Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
Myn waarde Leevend!Ik verkoos niet met u te spreeken over het onderwerp, 't welk ik in deezen Brief geheel meen aftedoen. Ik verkoos dit zo, ook om uwent wil; anders zoude ik van daag wel geleegenheid gevonden hebben, u daar over te onderhouden, hoe ongaarn gy eenige oogenblikken aan my zoud hebben afgestaan, nu gy u in het gezelschap uwer beminde bevond, en verpligt waart, dat zo rasch te verlaaten. Ik doe afstand van de eenige Vrouw, die ik immer beminde; ik doe dit met een genoegen, 't welk zich niet, immers door myne pen, laat beschryven. Ken ik u te regt, dan moet uwe verwondering tot verbaasdheid opstygen, wanneer gy dit myn besluit verneemt; maar uwe wys van denken stemt echter te veel in met de myne, om dit besluit, voor gy my hebt uitgehoord, romanesq te noemen. Vergun my dan het geluk, waar naar ik wensch; wees bedaard, wees opmerkzaam; ik zal u de redenen van dit myn besluit eenvoudig openleggen. | |
[pagina 10]
| |
Ik heb noch uwe gloeijende inbeeldingskragt, noch uw hooggestemd zedelyk karakter; ik ben ook niet overdreeven gevoelig. Ik bemin wel vuurig en volkomen, maar eentoonig. Het schoone, waar voor ik echter zeer bereekend ben, om het als zodanig te zien, beschouw ik met minder verrukking: als zodanig ken ik my zelf. Twyfelt gy, of onbeantwoorde liefde ooit die sterkte krygt, die eene met gunst bekroonde liefde zo eigen wordt? Ik weet niet, hoe gy daar over denkt; maar zy komt nimmer tot die kragt by eenen Man van myn aart, die in het bezit van zyn gezond verstand gebleeven is. De twee volgende grondstellingen zyn by my buiten alle bedenking: ‘Hy, die waarlyk bemint, plaatst zyn hoogst genoegen in het geluk der beminde; hy zelf komt maar in de tweede plaats in aanmerking; hy weet, moet het zyn, zyn eigen geluk opteofferen aan haar, die hy op eene verstandige wyze bemint.’ Daar ik my nu gewend hebbe, myne daden niet te richten naar de gevoelens van anderen, maar naar myne eigen bedaard beproefde overdenkingen, moet het my zeer onverschillig zyn, wat of zulken, die my niet kennen, over deezen mynen afstand van Juffrouw Helder zullen oordeelen. Veele maanden ging ik byna huisselyk om met haar, wier karakter, naar maate men het al meer- | |
[pagina 11]
| |
der kent, ons bekoort; ik won haare vriendschap, doch haare liefde was voor my onverkrygbaar: dit zag ik duidelyk; dit maakte my voorzichtig: ik gaf my niet toe in het vleijend denkbeeld, van eens in het bezit te komen eens geluks, 't welk buiten haare liefde niet aanweezig zyn kan. Ik moest wel zeer blind geweest zyn, zo ik, meerder kennis aan haare denkwys krygende, en ontdekkende, dat zy u geneegen was, had kunnen hoopen. Gunstig door onze Vriendin Everards voor u ingenoomen, niet onkundig van uw ongevallig lot; alles schikte zich by my, om een besluit te vormen, 't welk ik u thans mededeel. - Laat ik nog meer zeggen. Indien Juffrouw Helder iemand met onderscheiding gezien had, die haar's Vaders hoogst misnoegen billyk verdiende, dan zoude zy, ken ik haar wel, in staat geweest zyn, zich te verheffen boven eene neiging, die zo weinig eere deed aan haar deugdzaam hart, als aan haar gezond verstand; en Renting zoude dan mooglyk de begunstigde Minnaar geworden zyn. Nu was dit zo niet: zy dagt wel over u, ook toen men u van een zeer laakbaar gedrag beschuldigde. Altoos behandelde zy my met die beminlyke oprechtheid, die ons verzeekert, dat men ons acht: en zo dra zulks mooglyk was, betrouwde zy my de gevoelens, die zy voor u had, toe. Toen, myn waarde Leevend, kende ik u nog | |
