Historie van den heer Willem Leevend. Deel 7
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
Myne dierbaarste vriendin!Gy zult my niet weder zien! - Zeg het niet! ô Zeg het niet! Ik heb óók een dankbaar, een liefhebbend, een vuurig, een u aanbiddend hart! Dat hart weigert u thans te gehoorzamen. Morgen ben ik by u. Geen tegenbevel kan my ter hand komen. Ik volg den goeden kamerdienaar onmiddelyk na. Ik ben geen bloodaart; maar is voorzigtigheid onbestaanbaar met moed? De eerlyke Man heeft my myne bede ingewilligd. Ik heb hem met traanen gebeden, my te rug te neemen. Nog eenmaal moet ik het voor my zo heilig, door u bewoond verblyf, intreeden. Ik zie alles, wat gy my in den uwen verbergt... Wraak daale met 's Hemels donder op den snooden! Het raakt u! ..... Meer behoeft er niet, om my woedend te maaken! gy kunt niet beledigd worden; ik weet het; maar dit is niet genoeg. Myn gelaat betrekt door verachting voor den booswicht, wie hy zyn moge! Morgen, morgen, ô myne Zusterlyke Vriendin, zie ik u! Alles staat | |
[pagina 191]
| |
aan u; maar ik kan, ik wil niet vertrekken, voor ik u, op uwe hand gebogen, vaarwel gezegd heb. Nu zal men my niet overvallen. Wee hem, die het beproefde! Tusschen hem, en de dood zal maar eene schrede zyn. Ik weet, wat ik uwe eer, en myne veiligheid verpligt ben. Vertrouw daar op. Ik moet u zien: ik redeneer daar niet meer over. Niet altoos zal de Boosheid zegevieren.
w. leevend. | |
Billet.Wees niet roekeloos! Mooglyk slaapt de verrader. Spaar my, zo gy myn Vriend zyt. Hy, die u dit Billet brengt, zal u de noodige berichten en hulp geeven. Een paar oogenblikken zal ik u zien. Uwe vriendschap roert my; maar uw voorneemen keur ik ten sterksten af. Wat baat het? Uw onbuigzaame geest is onverzetlyk, en duldt geene teleurstellingen.
h. v. b. ***. |
|