Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 181]
| |
Myn lieve Willem!Is uw Brief lang? Voor my niet. Ik zie wel, dat er zestien paginaas postpapier mede gemoeid zyn; maar my was hy rasch genoeg uit; en dat, ofschoon ik u toestem, dat hy noch zeer vrolyk, noch byzonder geestig is: hy is, zo als hy zyn moet; zie daar de heele oplossing. Mooglyk zal men het myner vooringenomenheid met u wyten, als ik zeg, dat uwe Brieven den waaren conversatietoon houden, en zo weinig in het drooge, als in den verliefden ziegezaag vallen. Hoe dat zy, meld my alles, en zo omstandig gy wilt; ik zal my dan te leevendiger kunnen verbeelden, dat ik met u, zo als in onze vroeger jeugd, zit te praaten. Hoor, myn lieve, nu ik weet, dat ik u met de goedkeuring myner Ouders onderscheiden mag; nu ik weet, dat wy voor elkander geschikt worden, door hun, die door den Godsdienst en de Natuur zo veel rechts ontfingen, om over ons lot te beschikken; nu ben ik volmaakt gelukkig, indien ik maar dikwyls van u hoor, en | |
[pagina 182]
| |
gy my in welgeschreeven brieven bericht van u laat toekomen. Maar myn lieve Willem, wat zult gy my schryven? Dat gy my bemint? Dat gy een allersterkst verlangen hebt, om my weder te zien? Is dat dan iets, 't welk ik niet weet? Of twyfelt gy óók daar aan, dat ik uw hart niet in alle zyne betrekkingen ken? En wat zal uwe Chrisje u schryven? Uwe Chrisje: bevat dit denkbeeld dan niet alles in zich, wat ik in staat zyn zoude u te zeggen?.. Laat zich alles ook zo maar zeggen - schryven? Zyn er dan, ook in de liefde van jonge Menschen, niet altoos gewaarwordingen, die niet door een Meisje moeten omschreeven worden? Wees niet jalours, Leevend; maar ik kan veel beter, veel vryer over u, aan myne Veldenaar, dan aan u, over my zelf schryven. Dit echter kan ik u verzeekeren, dat ik u met achting bemin, dat ik zeer gelukkig ben in de overdenking: ‘Ik zal het zyn, die deezen waardigen Jongelings geluk ga voltooijen.’ Ik heb immers, naar alles wat menschelyke voorzichtigheid vooruit zien kan, de verwachting op een bestendig huisselyk vergenoegen; en, zo ik my wel ken, zal myne geneegenheid voor u geduurig toeneemen; er is niets in myne geneegenheid, het welk de Engelschen zo eigenlyk noemen, to fall in love; myne ziel is zo gerust, myn hart zo wel gestemd, dat ik, waarlyk, zo zeer uwe Vriendin | |
[pagina 183]
| |
ben, als uwe Minnares. Mooglyk is de aanleg van myn karakter daar aanleidelyk toe; maar veel zeekerder is het, dat de opvoeding, my door de lessen en het voorbeeld myner uitmuntende Moeder gegeeven, dit alles al vry natuurlyk maaken. Denkt men ook wel fyn genoeg, als men zich in 't hoofd gaat stellen, dat het nu nog de tyd bleef, om u veele protestaties, veele betuigingen van myne geneegenheid te doen? Wel, myn beste Willem, heb ik dan niet op de overtuigendste wyze getoond, wat myn hart voor u gevoelde? Maakte myne overhelling tot u my niet buiten staat, om zelf eenen beminnenswaardigen Renting, voorgestaan door eenen Vader, dien ik zo teder bemin als eerbiedige, met andere oogen dan die eener Vriendin te zien? Heb ik niet inwendig getreurd, om dat gy zo gebogen waart onder het eerlyk misnoegen, - de verregaande verstoordheid - myns Vaders; en dat, ofschoon ik alleen vreesde, of gy wel geheel boven alle berisping zyn zoud. Bedenk u eens wel! Moet het uw gevoelig hart niet oneindig meer vleijen, als gy ziet, hoe eigen, hoe vertrouwlyk ik aan u schryf, dan dat ik geloofde, u nog zeer veel te moeten zeggen, om u van dat eigen, dat vertrouwlyke te verzeekeren? Dit denkbeeld: ik weet, hoe Leevend over my denkt; hy is overtuigd, dat ik zyne Chrisje ben, omvat voor my alles, wat ik wensch. | |
