Historie van den heer Willem Leevend. Deel 7
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
Van Mevrouw S. Helder.Het komt my voor, en dat wel na veel overdenkens, dat de liefde, indien zy door de voorzichtigheid bestierd wordt, een goed is; maar een kwaad wordt onder de verdervende hand der dwaasheid. Zy wordt, in een reeds bedorven hart, een kiem van allerleie wanbedryven. Het is een vuur, dat ons verheugt en verwarmt; of het wordt een fakkel, die eene geheele stad tot een puinhoop wegbrandt. De liefde verheft een edel karakter tot de hoogste peil van menschelyke volkomenheid. Wat hebbe men dan niet te hoopen, niet te vreezen van eene drift, die de ziel zo geweldig beroert, dat zy die wel eens, tegen haaren verzwakten wil aan, uit haar rustpunt schokt! De liefde is zo duidelyk niet te beschryven, dan wel te ondervinden. Haare oorsprong | |
[pagina 43]
| |
is meermaal onbekender, dan haare uitwerkzels verbaazend en sterk in 't oog vallende zyn. Zy geeft ons eenige gelukkige oogenblikken, maar veroorzaakt duizend verdrietlykheden. Verbrak zy ook nimmer de banden der natuur, der vriendschap! Offerde men niet alles op aan het Beminde, dat voor ons de geheele Schepping kan doen verdwynen! Ik ben de Vriendin myner Sex; ik neem belang in alle Meisjes: myne Chrisje kan mooglyk dit blad eens aan haare byzondere goede bekenden voorleezen. Voor u, Meisjes, schryf ik het ... Er is een tydkring, waar in de aangenaamheden en smarten der liefde u even onbekend zyn. Hoe rasch vervliegen deeze gelukkige dagen, en zy keeren niet weder! Dan zyn alle onze vermaaken, onze bezigheden, onze uitzichten, onze wenschen, onze verlangens kinderlyk, onnozel, zuiver, onberouwelyk; gy weet het by ondervinding; dan zyt gy zo gelukkig, dat gy zelf niet vermoeden kunt, of er nog iets anders te genieten zyn zoude. Gy zyt gelukkig in uwe spelletjes, in uwe speelmakkertjes, in de liefde uwer Ouders, en in de goedkeuring uwer onderwyzers. Dan klopt uw klein hartje zo gerust; dan zien uwe heldere oogen zo gerust, zo vrolyk om u heen. Uwe kindsheid verdwynt; de opluikende jeugd brengt u, uit het stille ryke der weltevreedenheid, in de | |
[pagina 44]
| |
gewesten der oproerige heevige driften. Weldra bewolken uwe denkbeelden; zy zyn niet meer zo geregeld. Dikwyls is uw geest onthutst: uw hart zucht - waarom zucht uw hart? Dit is nog een raadzel; dat zuchten is u evenwel aangenaam. Het geval brengt u by een voorwerp. Gy ziet het met geheel andere oogen, gy hecht er u aan; zyn afzyn is u verdrietig; zyn byzyn behaagt u. Dit alles is nieuw voor u; en de oorzaak? die is u nog onbekend. Bestreeden door verlangen, door vrees, door hoop; vermoeid door eene steeds toeneemende rusteloosheid, verliest gy u zelf in uwe gedagten. Alle de overige vermogens van uwen geest staan stil; en, ongelukkig! uwe rust is niet meer in uwe magt. De getrouwe Leidsman, zo gy die immer hebt, de oprechtste Vriendin, vinden doorgaans hunne zorgvuldigheid, hunne lessen beloond met uwe koelheid. Weest dan zelf op uwe hoede. De eerlykste Man kan zich vergeeten; en de ondankbaare is niet altoos de gehaate, de verachte Minnaar. Wy, Vrouwen, hebben in onze natuur eenen schat van tederheid en gevoeligheden, die maar te veel door de dagelyksche wys van opvoeden vermeerderd wordt. De meeste Mannen zyn vleijers. Wat wordt men gemaklyk overtuigd van iets, 't welk wy zo gaarn willen gelooven! Indien gy dan in de waereld treedt, met geen andere gids, dan een aandoenlyk hart, en eene ster- | |
[pagina 45]
| |
