Ik dacht niet meer aan jou. Ik droomde wel vaak met je. Meestal zag ik je dan in een korjaal staan. Je wuifde, terwijl het korjaal langzaam wegvoer. Elke keer als ik met je droomde werd je gezicht vager, kon ik je gezicht bijna niet meer herkennen. Kijk, deze foto waar je met je broer en zus op staat, deze foto heeft mij geholpen om je niet meer te vergeten. Weet je wat voor schrik je me hebt bezorgd, toen ik je weer na al die jaren terugzag? Geen wunwun, geen sukrubu, neen grote Frits, heel knap, maar ook heel streng en heel anders. Ik durfde je niet eens te roepen. Ik wist niet of je mij nog zou herkennen en of je mij nog zou kennen, tot ik in je ogen keek en zag hoe je naar mij terugkeek, lieve Frits, mijn Frits, o God, jongen ga nooit meer weg. Kom terug naar Groningen. Je bent toch hier geboren, je houdt toch van je geboorteplaats, waarom blijf je dan in de stad? Je bent toch groot genoeg om te besluiten wat je wil? Je weet niet hoe mijn ouders ook van je houden nô?’
Frits luisterde nauwelijks. Zijn ogen waren geconcentreerd op de schone trekken van Joke. Zijn vingers woelden in het zachte haar. Hij bekeek haar van alle kanten: haar lichtgebogen kleine neus, haar fijngesneden vochtige lippen, het kuiltje in haar kin, de scherpe ogen die soms plotseling hun felheid verloren en dromerig zagen, de prachtige gitzwarte wenkbrauwen en tenslotte de slanke hals die zo sierlijk welfde naar haar schouders.
‘Ik houd van je, Joke,’ kwam het er plotseling uit. ‘Ik houd van je en ik heb altijd van je gehouden. Ik weet niet of ik eens anders van je gehouden heb dan nu. Ik weet niet of de spelletjes met de sukrubu en wunwun of het boetseren, ik weet niet of dat alles een ander soort liefde voor je inhield. Ik weet alleen maar dat ik het heel erg wreed van mijn ouders vond toen ze mij van jou weghaalden en naar de stad brachten. Ik wist niet dat ik je had moeten schrijven. Het leek alsof wij voorgoed afscheid van elkaar hadden genomen, alsof ik naar een andere wereld was verhuisd, alsof jij dood was gegaan en ik je maar moest vergeten. Ik was machteloos. Al die jaren... ik weet niet hoe ik ze heb doorgebracht, of ik nog ooit aan je dacht of niet, het was zo een heel andere wereld, heel andere vrienden, de verkennerij later, met allemaal jongens, jongens van de stad, jongens die heel anders