Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 223]
| |
Myn lieve Willem!Hoe edel, hoe waardig zyn de aandoeningen van myn hart, onder het aandagtig herleezen van uwen Brief! Nu roert eens eene stille, zwygende, ernstige liefde myne ziel voor den my zo dierbaaren Schryver; dan lyde ik eens weder alles, wat hy onderging, toen hy in dat huis trad, waarïn hy geleid wierd, om groot te kunnen worden; om, terwyl zyne deugd streed, zyn verstand te verlichten, om niet alleen beminlyker, maar ook waardiger te worden! Hoe volkomen stemt myn hart met het uwe! Ja maar, hoe leevendig schildert gy dit treurig toneel. Ach, Leevend, deeze door u gestorte traanen, zyn eenen grooten Man tot eer. Het geheiligd voorwerp..... Het vertrek! ... Zo geheel omringd door alles, waar op zy eens zo eene huisselyke betrekking had.... En wie zou eene uitmuntende Lotje durven wraaken over haare liefde voor u? Beklagen, dit is iets anders! o Ik voel, als 't ware, een koude treurige nevel | |
[pagina 224]
| |
over myn geest neêrvallen, als ik aan haar zielenlyden denk! ..... Zouden de getrouwe waarschuwingen, zouden de lessen myner Moeder, myner Vriendinne: wagt u voor het sentimenteele, hoe hoog die te waardeeren zyn, wel zo veel invloeds op onze aandoenlyke gemoederen hebben, dan het voorbeeld, het droevig voorbeeld uwer Lotje? Gelooft gy echter, kunt gy het gelooven, dat men u, myn Leevend, by veelen beschuldigt; ja, dat men zich het air geeft, om Lotjes liefde voor u zeer onbetaamlyk te vinden? Onbetaamlyk! en hy, dien zy beminde, wordt niet alleen door alle jonge braave Lieden, die hem wel kennen, bemind, maar hy heeft de volkomenste goedkeuring van zeer uitmuntende Vrouwen weggedragen. Hy is geëerbiedigd, mag ik het zo eens noemen, door eene Belcour zelf: onder wiens verstandig, naauwkeurig oog hy alle zyne schreden voortzette..... Kom, myn Vriend, laaten wy ons niet kwellen, om zulke dwaaze, geheel van reden en billykheid afwykende, echter niets beduidende beöordeelingen. Laaten wy er maar uit leeren, dat uwe lieve Zuster zo veel verstand, als luchthartigheid toont, wanneer zy zich byzonder weinig bekreunt, hoe of kwaadsprekende Lediggangers, die zich de waereld noemen, over haar oordeelen. En ook zou het vonnis van eene eenige oude, den Mensch kennende, altoos braave Juffrouw de Vry, ten uwen voordeele, niet | |
[pagina 225]
| |
méér dan overweegend zyn, om ons schadeloos te stellen? Ons zeg ik; en met reden, want uwe Chrisje deelt wel zeer sterk in het misnoegen der geenen, die u beschuldigen. Ik zie echter geen schaduw van billykheid in dat misnoegen. Zou men ook niet kunnen vergeeven, dat gy my beminde, ook toen gy niet wist, hoe ik over u dagt? Of gelooft men, dat waare, bestendige, van voor veele jaaren gevestigde liefde, zich uit het hart van eenen Leevend laat weg rukken? Maar ik scheide hier van af, en ga tot uwen waarden Brief zelf over. Eerst dit nog. In de volgende week wagt ik u. Gy zult zeker eerst eens naar Boomryk gaan? Ik verzoek u, dat gy dit doet. Ik weet, hoe welkom gy daar zyt. Ik zal de schoone Regels, die van Sytsama my onlangs zond, hier insluiten: lees die eens over, als gy daar ter plaats zyt:
Vivez pour peu d'amis; occupez peu d'espace;
Faites du bien sur - tout; formez peu de projets;
Vos jours seront heureux; & si ce bonheur passe,
Il ne vous laissera ni remords, ni regrets.