[pagina 12]
| |
niet: ik wist alleen, dat de Heer Helder u veroordeelde; en merkte nooit, dat Mevrouw zeer sterk uwe party name. Juffrouw Helder wierd niet zo minzaam behandeld, als zy gewoon was door haaren Vader behandeld te worden. Ik zelf was daar eene der ongelukkige oorzaaken van; u beelde men af, als een Jongeling van slegte beginzels en bedorven zeden, als den eerloozen verleider van een uitmuntend Meisje, dat u bemind had; en de braave Man duchtte, dat gy maar te veel aan zyne Dogter behaagde. Dit gedrag van den Heer Helder smarte my. Hoe Vaderlyk ook de bron ware, dit is zeker, dat haar hart daar door leed. Zy heeft zulk een fyn gevoel, zy bemint haaren Vader zo onuitspreeklyk, dat ook de minst strakke trek van ongenoegen op zyn gelaat haar wel eens zo trof, dat zy onpasselyk wierd. Hoe edelaartig moest zy denken, om my altoos met de zelfde heuschheid te ontfangen: ook dan, als haar Vader my ten koste van u aanbeval en verhief: en zy bleef altoos dezelfde. Welk een karakter! Konde my dit ontglippen? Juffrouw Helder is zeker eene der schoonste Vrouwen, die gy of ik immer aantroffen; maar als haare bekoorlyke leevendigheid van geest een weinig bewolkt is door die stille treurigheid, die alle haare trekken verzagt, en het vuur haarer schitterende oogen tempert; als er een heldere traan in die schoone oogen dryft; dan, dan is zy | |
[pagina 13]
| |
onweerstaanbaar; en zo zag ik haar meermaal, als ik haar verraschte met een onverwagt bezoek. o Myn Willem, zoude ik haar waarlyk bemind hebben, indien dit voor my draaglyk geweest ware? Het geen ik, en ook gy liefde noemt, is daar mede onbestaanbaar. - ‘Gy, dit besloot ik, gy, ô myne geliefde, zult gelukkig zyn, en ik zal, wat het my kost, u zo helpen maaken.’ Onverschilligheid dooft de liefde uit; maar een edelmoedig vertrouwen, een vertrouwen, als waar mede zy my vereerde, geeft die alleen eene andere richting. Nooit beminde ik haar meerder, dan toen ik dit besluit opvatte; en ik onderneem niet de grootheid myner liefde voor haar te beschryven. Die liefde alleen was in staat, om my dus te doen redeneeren: ‘zoude het waarlyk romanesq zyn, als ik aan haar geluk het myne opofferde? Zal ik, als ik haar geluk in veiligheid gesteld heb, ongelukkig zyn kunnen? Onmooglyk! Ook deeze goede daad zal beloond worden door myne eigen goedkeuring. Ja, maar haar te bezitten! - ô Myn hart, gy voelt, wat dat zegt...... Kan ik hier immer op hoopen? Indien gehoorzaamheid, indien de overtuiging, dat dit zo best ware, haar in myne armen brengt, zal ik dan gelukkig zyn? Verbeelding! Onbestaanbaar met al- | |
[pagina 14]
| |
le de gevolgen, die het gezond verstand afleidt! Zou ik gelukkig kunnen zyn met eene Vrouw, die ik niet gelukkig maaken kan? En zo de beminde Jongeling evenwel haare liefde waardig bevonden wordt, indien hy even onschuldig als verdagt zy’.... Dit laatste denkbeeld trof my geweldig; het haalde de schaal myner overdenkingen ten vollen over. En deeze Brief is ingericht, om u dit te zeggen. Wat doe ik nu? Handel ik romanesq? Of verplaats ik het rustpunt van myn geluk? Oordeel zelf. Indien deeze daad het gevolg ware eener