[pagina 184]
| |
Laat ik nu nog wat met u, over het een en ander in uwen lieven Brief, spreeken. Myne liefhebbende Moeder keurt uwe manier van doen omtrent uwen Stiefvader zo goed, als zy uwe pligtmaatigheid omtrent uwe geëerde Moeder met blydschap overdenkt. Bekommer u niet over byzondere schikkingen. Myn waarde Vader heeft een plan ontworpen, dat, hoop ik, zo zeer aan u zal voldoen, als het my voldoet. Myne Ouders twyfelen niet, of Mevrouw van Oldenburg zal daar, indien zy er bedaard over denkt, niets tegen inbrengen. Ik vrees evenwel, dat Mevrouw Ryzig er tegen zal rebelleeren. Gy kunt wél byna vermoeden, waar in dat bestaan zal, als gy u herinnert, dat ik geen oogenblik my kan bepaalen, by het denkbeeld, dat ik my zoude moeten scheiden van eene Moeder, die ik zonder maate verëere, en daar ik zo teder aan gehecht ben, dat gy zelf, gy, myn lieve Willem, naauwlyks in staat zyt, om u dat, in al zyn kragt en gevoel, voor te stellen. Uw geluk (zo als gy het tot myne vergenoeging noemt,) uw geluk zal daar door niet vertraagd worden; want gy kunt zeker geen oogenblik in bedenking neemen, of gy zo wel de Huisgenoot als de Schoonzoon zyn wilt van myn Heer en Mevrouw Helder: en dat wel nog te minder, om dat uw tydelyk belang daar niet tegen op kan komen. Maar laaten wy dit alles aan de bedaarde schik- | |
[pagina 185]
| |
king onzer Ouderen geheel overlaaten. Myn Vader is sterk op uwe hand; myne Moeder weet niet, wat het zegt, iets dat redelyk is aftekeuren. Uw lieve Brief aan my heeft dit ongemeene, dat hy ook door eene toegeevende Moeder kan geleezen worden: hoe klein zal het getal zulker Brieven zyn, geschreeven door een verliefd Jongeling aan zyne beminde! Het huislyk leven by uwen Broeder Ryzig komt al zeer na aan dat, 't welk by ons geleid wordt. Hoe zeer het my gevalt, behoef ik niet te zeggen. De medegedeelde gesprekken heb ik met smaak herleezen; en myn verlangen, om zo wel myn Heer de Bruin, als zyne beminde West te kennen, is sterk toegenoomen. Indien evenwel uwe Zuster ernstig sprak, toen zy zeide, dat zy niet uit liefde trouwde, dan ben ik het niet met haar eens: doch men kan, als zy schertst, zo weinig beslissen, of zy ernstig dan alleen spottend praat, dat ik er niets meer over aanmerk. Welk een gelukkig Mensch is zy! Hoe veel kans heeft zy, om dat bestendiger te zyn, dan - Waarlyk, Leevend, wy mogten wel iets van haare wyze van zien overneemen. Myne lieve Mama zal zo goed zyn, van hier nog een regel of zes by te doen. Ik sluit deezen, my noemende
Uwe en haare
c. helder. | |
[pagina 186]
| |
Lieve Willem, myn Heer Helder heeft my verzogt, u te zeggen, dat gy op Beekenhof welkom zyn zult; en dat hy verlangt, om u nog grooter blyk te geeven van zyne goedkeuring over alles, wat gy gedaan hebt: uwe geëerde Moeder heeft zeer vriendlyk alles, wat wy beiden ontworpen hadden, goedgekeurd. Nog voor den Herfst hoop ik my te kunnen onderteekenen
Uwe liefhebbende Schoonmoeder,
S.H. |
|