Hoofdstuk acht
Een onverwachte ontmoeting
Ondertussen waren Frits, Kees en Iwan in diepe rust. Zelfs Giant was ingedommeld en als de jongens niet zo moe waren geweest, en in slaap waren gevallen, hadden ze zonder moeite kunnen vluchten.
Het zou ongeveer twaalf uur in de nacht kunnen zijn geweest, toen Frits door een ronkend geluid wakker schrok. Het klonk zeer nabij. De verkenner pijnigde zijn hersenen om erachter te komen wanneer hij dit geluid voor het laatst gehoord had. Hij wekte Kees en Iwan. Die keken vreemd om zich heen toen ze de sombere muren voor zich zagen.
- Waar zijn we? - vroeg de slaperige Kees, terwijl hij zich de ogen uitwreef.
- In je bed man! - schertste Frits.
Hoor je het geronk in de verte? Het komt mij erg bekend voor, maar ik kan het nergens thuisbrengen. Of wacht, nu snap ik het al. Weet je nog wat ik jullie had verteld over de vorige avond, toen Frans mij gewekt had? Geloof me, het geluid dat ik nu hoor, klinkt net eender als dat van die avond. Alleen klinkt dit doordringender. Zou er een voertuig in de tunnel zitten?
De jongens keken bedrukt naar de bewaker, die sliep rustig door.
- Stel je voor, dat hij niet wakker wordt, - sprak Iwan - zullen we het proberen? -
Voorzichting stonden de jongens op en keken elkaar begrijpend aan. Frits knikte met zijn hoofd naar de richting van de lift en zachtjes slopen ze weg. Zonder om te kijken spoedden de verkenners zich na enkele minuten naar het toestel. Nog enkele tientallen meters en ze waren er. Onderweg merkten ze dat de zaklantaarn er niet was. Dat was een goed teken, dacht Frits.
- Hé, het is waar ook, - merkte Iwan plotseling op, - de lift is nu boven. We kunnen er niet bij, tenzij we nog een verborgen knopje kunnen ontdekken. -
- O jé, inderdaad, - klaagde Frits, - dat ik daar niet aan gedacht heb! Er restte de jongens niets anders, dan te zoeken.