Historie van den heer Willem Leevend. Deel 7
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Lieve Veldenaar!Om myner oprechtheid zelve, indien ik by u eenige vergeeving zoude behoeven, moet gy my vergeeven, dat ik zo verheugd ben over het geen ik u ga mededeelen. Als dat afgedaan is, zal ik uwen waardigen, leerzaamen, voor my zo noodigen Brief poogen te beantwoorden. Weet dan, lieve, dat ik met mynen Vader een gesprek gehad heb, van den volgenden inhoud. [Juffrouw Helder deelt vervolgens dat gesprek mede, het geen de Leezer in den Brief van den Heer Helder aan Juffrouw Belcour zal zien; dan herhaalt zy nog eens deeze woorden.] ‘Indien hy u verdient, zal hy in my geen afkeurder vinden: zo hy deugdzaam is, dan kunt, dan zult gy met hem gelukkig zyn.’ Ja, myne waardste, dit heeft myn Vader my gezegd. ‘Mooglyk houdt de Man zich zo wel verzeekerd van Leevends slegt karakter, zult gy zeggen, dat hy even min waagt met dit te belooven, als gy met te zeggen, dat, zo hy uwer onwaardig is, hy u nooit zal bezitten.’ Neen, | |
[pagina 37]
| |
Coosje! Ik ken myn lieven Vader; zyn gelaat teekent altoos zo sterk; ik zag hem zo oplettend aan. Hy meende zeer zeker, 't geen hy zeide. Meer heb ik niet verlangd. Gy weet het. Voor u, myne Vriendin, heb ik ook zelf myne zwakheden nooit verborgen. Nu laat ik alles aan den tyd bevolen: ik heb geene de minste hoe flaauwe begeerte, om van staat te veranderen. Als myn lieve Willem maar in de gunst myns Vaders hersteld wordt, is alles voor eerst wel. Ik onderzoek niet eens, of onze Mevrouw Everards, of gy gelyk hadden, als gy zeide: ‘dat hy my zoude bemind hebben, indien hy gedurft had.’ Dit alles laat ik aan zyne plaats. Het intresseert my niet, ten zy ik overtuigd ben, dat hy my door deeze onderscheiding eere aandoet; en dit kan hy niet doen, indien hy, 'k zwyg van een slegt - een twyfelagtig karakter heeft. Dit is waar, ik bemin hem, als den eenigen Jongeling, dien ik zoude kiezen, indien ik kiezen moest; en hy my overtuigde, dat hy my beminde als de eenige, met wie hy gelukkig zoude zyn. Het schynt nog een geheim te weezen, waar hy zich bevindt. Dit zy zo. Ik voor my houde my zo verzeekerd van zyne braafheid, dat myne ongerustheid zelf daar door zeer vermindert. Alle peinsagtige overdenkingen zyn door het gezegde van myn lieven Vader geheel weggenoomen. Myn geheel hart heft zig op, breidt zich uit in genoegen: Alles is licht, alles is rust! | |
[pagina 38]
| |
Myne uitmuntende Mama is een weinig onpasselyk geweest. Het kwam haar onverwagt aan: ik kan echter niet zeggen, dat er iets voorviel, dat daar aanleidelyk toe was. Evenwel! maar neen, ik kan niets vinden. Eerst dagt ik, dat Pauwtje iets deerde, en dat men dit voor my verborg: doch myn Vader heeft my eenen Brief getoond, die ons doet zien, dat hy zeer wel en zeer vergenoegd is. Is het niet een weinig vreemd, dat myne Mama iets zo zeer zoude treffen, dat zy daar door ziek wierd? Gy kent de gezondheid haarer ziel; gy weet, hoe zy door een zeer maatig, zeer geregeld, zeer gerust leven, byna boven het bereik is van die duizend lastige ongenoemde ongesteldheden, die de vrugten zyn van eene hedendaagsche levenswys? Ach, Coosje! wat zou de waereld, wat zou myn leven zyn, indien ik haar verloor? Machinaal leidde ik daar de pen neer, en wrong ik myne handen! Gy ziet, dat ik nog niet uit den grond hersteld ben; o myn hart! wat beeft het op het denkbeeld - maar laat ik uwen Brief beantwoorden. Kon myne achting voor het verstand en deugd uwer Moeder toeneemen, het gesprek, my in uwen Brief afgeschreeven, zoude hier toe ten vollen ingericht zyn. Byzonder smaakt my dat zeggen: ‘uwe deugden zelf zyn dan maar gevoeligheden; hoe veel deel zal uw zenuwgestel daar | |
