Historie van den heer Willem Leevend. Deel 7
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 327]
| |
Mevrouw, zeer waarde vriendin!De liefde, die gy uwen Broeder toedraagt; de achting, die ik voor uw braaf, uw gelukkig karakter heb; het genoegen, dat ik my zelf verschaf, door u eene aangenaame tyding te melden, werken te saam om my de pen te doen opneemen. ‘Willem Leevend verdient Chrisje Helder.’ Dit is eene waarheid, waar van myn Heer Helder volmaakt overtuigd is. Willem bemint Chrisje. Chrisje ziet uw Broeder met de onderscheidenste goedkeuring. Myne Tante de Vry is zo zeer op de zyde van Leevend..... Nu zult gy het gevolg kunnen opmaaken; en ik vleije my, dat myn Heer en Mevrouw Ryzig er niets tegen zullen hebben, dat de Dogter van myn Heer Helder de Zuster worde van die beide braave persoonen? De inliggende Brieven zullen u meerder lichts geeven, zo wel over uwen Broeder, als waar hy zich thans bevindt. Wees zo goed, en deel deszelfs inhoud mede aan Mevrouw, uwe Moeder; die ik nader zal schryven. Uwe Vriendin de Vry heeft | |
[pagina 328]
| |
my geschreeven, dat zy zo wel overtuigd was van uws Broeders braaf karakter, dat, indien Chrisje niet buiten staat gesteld ware om te kunnen kiezen, zy met genoegen zien zoude, dat die de Vrouw wierd van Leevend. ‘Laat ik dan maar zeggen, Santje, (zo schryft zy,) dat ik onder de aanmerkelyke Legaaten, die ik myne Nigt Chrisje hebbe toegedagt, ook haar het volgende perseel Legateer. De Heer Willem Leevend, thans Student, en zo ik voorzie, wel dra Compagnon van zynen Schoonbroeder. Evenwel, onder deeze voorwaarde, dat en myne Nigt, en haare Ouders volkomen genoegen neemen in dit gedeelte myner Testamentaire dispositie; zullende voornoemde jonge Dame, ook als dit zo niet ware, alle de voordeelen onverminderd genieten, die ik haar heb toegedagt.’ Dit artikel is, ziet gy, zo origineel, als de geheele Vrouw is. Myne Dogter en nog minder Leevend weeten iets met zekerheid van myn Heer Helders en myn oogmerk. Zy is ook volkomen onkundig van dit haar gelegateerde perseel. Ik vertrouw, dat gy, nu gy dit weet, aan myn oogmerk voldoen zult. Laat uwe Moeder my des ook het genoegen geeven, van dit alles nog voor zich zelf te houden. Ik wil Leevend geen meer hoop geeven; ik ken hem; hy zou zo véél en zulk een onverwagt geluk niet dragen kunnen; en waarom zal ik hem | |
[pagina 329]
| |
pynigen, door zyn verlangen aantevuuren, nu hy zeer waarschynlyk nog voor eerst niet te rug kan komen. Myn Zoon is in ongunstige omstandigheden; en zou een Vriend, als Willem is, zynen Vriend verlaaten; ook dan, als hy daar door te eerder gelukkig werd? Onmooglyk! Maar is het niet zeer natuurlyk, dat, indien hy wist, met wie hy gelukkig zal zyn, liefde en heevig verlangen hem zo sterk zullen aanzetten, dat hy zich alleen zal bepaalen op den afstand, waar door hy van Chrisje gescheiden blyft. Kan hy in zo een oproer van driften gelukkig zyn? Kan hy genieten? Deeze redenen zullen u zeker voldoen; want, ofschoon gy zelf, Mevrouw, zo hartstochtlyk niet zyt, zo stelt uw gezond oordeel u echter wél in staat, om te zien, wat een Willem Leevend moet lyden, indien hy nog niet geniet, en echter zeker is van dat geluk. Mooglyk zullen andere Vrouwen dit anders inzien maar ik bedrieg my zeer, indien ik in deezen niet uit den aart der dingen strikt redeneer. Zyne liefde voor myne Dogter is zo sterk als bestendig. Lees deeze periode in zynen Brief aan my. ‘Het noemen ook slegts van haaren naam doortrekt myne ziel met de innigste rillingen der zuiverste aller driften - der liefde. Wat is het my eene zaligheid, ook maar aan Chrisje te denken. Dit is het niet al! Myne geliefde Dogter onderscheidt uwen Broeder zo zeer, dat ik niet durf | |
[pagina 330]
| |
hoopen, haar gelukkig te zien met eenen anderen, - ook niet met eenen Renting, dien zy zo hoogacht. Chrisje heeft veel meer van haare Tante de Vry's familietrekken in haar gelaat, dan in haar hart. Hier komt by, dat uw Broeder nog jong genoeg is, om van staat te veranderen. Ik laat des voor myne Dogter twyfelagtig en van verre zo iets schemerenGa naar voetnoot(*). Zy moet het genoegen hebben van zelf te kunnen gissen; nu zy weet, dat haar Vader zo gunstig over Leevend denkt; en ik altoos omtrent hem dezelve blyf. Ik zal deezen eindigen: groet uw achtingwaarden Man hartlyk van my. Uwe Vriendin, myne begunstigde Everards, is volmaakt hersteld, en Moeder van een Meisje, zo lief en voordeelig, als men zoude kunnen wenschen. Van den Zomer hoop ik u, lieve Mevrouw Ryzig, by ons te zien op Beekenhof; ik verwagt dan meer en voor elkander bereekend gezelschap; immers, indien Willem met myn Zoon te rug zyn. Met achting en geneegenheid noeme ik my,
Uwe waare Vriendin,
suzanna helder, gebooren van beek. |
|