Historie van den heer Willem Leevend. Deel 7
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Hoogstge-eerde, tedergeliefde mevrouw!Mag ik myne oogen gelooven? - Een Brief van uwe waarde hand - aan my! Hoe ben ik toch zo buiten staat, om dien te beantwoorden! Ik poog dit vergeefsch! Voel ik ook hier toe te sterk al het gewigt van deeze gunst? Myn geheel leven zal van myne dankbaarheid getuigen; van mynen iever, om uwe goedkeuring te behouden. Ik heb uwe bevelen slegts te ontvangen, om die, uit liefde voor u, optevolgen. Mogt ik, op uwe waarde hand gebogen, myne ontroerende traanen daar op storten! ... Mogt de Heer Helder my eens beter kennen! .. Mogt - maar ik huiver voor de grootheid myner wenschen. Is het waar, Mevrouw, heeft myne altoos beminde Vriendin, Chrisje, haaren Vriend, haaren speelnoot Willem, niet ten eenenmaale vergeeten? Vergun my, Mevrouw, dat ik u iets van veel meer belang voor u mededeele. Ik heb het geluk gehad van mynen waarden Helder, te ***, | |
[pagina 232]
| |
een klein Landsteedje, wat van den gewoonen weg liggende, te vinden. Laat het u, Mevrouw, niet verwonderen, dat uw Zoon zelf niet schryft. Dit schynbaar verzuim wordt veroorzaakt door zwaare koortzen, die hem dit onmooglyk maaken. Ik ben geresolveerd, om mynen Vriend zo lang by te blyven, tot dat wy beiden de reis naar Holland kunnen voortzetten. Eerst was myn oogmerk, om in gezelschap van den Heer Renting die reis te doen. Dit is nu zo niet. De pligten der vriendschap zyn te aangenaam voor myn hart, om die niet op de meest mogelyk volkomenste wys uitteoefenen. Myne ziel beeft wél in my van verlangen, om myne tedergeliefde Moeder, myne lieve Zuster, alle myne Vrienden - myne waarde Juffrouw Belcour weder te zien; maar dit verlangen moet uitgesteld worden. Valt hier nu iets opteofferen; en dat voel ik maar al te zéér; ik heb ook met een de ongezogte geleegenheid, om u, Mevrouw, te overtuigen, dat ik niet geheel vreemd ben van die innerlyke sterkte, welke gy wel eens het karakteriseerende eener ziel noemt, die niet dulden kan, onder het gros geteld te moeten worden. Dierbaare Mevrouw Helder, hoe vereert, hoe verrukt my het belang, dat gy in my neemt! Hoe wel deed gy, een Paket, my toebehoorend, te ontzegelen. Lees dat alles.... Ach, Mevrouw! kon ik u dus in myn hart laaten leezen! Trouwens, | |
[pagina 233]
| |
dit deed gy altoos. Vol gebreken is uw Willem, maar gevoelig, oprecht: dit moet u hoop geeven, dat hy eens zo worden zal, als gy den Zoon uwer Vriendin wenscht te zien. Hoe acht ik den Heer Renting! Hoe gaarn ware ik met hem thuis gekomen, om myne dierbaare Moeder te omhelzen, om vergeeving voor myne dwaasheden van haar aftesmeeken; om myne lieve Zuster te zien, om myne - Chrisje - Lees het niet, Mevrouw! 't is overyling..... De Heer Renting.... Ik moet de pen nederleggen. Ook slegts het schryven van haar naam doortrekt myn hart met de innigste rillingen der zuiverste aller driften - der liefde. Liefde, zo schaars bekend! zo zeer ontheiligd! Wat is het voor my eene zaligheid, ook maar aan myne Chrisje te denken! Hoe gerust is dan myn hart, hoe getuchtigd myne driften, hoe gehoorzaam myne liefde! Wanneer ik haar verbeelde naast u te zitten, by haare Vriendin te zien, zo blymoedig, gerust, gelukkig; ô dan dryven er de heiligste aandoeningen over myn hart; dan vloeijen myne oogen over van de stille traanen der weltevreedenheid. Nog een woord over uwen Zoon. Ik zal hem van hier, daar hy niet blyven moet, op de beste wys naar *** transporteeren; en my, ten dien einde, voorzien van eene zeer goede welgesloten reiskoets, die men hier uit de naaste stad wel zal | |
[pagina 234]
| |
toezenden. Hoe verheuge ik my te kunnen toonen, dat myn hart niet loslaat, daar het eens waarlyk gehecht heeft. Men gelooft te ligt, dat heevige neigingen niet zeer duurzaam zyn kunnen; dat zy zich zelf oplossen, in schaduwen wegdryven: dit is niet by allen zo; althans geheel buiten myne wys van doen. Eene koortzige hitte is onbestendig, maar de aanhoudende levenswarmte getuigt best van onze gezondheid. Ik heb u, Mevrouw, zo veel te schryven, dat dit juist de oorzaak is, waarom ik dit nu niet onderneem. Hoe kan ik, in eenen Brief, over myne waarde Gravin van B *** spreeken, of over zo veele, daarop betrekkelyke, voorvallen? De gelukkige tyd nadert, waarïn ik de eere zal hebben, dit alles mondeling te doen. Heeft Mevrouw Helder wel ooit geloofd, dat haar begunstigde Willem zich ook het allerminste te verwyten had omtrent eene deugdzaame, allerbeminlykste Lotje Roulin? Heeft zy niet veel meer gevreest, dat ik met zulke onbedwingbaare driften, met zulk eene aandoenlyke ziel, onmooglyk gelukkig konde zyn! Gy, Mevrouw, waart overtuigd, dat de rust en kalmte, die groote schatten voor een weldenkend Mensch, niet gevonden konden worden, in eeren geest, die door hartschtochten en verlangens, gelyk was aan eene onstuimige zee, alle oogenblikken overrompeld door geweldig opzettende golven. | |
[pagina 235]
| |
Met gevoelens van eerbied, die men maar omtrent weinig menschen hebben kan, teekene ik my
Uw ootmoedigen Dienaar, en liefhebbenden,
w. leevend.
P.S. Mag Willem zyne Chrisje niet eenmaal groeten? Mag, moet het niet zyn? Lieve Mevrouw Helder! |
|