogte gebracht van de gevaren die deze jongens dreigden. Twee mannen van de Geheime Dienst waren op weg naar Zanderij en enkele mannen versterking begaven zich ook naar het vliegveld per helicopter. Al bij al beloofde het spannend te worden. Toen de kommandant bij het bos arriveerde, maakte hij direkt kontakt met de poltiemannen die op weg waren naar Zanderij en vertelde hen zijn positie.
Vervolgens liet hij de benodigdheden naar de barakken vervoeren. Het duurde wel lang, maar toen ze eindelijk aankwamen bij de beide wachtende politiemannen, hoorden ze over de ontploffing in de barak. De kommandant was buiten zichzelf van woede, maar hij begreep ook dat de agenten een dergelijke onvoorziene tegenslag niet hadden kunnen voorkomen. Snel beval hij toen zijn mannen te zoeken naar een opening die hen in staat zou stellen de plaats te bereiken waar de lift gestaan had. Het kostte de mannen onnoemelijk veel moeite om de zware stenen te verwijderen. Bovendien was het maar gissen. Na ruim een half
| |
| |
uur bereikten ze een plekje dat verdacht veel ijzeren staven en platen herbergde. Nu kregen de zwoegers een beetje hoop en ze groeven ijverig verder. Langzaam vorderde het werk. Een voor een werden de barricaden opgeruimd en toen Jules een misstap maakte, zakte hij plotseling als een steen in een soort put en kwam tamelijk onzacht in een duistere ruimte neer. Hij dreigde haast te stikken van de rommel die hem omringde. Buiten adem gilde hij naar boven en spoedig daalden ook de anderen een voor een af in de donkere ruimte. Ze verwijderden de puinhoop die zich had opgeworpen onder de opening. Eensklaps ontdekten de agenten dat de omgeving wel degelijk verlicht was. De reusachtige motoren en machines werden zichtbaar en daar merkten ze dat ze zich bevonden in een tunnel. Dezelfde tunnel waar de verkenners gezeten hadden. De mannen keken hun ogen uit en konden maar niet geloven, dat zij als politiemannen die reeds jaren hier gestationeerd waren, niet op de hoogte waren van de gebeurtenissen die zich hier afspeelden. Ze wisten niet eens af van het bestaan van een tunnel. Toen de mannen van de Geheime Dienst ter plekke verschenen, toonden ze zich helemaal niet verrast. Ze zeiden dat ze reeds lang afwisten van het bestaan van de tunnel. Die was namelijk tijdens de oorlog gebouwd door de Amerikanen en de werkzaamheden werden strikt geheim gehouden, aangezien alleen de topfunctionarissen van het leger het doel van de bouw mochten weten. Toen de oorlog afgelopen was, vond men het niet nodig de politie en de burgerij dit geheim te verklappen. Alleen de Geheime Dienst kreeg het een en ander erover te horen. Dat enkele spionnen er echter ingeslaagd waren een complete machine opslagplaats van te maken, daar wist men niets van. Dat kan alleen gebeurd zijn met assistentie van enkele Surinamers die hen steunden. Wat zich in de tunnel had afgespeeld sedert het einde van de oorlog, dat wist niemand. Men was al blij genoeg, dag de oorlog afgelopen was. Bovendien had deze
onderaardse weg geen enkel nut in de onvruchtbare jungle....
De kommandant kon zijn oren niet geloven. Hij voelde zich gepasseerd, beetgenomen. Maar tegelijkertijd begreep hij ook dat er nu geen tijd was voor bittere gedachten.
- Voorzichtig de gang onderzoeken mannen en kijk vooral uit
| |
| |
naar explosieven! - kommandeerde hij. Zelf liep hij voorop. Iedere nis werd nauwkeurig geïnspekteerd. Geen plek werd overgeslagen. Tenslotte bereikten de mannen een vernauwing van de tunnel en op dat ogenblik klonk een gil.
- Stop! Gevaar! Dynamiet!
De politie schrok danig. Een jongensstem hier onder in de tunnel! Hij haastte zich naar de richting vanwaar de stem geklonken na en staarde naar een achttal samengebonden verkenners.
- Snel meneer ga toch terug, vlucht, de zaak gaat zo de lucht in! - Frits kon zijn emotie bijna niet bedwingen, toen hij de agenten zag naderen. Ook de andere jongens gilden zo hard ze konden. Maar de flinke politieman liet de jongens snel lossnijden en terwijl hij de zwakste verkenner overeind hielp, wenkte hij de rest van de mannen om ook mee te helpen de patrouille zo gauw mogelijk in veiligheid te brengen. De speurders holden zo hard ze maar konden en vluchtten naar de veilige kant van de tunnel. Halverwege klonk een verschrikkelijke knal. De hele tunnel trilde en grote steenbrokken vielen omlaag.
- Snel, - gilde de kommandant, - de gang stort in elkaar - Inderdaad begonnen grote stukken uit het plafond neer te storten en tot overmaat van ramp werd het plotseling stikdonker. De lichten waren uitgevallen. Nu voelden de mannen en de jongens ook de eerste waterstraaltjes uit de wanden stromen en binnen enkele ogenblikken was de tunnel reeds tot hun voeten onder water.