ke verbeelding, loopt gy dan geen gevaar, om het offer te worden van vleijers, bedrog, drift en ongestadigheid? De overgang van goedkeuring tot liefde is dikwyls hairfyn - onmerkbaar. De begunstigde Minnaar verliest zyn eigen belang nooit uit het oog; hy ziet wel rasch, hoe veel hy op uw hart gewonnen heeft. Zo dra hy maar weet, dat hy behaagt, weet hy genoeg; hy ziet nu maar naar eene geleegenheid, om die kennis tot zyn vermaak aanteleggen. Er is eene stelling, even valsch en even gevaarlyk, als die: de hervormde Lichtmis wordt de beste Man. Zy is uitgevonden door verraschte deugd, of door de toomelooste wellust; deeze: men kan niet beminnen, zonder zwak te zyn. Zy is eene der Grondregels, die u in de onzedelyke morale der Operaas geleerd, op de aller-verleidendste wys geleerd wordt. Vertrouw hem niet, die u de liefde beschryft als eene drift, waar aan men, zal men gelukkig zyn, alles - alles moet opöfferen. En nu, lieve Meisjes, ben ik ter plaats, daar ik u eenige onaangenaame waarheden zal dienen te zeggen; het spyt my, maar is het myn schuld? En zo niet.... - Wie zyn nu meestäl uwe lievelingen; wie beroemen zich onder elkander, dat zy u niet onverbidlyk vinden? - Het zyn die verachtelyke knaapen, die zelf by het beter gedeelte hunner | |
[pagina 46]
| |
Sex als lichtmissen geschuwd, of als zotten uitgelachen worden. Niets beduidende Jongens, die al hunne verdiensten by een snyder en pruikmaaker opdoen; die alleen elkander copieeren; veel te gek, om zelf in dwaasheden origineel te kunnen zyn. Wat praaten zy? eenige sterk in de Mode zynde woorden, galante lafheden, onverstaanbaare babbeltaal. Zy zwetzen (mooglyk om zich by u aanzien te geeven!) op gunsten, die zy nooit ontfingen, en verhaalen u dat met nog zo veel armzalig vernuft, als zy by elkander kunnen haalen! En voor zulke niets beduidende gekskappen, versmaadt gy een eerlyk verstandig Man, die u hartlyk lief heeft? Dit zyn de Mannetjes van de Mode. Meisjes! Meisjes! Laat ik u nog iets in vertrouwen zeggen. Als uwe zinnen sterk spreeken, dan zwygt niet slegts uwe rede, maar uw hart voelt eigenlyk niets, het ondervindt niets; en kan eene Vrouw dan by mooglykheid gelukkig zyn? Liefde is des zonder vriendschap onbestendig; eene gevaarlyke badinage, die van haar doeleinde afdwaalt. Dat doeleinde is het Huwlyk. Wy zyn allen tot dien staat als menschen geroepen. Overal, waar goede zeeden heerschen, en waar men uitzichten heeft om te bestaan, trouwt men. Het is een aangenaam juk, waar tegen men niet ongestraft aanwerkt. Wat moet men dan denken van die eigenzinnige Menschen, die het Huwlyk haa- | |
[pagina 47]
| |
ten, en zich niet ontzien, om het tot een voorwerp van onbetaamelyke spotterny te maaken? Oude Lichtmissen spreeken altoos met kleinachting van de Vrouwen. De reden is wel te vinden: zie maar, in welk gezelschap zy hunne jeugd versleeten hebben; en daar is geen stof om zich te verwonderen. Men spreekt onder losbandige Jongelingen van het Huwlyk, als van een staat, waar in ontrouw en wansmaak moeten heerschen. Kleine armhartige vernuften, en zeer bedorven groote geesten, stellen het Huwlyk even belachlyk voor, als den Godsdienst: wat bewyst het, dan hunne eigen verachtlykheid? De liefde voor een voorwerp, waar voor ons hart niet spreekt, is gelyk aan eene koortshitte; de liefde voor een braaf, ons beminnend Man, is gelyk aan die gezonde levenswarmte, die van onze goede gesteldheid getuigt. Men vindt by u, Meisjes, minder versmaadsters van het Huwlyk. Bloozend en met neêrgeslagen oogen, hoort gy van die verbintenis spreeken. Alle Meisjes zyn maar niet geschikt, om zeer lang gelukkige en beminde Vrouwen te blyven. Om een gelukkig Huwlyk te vormen, moet men twee zaaken in acht neemen; men moet letten op den Man, dien men neemt, en overweegen, hoe men zich best zal gedragen in het Huwlyk met dien Man. Twee Menschen, die niets met elkander gelyk hebben, dan staat en rykdommen, hoe zeer zy | |
