Hoofdstuk Tien
Zuster Bernadette
Zuster Bernadette was alleen op haar kamer. Ze knielde neer en bad vurig. ‘O Heer’ sprak ze, ‘ik heb gedaan wat ik dacht dat goed was. Indien mijn besluit verkeerd is geweest, vergeef me.’
Toen de Vaandrig op haar het beroep had gedaan om, overeenkomstig de raad van de dokter, voor een avond de zorg van Frits op zich te nemen, had ze direkt de Overste moeten vragen haar toestemming hiervoor te verlenen. De bezorgde vader van Joke had ondertussen echter van zijn dochter gehoord water er met de zoon van zijn oude vriend aan de hand was en hij had toen onmiddellijk aangeboden Frits in het gezin op te nemen, desnoods voor slechts die ene avond. De dokter had het aan de Vaandrig overgelaten, die de verhouding tussen Frits en het gezin niet kende. Hij had dus op de eerste plaats gedacht aan de soeurs. Joke had het een en ander met de Vaandrig doorgepraat. Deze had ervoor gezorgd dat zuster Bernadette, die Frits was komen opzoeken, op de hoogte werd gebracht van het voorstel van Joke's vader. Aangezien ze wist hoe Frits en Joke aan elkaar gewend waren, vond ze dit een unieke gelegenheid om het meisje de kans te gunnen iets voor haar oude dorpsgenoot te doen. Ze had dus besloten om de Overste niets van het voorstel te vertellen, maar vaandrig Hinus te adviseren Frits onder te brengen bij Joke's ouders.
De Vaandrig had met veel tegenzin ingestemd, maar had gevraagd de verkenner in de gaten te houden in verband met zijn gezondheidstoestand.
De zuster stond op, wierp een laatste blik naar buiten en legde zich te ruste. In haar sluimer-toestand zag ze Frits weer voor zich. Die kleine bange Frits. Wanneer de franchepanebomen vol zwart-gele rupsen zaten, liep het ventje daar altijd omheen uit angst dat hij door onschuldige larven gestoken zou worden. Wanneer ze echter waren veranderd in mummie-achtige cocons en overal, zelfs in de klas, bleven hangen, dan was het aan Frits te