overspannen pooging, om u recht te bezorgen, dan zoude ik zelf niet ten vollen verzeekerd zyn, dat ik aan dit besluit getrouw zoude blyven; maar nu ik dus bedaard, zo overtuigd handel, is het een dier besluiten, die onveranderlyk gevestigd zyn. Alles, wat wy in het gestorm der driften doen, beslist niets. Wy schynen dan wel, en wel vry te werken; doch het is zo niet. Wy worden dan heevig aangestooten door die verbaazende kragt, welke zich in onze driften onthoudt, en dan juist ontwikkeld wordt. - Wanneer handelen wy waarlyk vry? Dan, als wy genoeg in rust zyn, om te kunnen denken, oordeelen, weegen; gevolglyk in staat zyn om te kiezen en te verwerpen. Dit is juist myn geval. | |
[pagina 15]
| |
Zeg niet, dat ik onbeloond blyve. Wat dunkt u, Leevend, zou de vriendschap van eene Juffrouw Helder een weldenkend Man niet nog meer eere aandoen, dan haare liefde? Zou zo eene vriendschap het welgevormd hart ook geene verrukkelyke aandoeningen schenken, die door het zinnelyk genot niet kunnen overtroffen worden? Mooglyk meent gy, dat ik myne eigenliefde door deeze bedenkingen poog te vertroosten, over een gemis, dat my zo veele treurige uuren gekost heeft. Laaten wy dit niet al te naauwkeurig onderzoeken. Zeker blyft het, dat ik, kan iets haar gemis opweegen, schaadeloos gesteld ben door haare goedkeuring, haare achting, haare vriendschap. De zaak uit dit oogpunt beschouwd zynde, is het niet vreemd, dat ik met zekere weltevreedenheid op myn besluit te rug zie. Nog een paar woorden over u, en dan zal ik deezen sluiten. Zedert ik u heb leeren kennen, ben ik overtuigd, dat Juffrouw Helder met u veel meer, op haare wys, gelukkig zyn zal, dan met een ander, hy zy wie hy zy. Haare liefde voor u is haar eigen geworden; zy ontstond met haare vroegste jeugd, en is aangenomen door de kennis, die zy had, van uw aart en denkwyze, waar in zy zo veel van haar karakter en manier van denken vind, en moet | |
[pagina 16]
| |
vinden. De beminlyke voordeelen van uwe persoon, de schoone vrye opslag uwer oogen, uwe wys van spreeken, uwe door minzaamheid verzagte grootschheid, maar meer dan dit alles uw met haar sympatiseerend hart, verzeekeren my dit ten vollen. Omhels my nu, myn Leevend, als uw Vriend - als den tweeden Broeder uwer aanstaande Echtgenoote; wees gelukkig - laaten wy allen gelukkig zyn. Hoe zwaar viel het my, veel vroeger geen bericht te mogen geeven, 't welk ik u thans mededeel. Denk nooit, dat het hart van uwen Renting eenigen wellust vond, in u te zien worstelen met die naare denkbeelden, die gy u in dit opzicht gevormd had. Het stond niet aan my zulks te doen. De waardige Mevrouw Helder wilde u al het verrukkelyke eener verrassching doen genieten, zo dra zy u in staat vond, om dit overweegend genot van zaligheid zonder bezwyken te kunnen genieten. Ik schryf deezen, voor ik ter rust ga; want ik verlang hem zelf, voor gy deezen namiddag afryd, aan u te overhandigen. Ik blyf hier nog een paar dagen, ga dan naar Rotterdan; is het niet in het karakter van Minnaar, dan ten minsten in de waardigheid van een Vriend des huizes. Zo dra ik te Amsteldam | |
[pagina 17]
| |
koom, zal ik u bezoeken; maar ik denk eerst nog eens naar myn Heer van Sytsama te gaan, ten ware gy verkoos, met my dit uitstapje te doen. Vaarwel, myn waardste Leevend; met myn geheel hart teekene ik my
Uw Dienaar en Vriend,
j. renting. |
|