- Hollen, mannen! - klonk wederom het bevel van de kommandant. Met behulp van hun zaklantaarns slaagden de Leeuwen er nog in de tunnel te verlichten. Menigmaal struikelden de jongens en dan kostte het heel wat moeite om na al de vermoeienissen van de laatste uren nog even snel weer overeind te komen. Maar met een vastberaden trek om hun mond vochten de verkenners voor hun leven. En het lukte. Voordat het water hun enkels had bedekt, waren ze bij de opening onder de ruines van de barak. Eerst werden de verkenners naar boven gehaald en vervolgens de agenten. Het was een hele verademing voor de groep, toen ze bij elkaar zaten te bekomen van de schrik.
| |
| |
- Dat was op het nippertje, hé jongens? - zei de kommandant die nog steeds niet kon begrijpen dat een stelletje verkenners hem op het bestaan van de tunnel had moeten wijzen. Het was wel geen handige manier waarop ze dat hadden gedaan, maar hij gunde ze wel de eer.
- Wat nu? - vroeg Iwan onverwachts.
- Ja, wat gaat er nu gebeuren? - vroegen ook de andere verkenners, die totaal uitgeput waren, maar toch hoopten dat ze erbij konden zijn wanneer de bandieten gegrepen werden.
- Tja, jullie worden naar Zanderij gebracht, terwijl wij hier de komst afwachten van beide rechercheurs. We krijgen namelijk versterking uit Paramaribo om de gladde jongens zo vlug mogelijk te vangen. Natuurlijk zullen wij jullie daarbij niet kunnen gebruiken. Op de eerste plaats zijn jullie veel te moe en hebben flink wat rust nodig en op de tweede plaats zal er naar alle waarschijnlijkheid hevig geschoten worden.
We kunnen jullie onder geen beding het risico laten lopen door een kogel getroffen te worden.-
- Dat is erg jammer! - klaagde Frits, die maar niet genoeg kon krijgen van dit avontuur. - We zijn goede spoorzoekers en zouden gemakkelijk de sporen van de schurken kunnen lezen.-
- Dat kan de Indiaan hier ook! - merkte toen de kommandant op en knikte in de richting van de man die voor spook gespeeld had. Eerst nu viel het de jongens op dat ze niet alleen omringd waren door poltieagenten maar dat ook deze man erbij stond. Ze waren werkelijk moe, anders was het hun zeker niet ontgaan.
- Hebt U hem gevangen genomen? - sprak Frits.
- O neen, hij heeft jullie eigenlijk gered, want als hij niet laat in de nacht was komen opdagen om de hulp van de politie in te roepen, dan waren jullie nu niet hier.
Jullie mogen hem wel gerust bedanken, jongens. Wat hij gedaan heeft, eist werkelijk veel moed. Ik had hem als eerste kunnen arresteren om wat hij heeft uitgespookt, maar dan waren wij geen stap verder gekomen. -
Frits hief een luide yell aan en de patrouille vulde aan.
Toen stond de patrouille leider op en drukte namens de hele patrouille de man de hand, waarna hij hem tot erelid van de
| |
| |
patrouille uitriep. Zodra ze in de stad zouden aankomen, zou Frits de hopman vragen de Indiaan een verkennersonderscheiding te schenken om de grote dienst die hij de hele groep had bewezen De man glimlachte verlegen. De glinstering in zijn ogen sprak boekdelen en al kon hij van vreugde niet veel zeggen, toch lag de uitdrukking van dank duidelijk te lezen op zijn verweerde gezicht.
- Kom jongens, - sprak de kommandant, - jullie moeten nu gaan. Ons wacht een zware taak. -
De politieman wees twee ondergeschikten aan die de verkenners moesten begeleiden op hun tocht naar Zanderij. Ze mochten zelfs gebruik maken van de auto. De patrouille wuifde de agenten nog lang na toen dezen hun weg vervolgden, op zoek naar de spionnen. De rit duurde bijzonder kort. De jongens waren niet meer gewend aan een rustige tocht zonder gevaren, maar voelden zich toch gelukkig dat ze niet meer hoefden te vrezen voor Jack en zijn bende. Zodra de Leeuwen in 't Centrum van Zanderij waren aangekomen merkten ze een lange man op, die tussen de mensen langs de straatjes naar de jongens stond te kijken en plotseling wild begon te wuiven. Even later vloog hij de verkenners één voor één om de hals. Het was de hopman van de groep. De leider was zo enthousiast toen hij de verkenners heelhuids uit het bos zag komen, dat hij even zijn waardigheid als verkennersleider vergat en een luide yell aanhief. De hele groep en zelfs enkele mensen, die vroeger waarschijnlijk verkenner geweest waren schreeuwden mee en in deze vroege morgen was het dorp binnen enkele minuten in rep en roer. De bewoners van de kleine huisjes, de ambtenaren, toeristen, die zich plachten te verwennen door laat op te staan, allen waren aanwezig om het relaas van de Leeuwen te horen.
- Hebben ze die lui nog niet te pakken? - informeerde een oud mannetje dat een jachtgeweer over zijn schouder droeg.
- Ik hoop ze tegen te komen en zal ze flink wat lood in het lijf jagen! Schurken, die proberen een ongewapend groepje jongens aan te vallen. - Iedereen lachte om de grappige manier waarop de man het woord voerde. En alsof hij de daad bij het woord wilde voegen, keek hij inspekterend door de loop van zijn roestig
| |
| |
schietijzer en stapte toen vrolijk fluitend naar het bos.
Samen met de hopman gingen de verkenners naar een lege hut die in de buurt stond en daar gebruikten ze hun ontbijt. De leider beloofde ervoor te zorgen dat hun spullen uit het bos gehaald zouden worden. Voorlopig had hij heel wat te bespreken met de politiemannen en daarom liet hij de jongens spoedig alleen en vertrok naar de wachtende auto.
|
|