Historie van den heer Willem Leevend. Deel 6
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 307]
| |
Zeer geliefde vriendin!Reeds heb ik aan de braave Moeder van onzen jongen Vriend gemeld, het geen haar zo zeer zal verblyden: woorden zyn niet toereikend, om u myne erkentenisse voor alle uwe minzaamheden te betoonen. En thans heb ik naauwlyks tyds genoeg, om u te verzoeken, dat gy my uwen Brief aan Leevend gelieft toe te zenden; nevens een vry groot couvert met uwe hand geschreeven: ik wagt uit Amsteldam veele Brieven voor hem; en maak dat op uit eenen Brief, die zyne Zuster onlangs schreef aan haare Vriendin, Mevrouw Everards: ik zal zeker niet in gebreken blyven, om er een weinig regelen by te voegen. Tot nu toe heb ik over Leevend met myn Heer Helder niet gesprooken; ik wilde eerst weeten, waar hy was, en in welke omstandigheden. Nu zal ik daar toe de eerste gunstige geleegenheid waarneemen; en twyffel niet, of zal myn oogmerk bereiken. Wy zyn reeds in de Stad gekomen; minder om het verloopen saisoen, dan wel om de aanstaande Bevalling | |
[pagina 308]
| |
eener jonge Vrouw, die ik met tederheid bemin, en zich zeer gelukkig acht, om dat ik den pligt van Moeder omtrent haar met het uiterste genoegen waarneem. Zy is de beminlyke Vrouw van den Heer Everards, eene zeer yverige en oude Vriendin van onzen Willem. Myne Dogter is zeer welvaarend, en veel blymoediger dan voor eenige maanden. Konde ik haar dit bericht mededeelen! maar ik mag niet. Onbekwaam om iets, wat ook, zonder eene groote gevoeligheid te ondervinden; en zo vooringenoomen met haaren begunstigden Vriend, wat zou 't gevolg zyn? Zou het ook wel billyk zyn, met opzicht tot haaren Vader, als ik dan nog een geheim hier van maakte? Moet ik niet in overweeging neemen, dat de Heer Renting haar bemint, haar met myne goedkeuring, en tot genoegen van haaren Vader, bemint? Ik moet noodzaaklyk met den Heer Renting spreeken: ik moet hem toetzen, wat hy zoude kunnen doen. Hy verdient wel, dat ik hem in myn vertrouwen neem, wanneer ik dat, met uitzicht op een goed gevolg, doen kan. Ik begryp ook, dat het hem zeer zwaar zal vallen, van myne Dogter afstand te doen: 't is waar, hy heeft hier alleen als Vriend verkeerd, immers van Chrisjes kant; maar hoe natuurlyk vleit zich een jong Minnaar met eene gunstige omwending in de geneegenheid van haar, die hy bemint; vooral, indien zy hem weet recht te doen, en niets, | |
[pagina 309]
| |
wat ook, met reden tegen hem kan inbrengen! Myne voornaame lectuure bestaat thans in de Brieven en Papieren, my door u verzegeld toegezonden; en vermids ik de Brieven, tusschen Leevend en mynen Zoon gewisseld, ook in bewaaring heb, zie ik zyne Historie volleediger. Hoe aangenaam zal het my zyn, u die eens in eigene handen overtegeeven! Zo rasch ik spreeken kan met myn Heer Helder, hoop ik u hier te zien. Een gezelschap als het uwe, Mejuffrouw, wordt met yver door my begeerd: mogt het voor altoos zyn! Hierover ook eens mondeling. De tyd dringt my te eindigen; doch eerst moet ik u verzeekeren, dat gy, myne waardste Juffrouw Belcour, bemind en geacht wordt door
Uwe Vriendin,
suzanna helder, gebooren van beek. |
|