[pagina 48]
| |
ook voor elkander schynen ingenoomen, kunnen geen duurzaam geluk verwagten; ook niet, al blyven zy al hun leven in dien overvloed. Dit zyn voordeelen, die men niet geheel moet verwerpen, ook niet geheel ten doeleinde stellen. Het karacter, de inborst, de zeeden moeten overwoogen worden. Een wel opgevoed Meisje, die een fonds van gezond oordeel heeft, is weldra afkeerig van eenen Man, die alleen zich wel weet te kleden, een fyn vel, fraaije tanden, en veel petits airs heeft; die een Babbelaar is, en maar nergens figuur maakt, dan in eene Loge of op eene Dansparty; met één woord, een Man Plus Fille que sa Soeur. Zo eene Vrouw kwynt weg in de armen van een zot; of beklaagt zich te regt, dat hy, dien zy onderdanig zyn moet, noch moed, noch verstand heeft, om zyn recht te handhaaven; anderen zyn zeer ryk, en echter zeer ongelukkig. Indien gy nu, lieve Meisjes, zelf hebt willen kiezen, en uw gebrek van ondervinding niet hebt laaten vergoeden door het verstand van anderen, die u kennen, en belang in u neemen, dan ziet gy u verpligt, om uw lot in 't verborgen te beweenen. Gy zelf hebt u over niemand, dan over u zelf te beklagen. | |
[pagina 49]
| |
De groote Wet, die alle getrouwde jonge Lieden behoorden waar te neemen, is deeze. Na dat het verbond gesloten is, moet men niet meer naar gebreken, van wat aart ook, angstvallig zoeken. Die tyd is voorby. Toegeeflykheid moet nu de plaats van onderzoek vervullen. Vindt gy fouten, die gy niet verwagtte; gy zult ook deugden vinden, die gy niet vermoedde. Alles is en blyft onvolmaakt: dit karakteriseert alle persoonen en zaaken. Zo gy niet te zeer verblind zyt doorliefde, zult gy in dit opzicht minder te leur gesteld worden. Weest des voorzichtig. Laat u niet misleiden. Onze jonge verliefden, ook ter goeder trouw verliefden, zyn gelyk aan Pigmalion. Elk vormt zyn eigen Beeld, daar hy, waarlyk verrukt, voor nedervalt. Laat zyne verbeelding maar weder op het juiste punt gedaald zyn, dan ziet hy zeer veel onvolkomens; hy klaagt over gebrek aan bevalligheden. Gy, Meisjes, blyft echter dezelfden; en men hebbe u wel eens niets te verwyten dan onvolkomenheden, die in uwe natuur als Mensch gegrond zyn. Nog een woord in vertrouwen. Vergt niet, dat de liefde van uwen Man al het vuur, al de levendigheid der eerste dagen behouden moet; verwyt hem nooit, dat hy u niet meer bemint: zwygt, zo gy geraden wilt zyn. Gy blyft de beminde Vrouw, maar de dronkenschap der verrukking is uit: zo hebben Rede en Natuur be- | |
[pagina 50]
| |
sloten, dat het zyn zoude. Vergt des het onmogelyke niet. Die kalmte, waar over gy u ontrust, wordt de bron eener Huisselyke gelukzaligheid, eener tedere vriendschap, waar van de ondervinding u alleen een denkbeeld geeven kan. Zy is bestendig: de tyd, die de liefde verzwakt, en moet verzwakken, versterkt de vriendschap. De bezitting verflauwt de verlangens der liefde; maar hoe meer men ontfangt van een Vriend - (eene Vriendin,) hoe naauwer ons hart met het zyne (met het haare) verëenigd wordt; drift heeft niet het minste uitstaan met de vriendschap: gy zult my nu verstaan, denk ik. De behoeftens der vriendschap blyven altoos; zy zyn in het welgeplaatst welgevormd hart gegrond. Tyd noch omstandigheden kunnen die doen ophouden. Onze Sexe heeft natuurlyk meer fyn verstand, meer doorzicht, ja meer neiging tot overdenken, dan men voorgeeft te gelooven; wy zyn, door de delicatesse onzer gesteldheid zelf, meer geschikt, om zeer vaste indrukzels te ontfangen; met welneemen van myn Vriend Pope, die anders beweert:
Most women have no karacters at al.
Matter too soft a lasting mark to bear,
And best distinguish'd by blak, brouw, or fair.
