Historie van den heer Willem Leevend. Deel 7
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 282]
| |
Myn heer, zeer geachte vriend!De Heer Renting is wel en voorspoedig te rug gekomen. Hy heeft my niet verborgen, dat gy, ter liefde van uwen zieken Vriend, uwe reis naar Holland hebt uitgesteld; hoe zeer ook uw hart verlangt, om ons allen weder te zien. Ik zoude my kunnen onkundig houden van het zeer laakbaar gedrag, door mynen Zoon eenigen tyd gevolgd; maar vinde hierïn niets noodzaaklyks. Integendeel, hier door zoude ik de geleegenheid missen, om u recht te doen; dit stel ik my echter ten pligt. Uwe Vriendin, myne uitmuntende Vrouw, had my niets gezegd van de correspondentie, die zy met u op dit onderwerp hield; maar ik liet uw Vriend niet geheel buiten den kring myner oplettendheid voortloopen: van tyd tot tyd kreeg ik berichten, die wel gebrekkig waren, doch myne oogen openden omtrent de overgroote sommen, die hy zedert weinige maanden trok, en niet toereikten aan zyne uitgaaven. Er moest des een grondelooze kolk geöpend zyn, | |
[pagina 283]
| |
die alles verslond. Ik wist, dat hy geen driftig aanbidder van 't schoone zyn kon; hy verzamelde Beelden, Schilderyen, noch Zeldzaamheden. Zyn gezond oordeel had hem te wel gewaarschuwd, dat dit zyne zaak niet was. Wat zal ik zeggen? Daar moest iets zyn van die aart, als ik ontdekte. Vreest gy niet, myn braave Jongen, dat ik uw Vriend naar zyne eigene strenge beginzels zal oordeelen? Ik ken de goedheid van uw groot, uw gezond hart! Gy kent my ook te wel, om myne veräntwoording daaröver in twyffel te kunnen trekken? Zwakheid en waanwysheid, ingebeelde eigensterkte kunnen schromelyke verwarringen en ververwoestingen aanregten! Ik weet dit zéér wél: het verschoont hem ook grootlyks; maar hoe treft het my evenwel, dat de Zoon van eene Mevrouw Helder, - de bedillende Broeder eener Chrisje - de Vriend van eenen Leevend, het bespotlyk speeltuig eener verachtelyke Courtisane geworden is! Dat hy aan eene gerafineerde Coquette zyne onschuld, zyne gezondheid - en wat zyn dit schatten, waar by alle geldverspillingen beuzelagtig zyn, - heeft opgeöfferd. Hoe slegt moet zyn smaak, hoe woest moeten zyne zo ten ontyde opgeschreeuwde driften zyn! Moet myn Zoon buiten de leiding van zyn hart genieten kunnen? Ik zal thans geen gebruik tegen hem maaken van de kennis, die ik ook heb, van de | |
[pagina 284]
| |
onwaardige wys, waaröp hy u, zyn Vriend, in zeer ongelukkige omstandigheden bejegende. Dit heb ik zyner Moeder beloofd. Indien hy echter u voortaan niet eerbiedigt als zynen waardsten Vriend, dan zal ik zo gunstig niet over zyn hart oordeelen, als ik geneegen ben te doen. Ik ben ongemakkelyk op my zelf, om dat ik u niet wel beschouwd heb. Ik kende u niet, myn Heer Leevend; doch dit maakt my, in myne eigen oogen niet verschoonbaarder, dewyl ik verzuimd heb u te leeren kennen, waar toe ik alle geleegenheid had, die ik zoude hebben kunnen verlangen. Alle sterke geneegenheden bewolken ons oordeel, en vormen vooröordeelen, die niet ligt zyn afteleggen. Ik vreesde, dat myne Dogter beter konde oordeelen over de uitwendige bevalligheden van uwe persoon, dan over uwe meer weezenlyke verdiensten....... Ik had geene groote gedagten van vriendschap tusschen een Jongeling, als myn Vriend Willem, en een zo bekoorlyk Meisje, als Lotje Roulin. Hier ligt myne eerste aanleiding, om u onbillyk te handelen. En hoe veel er van zo ééne éérste aanleiding afhangt, weet gy. Zo ééne verwrikking kan alles by ons buiten zyne waare gedaante plaatzen.... Niet meer hier van voor tegenwoordig. Ik zie ook nu, dat ik te dikwyls een onvriendlyk Vader omtrent Chrisje geweest ben. Eene overdreevene liefde voor haar geluk deed my onbillyk zyn. | |
[pagina 285]
| |
Hoe konde ik anders het alleroprechtst Meisje ooit een oogenblik mistrouwd hebben! Hoe veel recht heeft zy niet op myne goedkeuring, zo wel als op myne tedere Vaderlyke liefde! ô Dat braaf beminlyk Meisje, hoe waardig is zy der opvoeding haarer Moeder. Ik bemin haar als de appel van myne oogen. Ik zie met iever uit naar de geleegenheid, om haar de sterkste proef te kunnen geeven van myne hoogste goedkeuring; - om eens aan alle haare verlangens te voldoen. Indien ik, ter bereiking deezer Vaderlyke oogmerken, u min of meer noodig mogt hebben, ik vertrouw, dat gy my in deezen uwe hulp niet zult weigeren: aan den invloed, dien gy op myne Dogter hebt, had ik gaarn ook deeze verpligting. Ik hoop, dat myn Zoons ziekte u niet al te lang van ons zal verwyderd houden. Gy wordt, ook te Rotterdam, met verlangen te rug gewagt. Uwe Vriendin, de beminlyke Mevrouw Everards, was altoos zulk eene ieverige behartigster uwer zaak, dat zy wel eene eerste visite van u verdient. Uwe waardige Vriendin Belcour vermeerdert thans, door haar onschatbaar byzyn, ons huisselyk stil geluk. Myne achting voor haar is grooter, dan ik zeggen kan; doch ik meen echter, dat gy de haare volkomen waardig zyt. Myne Vrouw zult gy dezelfde vinden. Haar volmaakt karakter laat geene veranderingen toe; altoos bestiert haar oordeel haar hart. Uwe Vriendin Chrisje, zo wel als | |
[pagina 286]
| |
uw Vriend Renting, zien u met blydschap te gemoet, en ik kan nooit aan u denken, dan zo als een Man denkt aan een veelbeloovend jongen Vriend; laat dit u genoeg zyn. Groet mynen Zoon, en geloof, dat gy al de achting hebt van
Uwen Vriend,
constantyn helder. |
|