[pagina 39]
| |
in hebben!’ Dit treft my ontzachlyk. Ja, myne Vriendin, eene deugd, die eigenlyk by ons temperament is, en niet rust op vaste, onveranderlyke, zedelyke, en derhalven Godsdienstige gronden, is zeer broos, kan geen sterken weêrstand bieden, maar ontglipt ons dra, als de verzoeking heevig aanbindt. Hierom, dunkt my, is het ook waar, dat de liefde, of 't geen men zo noemt, (want het woord liefde en fatsoen wordt beide even zeer misbruikt in de samenleeving,) meest altoos in eene hedendaagsche, ordinaire Vrouw eene ondeugd is, en dat zy by een waarlyk deugdzaam weldenkend Meisje de oorzaak wordt van die schoone verlocheningen, die het hart, terwyl het al de smarte daar van gevoelt, echter volvaardig uitvoert. Wat vermag de liefde niet by haar, die alleen uit temperament deugdzaam is; en niets weet van die heilige wet: ‘heb eerbied voor u zelf, om dat gy een mensch zyt!’ ‘Mooglyk, zegt gy, van onze vriendschap spreekende, is zy ook wel een weinig eigenzinnig.’ Eene vraag! Is het eigenzinnigheid in my, dat ik, van twee of meer gezonde smaakelyke vrugten, my by die houde, die my het aangenaamste is? Ik gun een ander druiven, ik voor my verkies perziken; waar is het eigenzinnige? Is eigenzinnigheid niet iets, 't welk ik doe of laat, kies of verwerp, om dat het my op dat | |
[pagina 40]
| |
tempo zo in 't hoofd komt? Is het iets anders, dan myn my onbetwistbaare smaak, die my myne Perzik doet verkiezen boven alle andere vrugten? Over dit stuk zoude ik gaarn Mevrouw Ryzig eens in haar trant hooren. Mama zegt, dat zy eene uitzondering op den grooten regel is, want dat zy zo veel vrolyk verstand, als waar vernuft bezit. Uw medelyden met den waarden Renting kan u niet ten onëere strekken. Evenwel, ik geloof, dat de liefde, die hy voor my heeft, indien het eens gedecideerd is, dat Leevend myn 's Vaders achting waardig bleef, hoe zeer de waarschynlykheid ook tegen hem zy, hem zeer wel in staat zal stellen, om van my afstand te doen. Hy zal als dan dien afstand voor eenen onvermydelyken pligt houden, en hy is een deugdzaam, een Godsdienstig Man. 't Is waar, hy zal met my als dan niet gelukkig zyn; maar, ken ik hem wel, dan zal de bewustheid, dat hy my zo heeft willen maaken, alles opweegen. Hy zal gelukkig zyn in zyne eigen meerderheid, in myne vriendschap, in myne achting, in de dankbaarheid, in het vertrouwen van eenen Jongeling, die my dan dierbaar zyn mag. Over het veel praaten - gy noemt het spraakzaam zyn, kunnen wy het nog niet eens worden. Neen, lieve, gy kent den kring niet, waar in wy, Dames van fatsoen, (dat is, van veel geld,) | |
[pagina 41]
| |
omdraaijen! Onze Saletvriendinnen zyn Dames, naar wier byzondere goedkeuring ik niet kan verlangen. Zy beminnen noch eenige nuttige bezigheden, noch het leezen van een goed boek; zy zyn of buitenspoorig woelig, of zeer traag en vadzig: zy verveelen zich zelf, en om die reden zoeken zy gezelschap. Nog eens dan, gezeegend zy de gedagtenis van dien grooten Man, die het ombren heeft uitgevonden. Wat verlangen wy naar gunstige berichten nopens den staat der gezondheid van uwe geliefde Moeder! Indien het u mooglyk is, schryf eens omstandig, hoe alles by u is; en of uw Vriend nog niet geretourneerd is. Mevrouw Everards is volmaakt hersteld. Ik ben altoos
de Uwe,
c. helder.
P.S. Hier nevens eene Copy van het verzogte geschrift. |
|