De Vrouwen hebben eene wonderbaare begaaftheid om iets wél te bevatten. De welspreekend- | |
[pagina 51]
| |
heid schynt ons deel te zyn. Onze rype, buigzaame stemmen, onze eigen overtuiging vermogen véél. Ook over beuzelagtige, drooge onderwerpen, spreiden wy nog iets aangenaams. Vergeet niet, dat gy deeze begaaftheid bezit; zy zal u dikwyls te pas komen - wanneer gy huislyk leeft met uwen Man. Hy heeft, indien hy waarlyk een Man en geen Beuzelaar is, zekere hardigheid, die hem eigen is, en die in alles, wat hy doet, doorstraalt. Hy wil altoos als meesterspreeken; is 't wonder, dat hy zelden overtuigt? Hy is doordrongen van zyne meerderheid. Hy wil gehoorzaamd zyn. Hier is het scheidmerk der Sexen. Als gy, Meisjes, wilt onderwyzen, verbeteren, dan bedient gy u van bevalligheden, die onweerstaanbaar zyn. Zo gy belachlykheden of fouten afkeurt, dan nog doet gy het zonder bitsheid; gy ontziet hunne ligtgeraaktheid; gy schynt alléén te willen verbeteren, om beminlyker te maaken; gy laat de belooning evenwel maar in 't verschiet blikken; gy onderwyst, zonder den hoogmoed te kwetzen. Echtgenooten, die elkander achten en beminnen, zoeken steeds elkander te behagen. Niets is gelyk aan hun geluk. Zy smaaken de genietingen der zinnen, de genoegens der reden, en bereiken des het toppunt der Menschelyke gelukzaligheden. Er behoort waarlyk veel toe, om deeze vriendschap, na een genot van veele jaaren, nog teder | |
[pagina 52]
| |
en belangryk te houden. Maar wy, Vrouwen, krygen ook met de jaaren zekere gezetheid, zekere wezenlykheid, die ons jong zynde ontbreekt, en die ons in staat stelt, om ons te hechten aan iets, dat ons waardig is. In onze jeugd hebben wy maar te veel van dat volage, 't welk ons belet ons by iets te bepaalen; de eerste jeugd moet verdweenen zyn, voor wy ons in staat bevinden om het genoegen te smaaken, dat er ligt in alleen te zyn, met dien die wy beminnen. Ik hebbe opgemerkt, dat de beste Menschen het best voor het Huwlyk bereekend zyn. Men moet veel verstand en veel goedaartigheid hebben, om in het Huwlyk zeer gelukkig te kunnen zyn. De mededeeling van denkbeelden, en het onderscheiden belang, veröorzaaken maar te dikwyls verdeeldheden. Kleine verstanden geeven zo gaarn hun wil voor eene wet; kibbelen over niets, en zyn oorzaak, dat de eensgezindheid de vlugt neemt. Hoe grooter nu het verschil in aart, in opvoeding, in zeeden, in begrippen zyn, des te veelvuldiger zyn de geleegenheden tot verschil en twist; en zulke schokken zyn eene volmaakte overeenkomst zelden nuttig. Veele getrouwde Lieden scheppen een laag vermaak in elkander te vernederen. De beminde is naauwlyks Vrouw, of zy, in plaats van zich behaaglyker te maaken, verwaarloost zelf de uiterlyke betaamlykheid. Zo hoorde ik eens eene jonge Vrouw zeggen: ik speel | |
[pagina 53]
| |
of zing niet meer na myn trouwen; en ik wist echter zeer zeker, dat zy daar door niets verzuimde. De Minnaar, Man geworden, handelt als meester; hy wil niet eens de moeite neemen, om zyne gebreken te bedekken. Moeilyk is het dan voor de liefde, zy, die altoos zekere keurigheid verkiest, om niet haastig de vlugt te neemen, en niet weder te keeren. Die onuitputtelyke bron van gevoeligheid, waar van ik reeds sprak, eischt, ô Meisjes, uwe grootste oplettenheid. Zy wordt de oorspronk van uwe allerfynste en hartlykste genoegens, maar ook even zeker de oorsprong der allergrievendste verdrieten. Wy worden allen, uit onzen aart, door de gevoeligheid bezield; door haar werken wy; door haar denken wy: zy wordt met ons gebooren; zy leeft, zy sterft met ons; zy geeft ons alle onze deugden, alle onze gebreken. Wat ook de Losbandigheid, de Huwlyks-haaters, en de Coquetterie mogen zeggen, het gezond oordeel, en de kenner der Menschelyke Natuur, weet zeer zeker, dat een welgesloten Huwlyk tusschen twee jonge, verstandige, goedaartige Menschen, een der minst feilende middelen behelst, om hier aanvangelyk gelukkig te leeven; en hoe veel invloeds dit geluk heeft en hebben moet op eenen toekomenden staat van gelukzaligheid, zal ik hier ter plaatze niet aantoonen. Ik heb alleen eenige gedagten op het papier gezet, over de Liefde en over het Huwlyk. |
|