- Hoe denk je dat te doen?-
- Hoe zou jij het doen?-
- Jij bent toch de leider, ik hoef voor jou niet te denken!-
- En als ik daar nu lag en jij moest beslissen op welke manier je mij zou moeten bevrijden, dan zou je zeker niet op mijn advies kunnen wachten.-
- Oké, oké, je hebt gelijk. Je kunt ook niet meer tegen een grapje! Eerlijk gezegd, wilde ik jullie, liever boven zien, dan weten we dat dat gebeurd is. Als we met z'n allen hier blijven, lopen we de kans nooit meer het zonlicht te zien. - Frits keek bedenkelijk. -
Toch zie ik geen betere manier om de kerels buiten gevecht te stellen. We moeten ze met z'n allen aanvallen; ze verrassen.-
Al pratend slopen de jongens terug en bespraken hun plan met de rest. De meesten waren het met Frits eens, dat er nu gehandeld moest worden. Daarom overlegden ze hoe ze de zaak zouden aanpakken. - Jij, - sprak Frits en wees naar John, - jij gaat bij de lift staan roepen. Het kan me niet schelen wat. De kerels zullen naar je toe hollen om je gevangen te nemen. In het donker steekt Iwan zijn verkennersstrok uit en laat de magere vent met zijn spitse neus vallen. Tegelijkertijd spring jij bij, Kees, en je zorgt ervoor dat hij geboeid wordt.
Je hebt nog genoeg koord, niet? -
Kees knikte en de patrouilleleider vervolgde: - Die knaap lijkt mij niet zo sterk. Ik denk dus, dat als je je lassoknoop gereed houdt, het met de hulp van Iwan zeker zal lukken. Concentreer je dus op die vent alleen. En nu jij, Frans, jij en ik zullen die grote gorilla aan moeten. - Het lijkt mij het beste wanneer we beiden onze koorden gereed houden en hem strikken, zodra hij probeert zijn vriend te hulp te snellen, pakken wij hem in. Maakt hij het ons te moeilijk, dan geven wij hem maar een flinke tik. Dat zal hem wel een poosje koest houden.-
Nadat Frits het plan uitvoerig uit de doeken had gedaan en elk van de jongens precies wist wat hem te doen stond, keek de leider zijn verkenners aan en vroeg wie nog iets te vragen had. Kees was de enige die een opmerking maakte. - We hebben aan bijna alles gedacht, - zei hij, - maar aan het voornaamste, geloof ik, niet. - Als die lui nu eens gewapend zijn, wat niet onwaarschijn-