ruwe katoen. Toch zag ik weinig kledingstukken. Slechts een gehavende broek, wat ondergoed en een sierlijk opgesmukte hangmat deden mij vermoeden dat het spinnewiel eens zijn diensten bewezen had.
De man keek mij plotseling aan en zei: ‘Hoe bent u eigenlijk hier terechtgekomen?’ Ik begon mijn verhaal te vertellen. Hij scheen er schik in te hebben, want nu en dan onderbrak hij mij en merkte iets geestigs op. Vooral toen ik begon over de angsten die ik had moeten uitstaan, lachte hij hartelijk.
‘U zou nodig eens uw filosofie moeten herzien, denkt u niet?’ Weer keek hij mij zo vreemd aan. Zijn ogen zagen er gewoon uit, maar hij had iets in zijn blik dat mij ervan weerhield hem helemaal te vertrouwen. Het schijnt dat die vent mij ook al tracht te hypnotiseren, dacht ik.
Toen ik uitgesproken was, vulde hij het ontbrekende hoofdstuk aan dat ik door de slag, die ik gekregen had, niet had kunnen voltooien. Jacques vertelde mij hoe hij een grote vangst had gedaan in een der beekjes in de nabijheid. De vissen moesten worden gebarbacot, dat wilde zeggen op een zacht vuurtje met heel wat groene bladeren gerookt, zodat ze een poos-