Het dierbaar present, my toegedagt, is reeds hier. Myn verlangen, om dat Boompje te hebben, was zo sterk, dat myn lieve Vader zyn Knegt daarom naar den Heer Roulin zond. Hy is voor zyne zorgvuldige bezorging, want er is | |
[pagina 226]
| |
niets aan beschadigd, in de manier der Helders, door my beloond. Het staat in myn byzonderen Bloemtuin; en, hoe zeer ik ook op Bloemen en Gewassen verliefd ben, zal dit Heestertje altoos myne grootste oplettendheid en omzichtigste zorgvuldigheid behouden. Ik heb deszelfs blaadjes en knopjes met myne traanen besproeid! Lotje, uwe dierbaare Lotje, heeft het zelf geplant. Ik verraschte, gisteren morgen, myn Vader en Moeder, bezig in de beschouwing, de stille aandagtige beschouwing van dat, voor ons, zo belangryk Boompje. Ik hoorde juist niet wel, wat myn Vader zeide, maar myne Moeder leunde, een weinig voorwaards-geboogen, minzaam op zynen haar omvattenden arm; en noemde hem een allervriendlykst Vader. - O, dat zyt gy, dat zyt gy, riep ik uit, myne beide Ouders teder omhelzende. Onze lieve Everards meldt my in eenen langen Brief, die evenwel alleen over u handelt, dat gy haar bezogt hebt, en in een Briefje, dat onze Huisbewaardster (welëer in onzen jongen tyd ouwe Sare,) aan Mama over het huis en haare zaaken aldaar schryft, meldt zy, dat zy een bezoek van u gehad heeft, en dat gy nog precies dezelfde goede jonge Heer zyt, die gy altoos waart...... Maar gy moet dat zelf leezen. Ik zal er uwe Zuster eens op traeteeren; de lof van zulke Menschen doet, in dit geval, zo verbaasd veel af! | |
[pagina 227]
| |
Men vroeg eens aan den President Montesquieu: hoe komt het toch, dat Fontenelle zo beminlyk in zynen ommegang is? en die groote Man antwoorde koeltjes: om dat hy niemand bemint. Mama meent, zegt zy, dat dit antwoord zo wel den Man, dien het gaf, als de zamenleeving, waarïn wy ons bevinden, meesterlyk afbeeldt. 't Kan zyn! Maar omtrent u, myn lieve Leevend, trek ik een geheel ander besluit. Gy maakt eene uitzondering op den doorgaanden regel. Uwe groote talenten hebben noch de zagtheid van uw hart, noch het bevallige in uwe manieren benadeeld. De opvliegendheid van uwen aart, is wel geene overdreeven deug, maar zy is echter meer in uw bloed, dan in uw humeur; iets, 't welk men niet altoos zorgvuldig onderscheidt. Maar van welke onvolkomenheeden zullen wy ons niet ontstaan, onder het liefdryk oog eener Moeder, die het, op den edelen weg der zedelyke volkomenheid, zo verre gebragt heeft! Te meer, daar wy zeer zeker overtuigd zyn, dat ons geluk altoos toeneemt met onze deugd. Behoef ik u wel te zeggen, hoe veel vermaak ik my bezorg, als ik aan u schryf? Onnoodig: gy ziet het duidelyk, want ik begin nog een nieuw blaadje. Gy vraagt my, als gy van uw verlangen, om my weder te zien, spreekt: is dit alles niet in de schoone Natuur? Ik zou my onkundig kunnen | |
[pagina 228]
| |
houden, en my des excuseeren, om daar op te antwoorden: doch dit zou my zelf by myne Moeder een zweem van pruderie (ik weet dit woord niet in 't Hollandsch te zeggen,) geeven, die my zeer zeker noch wyzer noch beter zou maaken. Ik heb meermaal met eene vergaande verachting hooren spreeken van de driften, en vooräl, van de liefde. Ik heb ook wel gehoord, dat sommige Wyshoofden de driften onderscheiden in geöorloofde en verboodene. Mooglyk is dit eene woordenspeeling; maar, indien het hen ernst is, dan beken ik, dit niet te bevatten. De ondervinding leert ons, dat de driften ons zo eigen zyn, als het vermogen om te denken. Ik heb ook met de meeningen van anderen niets te maaken. Zy, die de liefde tot eenen Afgod, waar aan men alles moet opöfferen, verheffen, zullen my nooit tot eene zyner aanbidsters verlagen. Wanneer de liefde buiten de behoefte van het hart gaat, valt zy niet in myn trant; reden en betaamlykheid veroordeelen haar als dan. Zy, die beweeren, dat er geen eene drift zo voor het hevige berekend is, als de liefde, hebben mooglyk, in enkelde gevallen, gelyk. By sommige lieden ontgloeit zy voornamentlyk de inbeelding; en welke verwoestingen kan eene verhitte verbeelding niet aanrechten! My dunkt, dat ik ook wel bevatten kan, hoe zy in staat is, om in zeer sterke karakters | |
[pagina 229]
| |
groote revolutien te veröorzaaken. Maar een Man als myn Vriend, die reeds meermaalen proeven gaf, dat hy weet te heerschen over zynen geest, zal ook, in deezen, zich en zyner beminde waardig handelen. Stel u niet in 't hoofd, dat ik uw sterk verlangen afkeur; in u is dit natuurlyk. En indien het my al niet verrukte, ('t geen ik thans niet onderzoek,) het is echter zeer wel inteschikken. Het is ook waar, dat naar gelang ons geluk grooter is, wy ook te meer bevreesd zyn, om dat te verliezen. Die niet bemint, heeft niet te vreezen. Hoe bemin ik myne Tante de Vry! ô Wat heeft zy een Brief aan Mama over u geschreeven! Maar de wys, waar op zy u geluk wenschte, deed my dermaate aan, dat myne traanen er getuigen van strekten! Gy weet zeker, dat wy die waardige Vriendin der Menschen hier verwagten? Juffrouw Belcour, en onze Pauwtje zullen haar haalen. De dag zelf, waar op onze Ouders ons door uwen Professor Maatig zullen verbinden, zal in onze eige Familie worden gevierd; maar alle de festiviteiten zullen vooräfgaan. - Myn lieve Vader zal op de uitmuntendste wys toonen, hoe zeer hem het Huwlyk zyner Dogter verheugt. Gy kent zynen grootschen smaak; alles zal zyner waardig zyn. Wy zullen, geduuren- | |
[pagina 230]
| |
de uw verblyf alhier, voor ons trouwen eenige kleine Binnenlandsche reisjes doen, in 't gezelschap myner Ouderen, met Juffrouw Belcour en myn Broeder. Vaarwel, myn geliefde Leevend! Gy wordt met blydschap verwagt door
Uwe
c. helder. |
|